20 okt Zondag 23 oktober: 30ste zondag door het jaar
Ik en mezelf
Lc 18, 9-14
In het evangelie van deze week treden opnieuw twee contrastfiguren naar voor, ditmaal een Farizeeër en een tollenaar. Beide mannen staan in de joodse samenleving, ver van elkaar verwijderd. Farizeeën leven als modelgelovigen. Zij onderhouden de Wet met een uiterste nauwkeurigheid en aanzien dit als de enige weg om tegenover Jahwe ‘in orde’ te zijn. Tegenover doodgewone mensen toe zijn ze veeleisend. Talloze minutieus uitgestippelde geboden en verboden scheppen ze een klimaat van angst en dwang, dat velen verhindert voluit te leven. Tollenaars staan bekend om hun afpersing en oplichterij. Hun samenwerking met de Romeinse bezetter wordt hen uiterst kwalijk genomen. Volgens de publieke opinie zijn zij ‘zondaars’, gebrandmerkt voor altijd.
Deze gelijkenis kennen wij vrij goed. Meestal gaat onze sympathie uit naar de tollenaar en verdenken wij de Farizeeër van hoogmoed en hypocrisie. Ook hier is de realiteit complex en de betekenis veelzijdig. Traditioneel wordt de verhouding tussen Jezus en de Farizeeën negatief belicht. Farizeeën worden huichelaars, witgekalkte graven genoemd. Het leven van de Farizeeër uit de parabel ziet er beter uit dan dat van de tollenaar. Hij is geen rover, echtbreker of bedrieger. Hij is een vroom man, hij gaat naar de tempel en bidt met opgeheven hoofd. Op grond van de feitelijkheid is hij een ‘rechtvaardige’, de ander een ‘zondaar’.
Jezus’ oordeel aan het einde van de gelijkenis valt buiten elke verwachting. Hij verkiest de tollenaar boven de Farizeeër en besluit met de paradoxale woorden:”‘alwie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden” (v.14). Volgens de opvattingen van die tijd hoort de tollenaar niet thuis in de tempel. Zijn situatie is religieus gezien uitzichtloos, zijn schuld onherstelbaar. Toch trekt het ‘heilige’ hem aan en gaat hij bidden. Hij durft zijn ogen niet opheffen naar de hemel, omdat hij weet dat hij verkeerd leeft. Hij heeft aan Jahwe niets aan te bieden, behalve zijn onrechtvaardige praktijken en het besef van zijn zondigheid. Het enige wat hem rest is Gods barmhartigheid afsmeken. De man bidt en smeekt, hoopt en vertrouwt. De Farizeeër is meer dan in orde en kan zonder schroom zijn hoofd opheffen. Ondertussen verliest hij twee zaken uit het oog. In plaats van God te danken om alles wat hij van Hem ontvangt, prijst hij zichzelf. Bovendien zet hij zijn eigen voortreffelijkheid in de verf door minachtend over de tollenaar te spreken en mist elk aanvoelen van eigen beperktheid en heeft geen nood aan bekering en vergeving. Heden schudt Jezus mensen wakker en brengt ze tot inzicht.
Padre Nikolaas Devynck o.s.b. Infrastructuur Antenne Noord Sint-Kruis - Brugge
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.