Uitdagingen voor de religieuze bijstand binnen Defensie

Uitdagingen voor de religieuze bijstand binnen Defensie

Deze bijdrage van Vicaris-generaal en opperaalmoezenier Johan VAN DEN EECKHOUT is verschenen in het Belgisch Militair Tijdschrift, Nr.6, juni 2013, blz.95-101.

De diep ingrijpende veranderingen op politiek en militair vlak in de Westerse samenlevingen en in de hele wereld doen hun invloed gelden op de religieuze bijstand binnen Defensie.  Overal in Europa worden legers geherstructureerd en aangepast aan nieuwe uitdagingen op het vlak van veiligheid en risicobeheersing. Van de militairen wordt verwacht dat zij in een snel evoluerende wereld voldoen aan de hen toevertrouwde nieuwe opdrachten en taken. De publieke opinie is zich niet altijd bewust van de gestelde verwachtingen waaraan de militairen in de uitoefening van hun ambt dienen te voldoen. Terwijl in de periode van de Koude Oorlog de militair zijn identiteit opbouwde op basis van een defensief ingestelde houding met het oog op het beschermen van de eigen vrije, democratische en welvarende Westerse samenleving, wordt van de hedendaagse militair gevraagd dat hij een vredebewarende of vredeopbouwende ingesteldheid ontwikkelt die hem inzetbaar maakt binnen conflictgebieden die cultureel zeer verschillend zijn van de eigen levensomgeving. Hierbij ligt de nadruk op internationale samenwerking en solidariteit in respect voor lokale gebruiken, gevoeligheden en godsdiensten. De motivatie tot inzet vandaag cirkelt rond het uitdragen van waarden als gelijkheid, broederlijkheid en vrijheid naar culturen die leiden onder zware interne conflicten en onvrede die een normaal menselijk samenleven onmogelijk maken.

De religieuze bijstand begeleidt de militairen in deze nieuwe operaties die gekenmerkt worden door humanitaire operationele inzet. Hiertoe dient zij haar eigen organisatie en pastorale zending voortdurend te herdenken en te evalueren om te zien hoe zij als ‘Kerk onder soldaten’ het best kan bijdragen tot het uitdragen van de vrede. Haar zending is gebaseerd op Godsvertrouwen en diepe medemenselijkheid. Tevens weet zij zich verankerd in de wereldkerk die in een    tekst uit het Tweede Vaticaanse Concilie zegt: ‘Zij die als soldaat in dienst staan van het vaderland, zijn dienaars van de veiligheid en vrijheid van de volkeren.  Als zij deze dienst op een juiste wijze vervullen, leveren zij werkelijk een bijdrage tot de bestendiging van de vrede.’ (Gaudium et Spes 79)

De Belgische katholieke aalmoezeniersdienst

De positie van de katholieke aalmoezeniersdienst wordt geregeld door een Koninklijk Besluit uit 1927. Het is een unilateraal document vanuit de Belgische Staat die toestaat dat er binnen Defensie aalmoezeniers functioneren met respect voor de scheiding van Kerk en Staat. Aalmoezeniers worden aangeduid door de Kerkelijke Overheid en op voordracht van de Minister van Defensie benoemd door de Koning. Zij worden tewerkgesteld als burgers maar hebben de toestemming het militair uniform te dragen met eigen kentekens. Hun taak bestaat erin “de uitoefening van de eredienst te verzekeren en morele steun vanuit de godsdienst te verschaffen” (KB 1927 Art. 1)

Na Wereldoorlog II concentreerde de aalmoezeniersdienst zich op het verlenen van geestelijke en morele steun aan de tienduizenden Belgische militairen die gekazerneerd en gehuisvest waren in Duitsland.  De aalmoezeniers voorzagen ook in de gedegen opvang van vele dienstplichtigen. Naast het aalmoezenier zijn binnen de kazernes en eenheden was er ook de uitbouw van militaire parochies voor de militairen en hun families die ter plaatse verbleven. In België betrof de pastorale inzet de militairen in de kazernes en eenheden te lande en de aandacht voor de dienstplichtigen die in België hun militaire dienstplicht vervulden. De buitenlandse activiteiten van het Belgische leger beperkten zich in deze tijd, naast die in Duitsland, tot korte deelname aan en enkele interventies in Korea en Congo. Ook hier namen aalmoezeniers deel aan de operaties.

Met de val van het IJzeren Gordijn in 1989 kwam er een grote heroriëntering van de Belgische Defensie. De verplichte legerdienst werd opgeschort, de getalsterkte werd gereduceerd en de activiteiten richtten zich op vredesmissies in Afrika en ex-Joegoslavië.  De aalmoezeniersdienst onderging mee de veranderingen waarin de Belgische Defensie was terechtgekomen. Het aantal aalmoezeniers werd van 100 terug gebracht naar 34. De padre’s die in Duitsland werkten, kwamen terug naar België en werden in Belgische kazernes tewerkgesteld. Zij vonden hier een totaal nieuwe situatie: er waren nauwelijks militaire parochies en tijdens de weekends waren de kazernes nagenoeg leeg. Hun pastorale inzet verlegde zich naar een deelname aan de humanitaire operaties in Afrika en ex-Joegoslavië. Het werden langdurige zendingen van vier tot zes maanden die een soepele ingesteldheid en een degelijke fysieke conditie vergden. Een deel van de aalmoezeniers vonden een nieuwe adem in deze inzet en concentreerden zich op de geestelijke en morele begeleiding van de troepen op missie. Anderen konden moeilijker om met deze nieuwe toestand en geraakten niet ingeschakeld in de zendingencyclus. Zij voelden zich niet opgewassen tegen de opdrachten ondanks de mogelijkheden tot voorbereiding of kregen te kampen met gezondheidsproblemen die hen niet langer toelieten hun soldaten te begeleiden in soms barre werk- en levensomstandigheden. Zij zetten zich verder in op het thuisfront in de begeleiding van militairen en hun families, organiseerden in het kader van de zendingen mee familiedagen en bleven ter beschikking voor plechtigheden en vieringen te lande. Hun pastorale inzet bleef, ondanks niet-deelname aan de buitenlandse opdrachten, zinvol en gewaardeerd.

In het kader van nieuwe legerhervormingen werd in een KB van 2003 het aantal katholieke aalmoezeniers teruggebracht tot 14. De katholieke aalmoezeniersdienst werd ondergebracht in een nieuwe structuur (Well Being) en zou voortaan samen met de protestantse en Israëlitische aalmoezeniersdienst en met de nieuw opgerichte dienst van morele consulenten, functioneren als Dienst voor Religieuze en Morele Bijstand (DRMB).  Dit betekende het einde van de katholieke aalmoezeniersdienst als onafhankelijke dienst. Er werd een werkgroep opgericht om de DRMB te laten functioneren binnen een nieuw op te richten psychosociaal platform waar alle actoren die instaan voor de fysieke en mentale integriteit van de militair, zoals dokters, psychologen, sociaal assistenten en vertrouwenspersonen, zouden gaan samenwerken. Dit platform evolueerde intussen tot het concept ‘psychosociale steun’ binnen Defensie dat zijn plaats vindt in het bredere kader van de Wereldgezondheidsorganisatie. Deze definieert de gezondheid als ‘de toestand van lichamelijk, emotioneel, geestelijk en sociaal welbevinden – en niet uitsluitend de afwezigheid van een ziekte of een gebrek’ (Wereldgezondheidsorganisatie, 1974).

 

 

Een nieuwe situatie voor de religieuze bijstand

Binnen de psychosociale steun wordt de geestelijke peiler op een specifieke wijze geduid.  Hij dient zijn godsdienstige verankering (voor de katholieke aalmoezeniersdienst is dit de Rooms-katholieke godsdienst) te overstijgen naar het begeleiden van militairen in de existentiële vragen die eigen zijn aan zijn of haar actuele militaire inzet. Hij dient mee zorg te dragen voor een goede integratie van de persoonlijke waarden die elke militair, gelovig of niet, in zijn of haar leven opbouwt binnen de operaties van vrede en veiligheid die Defensie tot zijn kerntaak rekent. Hij dient er op toe te zien dat elke militair op een evenwichtige, constructieve en zinvolle manier kan functioneren en als dusdanig mee instaat voor het slagen van de zendingen die hem of haar worden opgedragen.  De geestelijke steun heeft dus een positieve roeping tot bijdrage aan het welzijn van de militairen, en wordt gevraagd ook bij te dragen tot een geest van cohesie binnen de groep en een ondersteunen van het militaire leiderschap. In het bijzonder wordt de religieuze bijstand gezien als een sleutelgebeuren in geval van ernstige gebeurtenissen waarbij gewonden en doden zijn te betreuren en waar gepaste rituelen en het aanbrengen van duiding en zingeving mee instaan voor het opnieuw goed laten functioneren van de betrokken militairen binnen een zending of binnen een eenheid.

Katholieke aalmoezeniers kunnen hun pastorale opdracht, die hen is toevertrouwd vanuit de Kerkgemeenschap, vervullen binnen dit vernieuwde concept van de psychosociale steun. Het vraagt flexibiliteit, creativiteit en openheid op de mede-actoren in het psychosociale proces. Terwijl de aalmoezeniers vroeger als padre, als ‘vader’, van een kazerne werden beschouwd die overal aanwezig was bij het lief en leed in het leven van alledag, evolueren zij nu meer naar functionele religieuze actoren, die ten allen tijde klaar staan om existentiële crisissen bij militair personeel op te vangen en te begeleiden, in samenspraak met militaire verantwoordelijken, maar ook met dokters, psychologen en vertrouwenspersonen.  Terwijl zij vroeger een ruim werkveld bestreken en enigszins als ‘generalist’ het leven in een eenheid mee kleur gaven, worden zij nu meer ‘specialist’ en als geestelijk raadgever ingeschakeld bij specifieke gebeurtenissen.

Deze nieuwe opdracht voor de aalmoezeniers past volledig in het transformatieplan van Defensie dat in de Politieke Oriëntatienota van juni 2008 werd opgestart en nu praktisch voltooid is. Het plan voorziet in inzetbare, goed uitgeruste eenheden die op hun maximale personeelscapaciteit staan, met het oog op het volbrengen van de core business van Defensie: operaties voor vrede en veiligheid binnen internationaal verband (De transformatie voorbij: rol van de Belgische Defensie in een hypercompetitieve omgeving. Toespraak van de heer Pieter De Crem, Minister van Landsverdediging voor het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie op 30 mei 2011).

Aanwezigheid van aalmoezeniers: kansen en positieve bijdrage

De religieuze bijstand binnen Defensie dient zich te richten op deze operaties. De aalmoezeniersdienst kan een positieve en gewaardeerde bijdrage leveren aan de psychosociale steun zoals Defensie die voorziet. Maar tegelijkertijd overstijgt hij die ook: hij doet ook méér. Hij weet zich immers in zijn inzet gezonden vanuit de Kerkgemeenschap in de persoon van de legerbisschop die hem de opdracht toevertrouwt de Blijde Boodschap te verkondigen, verzoening te bewerkstelligen en vrede onder mensen te stichten. Dit gebeurt niet alleen doorheen zijn inzet als vertrouwenspersoon, waarbij militairen en burgers werkzaam binnen Defensie, van alle rang en stand, en hun families bij hem terecht kunnen met hun vragen en noden, hun vreugdes en aspiraties, maar ook doorheen het vieren van sacramenten, zoals de eucharistie. Hij is aanwezig op de mooie momenten in het leven, zoals bij doopsels, vormsels en huwelijken. Hij is present op droevige ogenblikken in het bestaan zoals bij lijden, ziekte en dood. Hij blijft beschikbaar 24 uur per dag en beperkt zich niet tot een nine-to-five-job, die momenteel vaak de ingesteldheid is geworden van de doorsnee militair en burger die binnen Defensie werkt buiten de operaties en de trainingsoefeningen.

 

 

Tijdens zendingen

De aalmoezenier op zending weet zich als padre en vertrouwenspersoon verbonden met het hele detachement. Hij bouwt aan goede inter-persoonlijke relaties, waarbij hij aandacht heeft voor een hechte groepscohesie doorheen vriendschap en verzoening. Hij bemiddelt in conflicten die zich kunnen voordoen binnen een sectie of een peloton, tussen soldaten onderling of tussen kader en soldaten. Zo is hij een brugfiguur tussen de verschillende geledingen binnen een detachement op missie en is hij een gewaardeerde raadgever voor de commandant. Deze raad betreft niet alleen menselijke kwesties, maar ook religieuze zaken. Hij is thuis in de religieuze sfeer en is ook gevormd in de kennis van andere godsdiensten naast de katholieke godsdienst (islam, orthodox…). Zo draagt hij bij tot een goede kennis van de religieuze gevoeligheden waar rekening dient mee gehouden te worden tijdens een zending in culturen die verschillen van de Westerse cultuur.  Hij is zodoende bemiddelaar in de interreligieuze dialoog en zal niet nalaten contacten te leggen met religieuze verantwoordelijken binnen vreemde culturen.  Dit alles met het oog op een goede inzet van de militairen ten dienste van de vrede en de veiligheid en het slagen van de vredesopdracht.

Als er tijdens een missie gewonden of doden zijn te betreuren, zal hij als aalmoezenier gewonden bijstaan en steunen, doden met gepaste eer omgeven en hierbij de passende vereiste begeleiding voorzien voor het detachement dat worstelt met zinvragen en gevoelens van pijn en verlies. Hier blijft hij gespecialiseerd in het houden van rituelen waarbij op integere wijze afscheid wordt genomen van slachtoffers of moed wordt ingesproken met het oog op een verder goed functioneren van de militair op zending. Hij zal dit ook doen in internationaal verband ten dienste van andere naties in het bijzonder als er geen eigen aalmoezeniers in de buurt zijn. Dit alles gebeurt in het kader van onderlinge solidariteit en steun.

Ten slotte verzorgt de aalmoezenier de eredienst voor gelovige militairen die niet in de mogelijkheid zijn hun godsdienst op missie te beleven. De gelovige militairen hebben recht op religieuze vieringen en appreciëren sterk de aanwezigheid van de padre op dit vlak.

In België

Op het thuisfront houdt de aalmoezenier contact met de families van de militairen op zending en bemiddelt hij bij familiale problemen of geeft steun aan familieleden, partners, kinderen, ouders en vrienden die kunnen worstelen met de afwezigheid van een partner, kind, vader, moeder of vriend(in).

Hij staat in voor herdenkingsplechtigheden of uitvaarten van militairen die omkomen tijdens een zending en waarvan met de nodige militaire eer afscheid wordt genomen. Hij heeft ook zijn plaats in de rouwverwerking van familieleden. Hij is ook beschikbaar voor vaderlandslievende en oudstrijders-verenigingen die een beroep op hem doen in het kader van herdenking en herinnering.

De aalmoezenier engageert zich binnen militaire scholen, opleidingscentra en eenheden met het oog op een goede voorbereiding van militairen voor humanitaire opdrachten. Hij motiveert, ondersteunt en draagt bij tot ethische en religieuze inzichten en vorming, ten dienste van een goede inzet in het buitenland. Hij is hier ook een bemiddelaar in conflicten, een brugfiguur tussen de verschillende geledingen van een eenheid en is raadgever voor de commandant.

Moeilijkheden

Gegeven het lage aantal plaatsen voor aalmoezeniers binnen Defensie, 14 momenteel wat betreft de katholieke aalmoezeniers, is het onmogelijk om alle kazernes, laat staan eenheden, van een aalmoezenier te voorzien.  Aalmoezeniers dienen hun beschikbare tijd te verdelen over verschillende kazernes en eenheden. Dit laat niet altijd toe om een goede voldoende vertrouwensband met alle aanwezige militairen uit te bouwen. Voor de eenheden die op operatie zijn, is het ook niet langer mogelijk een padre te voorzien die de hele periode van inzet aanwezig is. De strenge eisen die aan militairen worden opgelegd op het vlak van een goede fysieke en mentale conditie, worden ook opgelegd aan de aalmoezeniers die op zending willen vertrekken. Dit houdt in dat slechts een deel van de 14 aalmoezeniers in actieve opdracht, effectief op zending kunnen gaan.

Budgettaire beperkingen binnen Defensie laten niet toe dat er een verhoging van het aantal plaatsen voor aalmoezenier komt. Het dalend aantal priesterroepingen en de kleiner wordende groep actieve priesters binnen de Belgische Kerkgemeenschap, verminderen ook de mogelijkheid om jonge en in het buitenland inzetbare padre’s aan te werven. Intussen dienen zich wel gehuwde diakens en theologisch gevormde leken aan om als aalmoezenier binnen Defensie te functioneren. De katholieke aalmoezeniersdienst houdt zich in die zin zo operationeel mogelijk om binnen de Dienst voor Religieuze en Morele Bijstand, zijn zending ten dienste van de vrede verder te zetten binnen Defensie.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.