ASWOENSDAG

ASWOENSDAG

Joël 2, 12-18 – 2 Kor. 5, 20-6, 2 – Mt. 6, 1-6.16-18

                                        ‘Onderweg’ zijn we allemaal

Op Aswoensdag treden wij het voorportaal van de veertigdagentijd binnen en maken wij ons klaar voor onze paastocht. Toekomende zondag gaan de poorten wijd open en zien wij vóór ons reeds de eerste sporen van het morgenlicht van de verrijzenis. Wij gelijken wat op een middeleeuwse pelgrim die binnentreedt in het kerkgebouw en onder de indruk komt van de stralende lichtkrans die het koor omgeeft. Staande in het donker, begeeft hij zich op weg naar het licht. Soms via een doolhof die in de vloer is uitgetekend om hem te herinneren aan de kromme paden van zijn zondigheid en aan de noodzakelijke boete. Deze beschrijving is slechts een voorbeeld om aan te geven hoe symbool geladen de tijd tussen Aswoensdag en Pasen is. Vaak gebruikt men ook het thema van de ‘weg’. De veertig dagen herinneren aan de woestijntocht van Israël. In de evangelielezingen gaan wij met Jezus en de leerlingen mee naar Jeruzalem. ‘Onderweg’ zijn wij allemaal. Wij leven van dag tot dag, van situatie tot situatie. Vroeg of laat valt de avond over ons bestaan.
Toch gaan mensen in de bijbel niet alleen op weg. Evenzeer wordt er gesproken over de ervaring van ‘thuiskomen’. Abraham verlaat Ur in Chaldea en gaat naar het gebied dat Jahwe hem aanwijst. Mozes leidt het volk uit Egypte en maakt met hen de tocht naar het Beloofde Land. Wanneer de Joden in ballingschap zijn, spreken profeten over een terugkeer naar Jeruzalem, de heilige stad van Jahwe. Bij de profeet Joël neemt God zelf het initiatief. Hij roept het volk op naar Hem terug te keren, wat er ook gebeurt. Zij hoeven niet angstig te zijn. Er wacht hen geen vernietigend oordeel. Jahwe die tot hen spreekt, is immers vol liefde en barmhartigheid (Joël 2, 13). Hij rekent hen het kwade niet aan en eist evenmin dat zij zijn genade verdienen. Zijn enige bekommernis is, dat zij de weg naar Hem terugvinden, dat het verbond tussen Hem en het volk hersteld wordt. Paulus schrijft in dezelfde zin aan de christenen van Korinte. Hij is ervan overtuigd dat Gods mildheid onze vraag om vergeving voorafgaat. De verzoening wordt ons aangereikt in alle gratuïteit. Hij spreekt zelfs van een gunstige tijd. “Zorg ervoor dat je zijn genade niet tevergeefs ontvangt” (2 Kor. 6, 1), voegt hij er ietwat ongerust aan toe. Ga geen eigen weg. Gedraag je niet als een vreemdeling, als je dicht bij huis bent. Keer je om met heel je hart.
De veertigdagen tijd is de gunstige tijd om te bidden voor mensen die in zak en as zitten, die geen uitweg meer zien, alle hoop verloren hebben. Voor mensen, dichtbij en veraf, die gebukt gaan onder ondraaglijk lijden: dat zij uit hun as verrijzen.
Padre Nikolaas Devynck o.s.b.
Infrastructuur Antenne Noord
Sint-Kruis – Brugge

 

Hoop

 

Ontketen in mij de hoop.

Geef mij de kracht om gaande te blijven.

Behoed mij op al uw wegen.

Stuw mij en richt mij op

dat ik niet vastloop.

 

Dat ik mij niet verzoen

met het bestaande,

de heersende feiten.

Dat ik niet berust in rijk en arm,

in ongerechtigheid.

Dat ik mij niet voeg

in die kringloop van kwaad tot erger.

 

Ontketen in mij de hoop.

Geef mij de kracht

om zout der aarde

en licht der wereld te zijn.

K. Harte

Als afsluiting voor deze Aswoensdag nog een tekst afkomstig van aalmoezenier Erwin VILAIN:

Het gedicht sterft niet omdat het geleefd heeft: het is uitdrukkelijk gemaakt om uit de as te herrijzen en voor onbepaalde tijd weer te worden wat het is geweest. (Paul VALERY)

Door ons te inspireren door de betekenis van de as van paus Franciscus: “In de loop der eeuwen en duizenden jaren zijn we op doorreis, stof in het heelal. Maar we zijn stof geliefd door God”.

Deze woensdag stellen we voor: de christen sterft niet omdat hij geleefd heeft, hij is gemaakt om uit de as te herrijzen en weer te worden wat hij net is geweest.

Een man wiens naam in de palm van de Heer staat, een man, onder het oog van God en oneindig geliefd door God.

 

 

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.