20 sep Zondag 23 september: 25ste zondag door het jaar A
Samen werken in de wijngaard van de Heer
Mt 20, 1-16a
Gewoonlijk sympathiseren wij met de werkers van het eerste uur die naar onze normen onrechtvaardig behandeld worden. Zij krijgen hetzelfde uitbetaald als de laatst-aangeworvenen, ofschoon zij de hele dag werkten in de brandende hitte. Volgens ons sociaal gevoel overtreedt de landeigenaar hier de elementaire economische spelregels en is hij oorzaak van het gemor onder zijn werknemers. Meteen rijst de vraag of een dergelijk evangelie nog relevant is voor onze tijd. Niet dat wij uitblinken in rechtvaardigheid, maar wel hebben wij een sterkgevoel voor gelijkheid wanneer het onszelf betreft en een strenge eis tot eerlijkheid waar het anderen aangaat.
De manier waarop Jezus de parabel inleidt, maakt van bij het begin duidelijk dat Hij geen bepaalde sociaal-economische situatie op het oog heeft, maar wel het Rijk der hemelen. Aan de hand van een uitgedacht verhaal tracht Hij zijn toehoorders te winnen voor het levensideaal dat Hij zelf gestalte geeft en dat zijn oorsprong vindt in de droom die God koestert over de mens en zijn wereld. Hij stelt daarom de figuur van de landeigenaar voorop en beschrijft uitvoerig alles wat hij doet en zegt. Zijn gedrag is ‘ongewoon’. Hij gaat in hoogst eigen persoon naar de markt om arbeiders te huren en blijft aanwerven, ook al loopt de dag ten einde. Hij begint de betaling bij de laatsten en geeft, eersten en laatsten, hetzelfde loon. Hij spreekt de woordvoerder van de protesterende groep werklieden aan als ‘vriend’ en heeft voor heel zijn handelswijze slechts één verklaring: grenzeloze goedheid. Wie anders dan zijn Vader kan Jezus hier bedoelen? Alleen God is in staat tot zoveel liefde. Alleen Hij is zo loyaal dat Hij alle mensen uitnodigt om te werken in de wijngaard van de wereld. Hij kan niemand missen. Hij heeft iedereen nodig om zijn scheppingswerk verder te zetten, ongeacht de omvang van zijn mogelijkheden of de kwaliteit van zijn geloof. Hij stelt geen voorwaarden en is tevreden met de kleinste inzet, wanneer deze maar gebeurt vanuit dezelfde goedheid die Hem zo kenmerkt.
Voor ons is het bevrijdend dergelijke woorden te mogen horen. Het betekent dat wij, alvast in Gods ogen, meetellen. Hij maakt geen onderscheid tussen eersten en laatsten, tussen sterken en zwakken. Door ons in het leven te roepen, toont Hij dat Hij ons persoonlijk liefheeft. Door ons te engageren, geeft Hij te kennen dat Hij ons vertrouwt. Door ons te omringen met zijn genade, laat Hij zien hoe bekommerd Hij is om ons geluk. De goedheid van de landeigenaar overheerst dus heel het verhaal. Stemmen wij ons hart af op Gods bedoelingen?
Padre Nikolaas Devynck o.s.b. Infra Antenne Noord 8200 Brugge-Sint-Kruis
Matteüs 20:1-16a
Het Woord van God
In die tijd vertelde Jezus de volgende gelijkenis: ‘Met het rijk der hemelen is het als met een landeigenaar die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens voor een tienling per dag en stuurde ze naar zijn wijngaard. Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkeloos op de markt staan tot wie hij zei: ‘Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is.’ En zij gingen. Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde. Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: ‘Wat staat ge hier heel de dag werkeloos?’ Ze antwoordden hem: ‘Niemand heeft ons gehuurd.’ Daarop zei hij tot hen: ‘Gaat ook gij naar mijn wijngaard.’
Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: ‘Roep de arbeiders en betaal hun uit, te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten.’ Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een tienling; toen nu ook de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen tienling. Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden: ‘Dezen hier, die het laatst gekomen zijn hebben maar één uur gewerkt, en gij stelt ze gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen.’ Maar hij antwoordde een van hen: ‘Vriend, ik doe u toch geen onrecht? Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een tienling? Neem wat u toekomt en ga heen. Ik wil aan degene die het laatst gekomen is evenveel geven als aan u. Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies, of zijt ge kwaad omdat ik goed ben? Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.’
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.