Zondag 22 mei: zesde paaszondag

Zondag 22 mei: zesde paaszondag

“Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef ik u”,

zegt Jezus tot zijn leerlingen in het evangelie van deze zondag.

We horen deze woorden in elke eucharistieviering.

Vooraleer we Jezus ontvangen in brood en wijn,

bidden we Hem opdat ook wij mogen delen in de belofte

die Hij aan zijn leerlingen heeft gedaan.

We vragen Hem om diepe vrede in het hart

en bidden Hem om eenheid.

Laten we ons hart klaar maken,

opdat de vrede van de Heer ons kan bewonen

en opdat ook wij meer en meer

instrumenten van zijn vrede kunnen worden.

 

Hierna volgt de wekelijkse bezinningstekst van padre Nikolaas Devynck bij de bijbellezingen van deze zondag:

 

God wil bij mensen wonen

                                                                                                    Hnd 15, 1-2.22-29

 

In deze tijd na Pasen laten de lezingen ons van dichtbij de geboorte van de Kerk meemaken. Jezus’ dramatisch levenseinde heeft de kring van leerlingen die zich rondom Hem gevormd had uit elkaar gerukt. Eén onder hen, Judas, heeft zijn Meester verraden. De anderen zijn gevlucht en keren na zijn dood terug naar Galilea. Doch, het is de Verrezene zelf die hen opnieuw bijeen brengt en die hen op weg helpt om een levende gemeenschap te worden in wie zijn Woord gestalte krijgt.
Week na week heeft Lucas ons in de Handelingen verteld over dit prille begin. Misschien is het beeld dat hij schetst wat te ideaal, maar toch mogen we aannemen dat het gezamelijk gebed, de zorg voor de armen, de verkondiging van het evangelie en de onderlinge liefde de pijlers zijn waarop Petrus, Johannes, Filippus, Paulus en de verschillende christelijke gemeenten gegrondvest hebben. Wordt dit dan de omschrijving van wat wij ‘Kerk’ noemen? Eigenlijk niet. Ofschoon al deze aspecten uit het leven ven de eerste christenen in zekere mate terug te vinden zijn in de gelovige gemeenschappen van vandaag, toch is dit enkel maar de buitenkant van een werkelijkheid, die ons tegelijkertijd overstijgt en omvat. Het is het zichtbare deel van een mysterievol gebeuren dat alles te maken heeft met Jezus’ aanwezig zijn in het hart van mensen.
In zijn brief aan de Kolossenzen vat Paulus zijn geloof in Jezus samen. Hij noemt Hem daarin ‘het Hoofd van het lichaam dat de Kerk is” (1, 18). De verbondenheid tussen de Verrezene en alleen die in Hem geloven is zo intens dat de apostel deze groep van mensen aanziet als “het lichaam” van de Heer. Het is een veelzeggend beeld. Het verwijst niet alleen naar een nieuwe vorm van gemeenschap die na de verrijzenis ontstaan is, het geeft ook aan Jezus’ nabijheid een blijvend karakter. Niet één keer is Hij levend aanwezig geweest te midden van de zijnen, sinds Pasen woont Hij definitief onder ons. Noch Hijzelf, noch zijn Vader dragen zorg voor de mens en zijn wereld vanuit de hoogte. Zijn doen dit in het hier en nu van vandaag, doorheen mannen en vrouwen, in wie de boodschap van het Koninkrijk een concrete gestalte krijgt. De Kerk kan je dus om twee redenen het ‘lichaam’ van Christus noemen. Zij is het omdat Jezus zich totaal met haar vereenzelvigd heeft. Zij is het omdat zij altijd opnieuw zijn levens voorbeeld en zijn zending probeert door te geven en te belichamen in de realiteit waarvan zij deel uitmaakt. Wellicht ligt hier de verklaring voor de vreugde en het enthousiasme waarmee de elf na Pinksteren naar buiten treden.
Padre Nikolaas Devynck o.s.b.
Infrastructuur Antenne Noord
Sint-Kruis- Brugge

 

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.