“We hebben nood aan een staten-generaal van de media.” Een interview met Kerk + Leven hoofdredacteur Toon Osaer

“We hebben nood aan een staten-generaal van de media.” Een interview met Kerk + Leven hoofdredacteur Toon Osaer

100 keer Om en Rondom, dat moet op een bijzondere manier ook in het tijdschrift tot uiting komen, zo vonden wij zelf. En we trokken naar iemand die verstand heeft van Kerk en media: oud-woordvoerder en huidig hoofdredacteur van Kerk+Leven Toon Osaer.

 

Smit Wim

2/2005

In een niet eens zo lang vervlogen tijd was hij jarenlang woordvoerder van Kardinaal Danneels, en in die hoedanigheid een bekend gezicht in Vlaanderen. Toen hij eigenlijk al aan zijn nieuwe job begonnen was, als hoofdredacteur van ‘Kerk + Leven’, nam hij onverwacht nog even zijn oude vertrouwde taak in de schaduw van de kardinaal op toen Paus Johannes Paulus II overleed. Het waren hele drukke tijden waarin hij van interview naar interview holde, van de ene camera naar de andere microfoon.
Ondertussen ligt ook dat alweer enige maanden achter ons, en de oud-perschef is nu definitief de gangmaker achter ‘Kerk + Leven’. Een soort van collega dus van de stille werkers achter elke nieuwe ‘Om en Rondom’. We zochten al langer een goede reden om Toon Osaer eens voor onze eigen microfoon te lokken; en het honderdste nummer van dit tijdschrift leek ons een ideale gelegenheid. Niet aarzelen dus, en opstomen richting Heverlee, waar Toon ons op zijn eigen innemende en vriendelijke manier bij zich thuis ontvangt. Wij daarentegen vallen meteen met de deur in huis…

Meneer Osaer, u bent 17 jaar perswoordvoerder geweest van de kardinaal en ongeveer 8 jaar ook woordvoerder van de bisschoppenconferentie. Was dat een hectische stiel? En was die te combineren met uw gezinsleven, want u hebt toch vier kinderen?

Wel, zeker het was hectisch, dan toch in die zin dat het onvoorspelbaar was. Eigenlijk moet je daar 24 uur op 24 mee bezig zijn, want de media die slapen bij wijze van spreken niet. In crisismomenten bijvoorbeeld kan het zijn dat je wordt opgebeld door mensen van Voor de Dag (vrt-radio, nvdr.). Maar ook in het weekend; ik herinner mij toen er problemen waren met Jos Verstraeten, dat was uiteraard ook op zondagen. En dan kwamen ze hier voor de deur staan om meteen iets op te nemen. In die zin was het zeker toch intensief, omdat de media toch een deel zijn geworden van onze cultuur, die zelfs voor een deel mee bepalen. Je moet dus ook constant attent zijn op wat er leeft in de media, om voor een stuk toch ook te anticiperen op wat je ziet gebeuren. Het is dus inderdaad zeer arbeidsintensief.

In welke zin hebt u doorheen de jaren de media zien veranderen?

Ik zou hier drie dingen willen onderscheiden. In de eerste plaats was er, toen ik begon, wat men zou kunnen noemen ‘gekleurde media’. De Gazet van Antwerpen was katholiek, en De Standaard had toen een duidelijk christelijk profiel. Dat heb ik zien evolueren tot de media geen kleur meer hadden. Meer zelfs, er is ook een soort van anti-klerikale periode geweest. Maar ik denk dat we daar ondertussen wel door zijn.
Een tweede belangrijke evolutie is de snelheid waarmee alles moet gebeuren in de media. En dat is iets waar we toch wel iets waar we rekening moeten mee houden als we bedenkingen hebben bij de manier waarop de media het aanpakken ten opzichte van de concurrentie. Ik heb VTM en VT4 zien opkomen, en ik heb gemerkt hoe dat toch gezorgd heeft voor toenemende druk. Heel concreet: als ze je vroeger belden en je zei ik bezorg je morgen het antwoord, dan keek niemand daar van op. Maar als je nu zegt dat je hen het antwoord binnen twee uur zal bezorgen dan zeggen ze: ‘Ja, maar we zouden het nu moeten hebben, want we zijn aan het uitzenden’.
Een derde aspect dat veranderd is, dat is dat het ook veel meer in oneliners gebeurt. Veel minder uitgediept, want alles moet heel snel gaan. Mensen zijn ondertussen ook al zo’n stuk opgegroeid dat ze niet langer dan 90 seconden hun aandacht bij een item kunnen houden. Dat wil dus ook zeggen dat wat je te zeggen hebt, veel gecondenseerder, veel gebalder moet zijn, en dat je dus veel minder ruimte hebt om nuances aan te brengen. En dat is iets dat voor ons wel negatief is, want als je over geloof en zingeving spreekt, daar komt daar toch wel enige nuancering bij te pas. Het is niet zomaar ‘ja’ of ‘neen’, maar ook vaak ‘ja, maar’ of ‘ja, maar ook dat’. En dat zijn dingen waarvan het veel moeilijker is geworden om het vandaag de dag te laten doorklinken.
Aan de andere kant is iets wat ik ook heb gemerkt de toenemende vervreemding van alles wat met zingeving en religie te maken heeft. Vroeger had je bij de media nog specialisten, nu kan je bij wijze van spreken sportverslaggevers hebben die zich met dat thema bezighouden omdat ze toevallig vrij waren op dat moment. Dat is toch wel opmerkelijk, want er is niemand die het in z’n hoofd zal halen om iemand naar een tennismatch te sturen wanneer die niet het verschil tussen pakweg een tie-break en duece kent. En dat is voor ons toch wel echt een moeilijkheid, precies omdat we een heel specifieke taal gebruiken, een specifiek jargon. En dan hebben we nog onze specifieke verhalen en traditie.

Dat heeft dan toch wel zo z’n gevolgen?

Jazeker, maar ik schroom mij een beetje om een steen te smijten naar de journalisten, omdat ze toch ook slachtoffer of product zijn van de omgeving waarin ze werken. De omgeving eist nu eenmaal dat er spooks zijn, dat een artikel geen volle bladzijde meer is, dus mag je dat ook niet alleen de journalist kwalijk nemen. Maar het heeft heel zeker tot gevolg dat dingen soms verkeerd worden voorgesteld, en doen er zich zelfs wel eens lachwekkende dingen voor. We hebben daarop ingespeeld door een repertorium uit te geven, informatie te bieden via de website… Maar eigenlijk zijn dat maar lapmiddelen, want eigenlijk zou je toch mensen moeten hebben die in staat moeten zijn om die kennis te verwerven. Verder was vroeger 90% van de bevolking katholiek en dus vertrouwd met het verhaal van de kerk, terwijl er nu een vervreemding is opgetreden die een algemeen-culturele dimensie heeft. Er zijn dus toch verschillende aspecten die daar in meespelen.

Maar heel concreet, toen Paus Johannes Paulus II overleed, doken plots van overal zogenaamde ‘Vaticaankenners’ op. Mensen die anders zelden of nooit met religieuze thema’s bezig zijn. Zo ontstond er ook een zeer negatief beeld bijvoorbeeld van Ratzinger toen die tot de nieuwe paus werd verkozen; een beeld van een streng en conservatief man, terwijl hij toch ook zeer wijze dingen heeft geschreven. Stoort u dat dan niet?

Ja, maar dat is een probleem dat niet alleen speelt in religieuze aangelegenheden. Dat is iets wat ook geldt in politieke verslaggeving bijvoorbeeld. Ik heb me getroost toen ik zag hoe de hele vaudeville in de VLD werd gebracht. Dan denk ik dat we als Kerk toch ook niet te zeer aan de klaagmuur mogen gaan staan. Want de manier waarop men dat heeft aangepakt is op z’n minst nog twee graden erger. Dat heb je natuurlijk met mensen die denken de materie te kennen. Maar dat heb je ook met mensen die een boekje schrijven over Benedictus; en als ik dan zie wat die op tv komen zeggen, dan denk ik toch ook soms: ‘Weet jij eigenlijk wel waarover je aan het spreken bent?’. Het is ook een beetje een nevenverschijnsel van onze BV-cultuur in Vlaanderen. Iemand die twee keer op tv en drie keer op de radio komt, is een BV, en wordt meteen specialist verklaard in de materie. En vooral daar ben ik kritisch tegenover. Het is jammer dat ook zij niet kritisch worden aangepakt, maar dat heeft natuurlijk alles mee te maken dat ook de ondervragende journalist niet goed weet waar het eigenlijk over gaat.
Het is bovendien ook deel van een spektakelcultuur waar alles perceptie is, en tot perceptie wordt verheven, waardoor men dingen uitvergroot en mensen in een bepaald perspectief zet. Dingen worden uitvergroot, alleen al omdat men bijvoorbeeld 35 seconden gebruikt uit een persconferentie van een uur. Zoals in Rome bij de verkiezing van Ratzinger werd gezegd: ‘Danneels is ontgoocheld’, maar dat haalt men dan uit twintig seconden, terwijl er in heel die persconferentie toch ook veel andere dingen gezegd zijn, waar men dan geen oog voor heeft gehad. Juist omdat men tegenstellingen moet kunnen creëren. Journalisten moeten de controverse voeden. Dat hebben we ook gezien bij de VLD, men zet mensen als De Gucht en Dedecker tegenover elkaar en zegt: ‘Ja maar, jij hebt dit gezegd, terwijl hij dat heeft gezegd…’. En men pikt misschien twee zinnen uit een discours terwijl het misschien wel wat genuanceerder was dan men het heeft willen voorstellen. Die mechanismen die algemeen spelen in de media, spelen ook ten opzichte van de Kerk heel sterk.

Voor sommigen een beetje verrassend hebt u vrij onlangs de stap gezet van woordvoerder van de kardinaal naar kritisch journalist bij Kerk & Leven, volgens sommigen het meest verspreide maar minst gelezen weekblad van Vlaanderen. Heb ut er een zicht op of dat werkelijk ook zo is?

Het is inderdaad zo dat we nog altijd het meest verspreide betalende blad in Vlaanderen zijn. Dag Allemaal bijvoorbeeld heeft meer lezers, maar minder abonnementen. Qua lezers zitten wij nu op een miljoen. Dat zijn officiële cijfers. Het minst gelezen? Dat zou ik toch wel sterk willen nuanceren. De vraag is wát er gelezen wordt, maar dat is hetzelfde met andere bladen. Ik krijg bijvoorbeeld elke week Knack en daar lees ik het eerste en het laatste blad zeker van, het editoriaal en ‘Kwaad bloed’. De rest hangt af van of ik geïnteresseerd ben, en of ik die week veel of weinig tijd heb. Ik denk dat dat bij Kerk & Leven ook zo is. We zijn bezig met een onderzoek, maar daarvan zijn nog niet alle gegevens bekend. We doen dat over zes momenten, en binnenkort is het derde daar en kunnen we een eerste inschatting of evaluatie maken. Ik kan het ook wat inschatten omdat ik de voorbije weken 15 avonden gaan spreken ben met de mensen die Kerk & Leven ter plaatse maken, en ik denk dat, wat betreft het parochiaal gedeelte, dat dat zeer goed gelezen wordt. Wat de andere katern betreft, denk ik dat dat wel minder zal zijn, maar is met elke krant en elk weekblad zo dat niet alle artikels gelezen worden. Al leest maar de helft van de mensen Kerk & Leven, dan zijn er dat toch nog altijd 500.000.

Naar het schijnt was de kardinaal niet zo gelukkig met uw beslissing om hem te verlaten. Klopt dat?

Ik heb daar met de kardinaal open over gediscussieerd. Op een bepaald moment nam Mark Van de Voorde totaal onverwacht ontslag als hoofdredacteur van Kerk & Leven omdat hij plots een aanbieding had van Vlaams Minister-President Yves Leterme waar hij wou op ingaan, en waardoor er tussen zijn aankondiging en vertrek geen maand is verlopen. Op dat moment was de Raad van Beheer geconfronteerd met het feit dat ze naar iemand moesten zoeken die vertrouwd is met het medialandschap, maar ook met de Kerk. Op een bepaald moment zijn die mensen mij komen vragen of ik dat wou doen. In eerste instantie heb ik dat wat afgehouden omdat ik mij best happy voelde bij de kardinaal. Ik heb dat altijd graag gedaan, en het is niet dat ik daar op uitgekeken was. Maar die mensen zeiden mij dat Kerk & Leven ook heel belangrijk was, en toen heb ik daar met de kardinaal een heel open gesprek over gehad. Het is niet zo dat hij mij aangemoedigd heeft om die stap te zetten, maar hij heeft me ook niet tegengehouden. Ik heb hem ook gezegd: ‘Als u niet wilt dat ik het doen, dan doe ik het ook niet’, dus het is wel in wederzijdse overeenstemming beslist. En we zijn dus on speaking terms uit elkaar gegaan. Het is dus niet zo dat ik bij de kardinaal met ruzie ben vertrokken, dat is heel duidelijk. Dat bewijst ook het feit dat ik voor het conclaaf ben teruggekomen, omdat mijn opvolger nog niet was begonnen. De kardinaal heeft me toen gevraagd of ik dat nog enkele weken wilde doen, en daarin heb ook toegestemd. Om maar aan te geven dat we in de beste verstandhouding uit elkaar zijn gegaan.

Had u al van bij de start in uw hoofd en hart een programma, een beleidsvisie? Een passie of drijfveer om met dat blad iets (nieuws) te doen?

Het is belangrijk als je een bijzonder blad als Kerk & Leven overneemt om na te gaan welke elementen allemaal meespelen; en mijn eerste bekommernis is om na te gaan hoe zit een blad als Kerk en Leven in elkaar, hoe leeft het. Daarom heb ik ook in een eerste fase de tijd genomen om met de mensen die Kerk & Leven maken te gaan praten. Want er zijn 560 edities, en er zijn zo’n 4000 vrijwilligers die op regelmatige basis daaraan werken, en zo’n 25.000 op jaarbasis die aan het blad meewerken. Dat kunnen mensen zijn die meewerken in de redactie, maar dat kunnen ook mensen zijn die één keer in het jaar een aantal straten doen om de abonnementen te vernieuwen. En ik zit natuurlijk ook met een redactie, ik moet ook die mensen leren kennen en kijken wat de sterktes en de zwaktes zijn. En met bisdommen waar bepaalde geplogenheden en verwachtingen zijn. Dat alles ben ik nu aan het inventariseren en dus ga ik me nu niet teveel uitspreken over een bepaalde strategie, want ik wil daar mijn tijd voor nemen.
Ik wil dus eerst nog wat uitkijken, maar ik heb wel drie dingen die mij heel sterk bekommeren. Hoe gaan we in dat wijzigende kerklandschap Kerk & Leven zijn plaats laten behouden. Want je ziet dat overal dat samenwerkingsverbanden tussen parochies ontstaan, maar ook op het niveau van decanaten en federaties. En het blad leeft eigenlijk omdat het zeer lokaal verankerd is. Mensen kunnen zich daar voor een groot deel in herkennen. Maar als we het te groot laten groeien, dan gaat die verbondenheid weg gaan, en dan gaan mensen afhaken. En mijn eerste bekommernis is: hoe kunnen we in dialoog gaan met de lokale gemeenschap, de overkoepelende gemeenschappen, maar ook de bisdommen? Op welke manier kan Kerk & Leven daar z’n rol in spelen, maar dan ook zo dat het een rol heeft in de evangelisatie in Vlaanderen.
Een tweede bekommernis is dat ik zie dat de jongere generaties Kerk & Leven niet meer hebben. Elk jaar zit ik op de boekenbeurs op de stand van Halewyn en daar komen vaak ook jonge mensen (25 tot 45 jaar) langs. En dan vraag ik: ‘Kennen jullie Kerk & Leven’, en dat kennen ze ook wel, maar als je vraagt, heb je ook een abonnement, dan zeggen ze ‘Neen, ik lees dat bij mijn grootmoeder’, en dat is niet gelogen. Maar mijn bekommernis is: hoe maken we die omslag dat ook jonge mensen zich op een bepaald moment een abonnement aanschaffen, zodat ze, als de grootmoeder wegvalt, toch nog op één of andere manier, Kerk & Leven leren kennen. Hoe kunnen we daar op inspelen?
En een derde kommernis is, hoe we in dat zeer pluriforme kerklandschap ook kunnen gehoord worden als een stem van de Kerk. En dat is ook een grote uitdaging. Dus als je me vraagt: ‘Wat ga je veranderen?’, dan zeg ik: ‘Wacht nog even’, want we zijn nu aan het evalueren op basis van het onderzoek dat we nu voeren en de stemmen die ik gehoord heb de laatste weken in de gesprekken die ik gehad heb. Daarna ga ik dat allemaal op een rijtje zetten, en kijken hoe we het hier of daar kunnen bijsturen.

Nog een paar laatste vraagjes dan die zich toespitsen op Om en Rondom en uw visie op media. Wij vieren nu 100 keer Om en Rondom, een christelijk tijdschrift voor militairen, hun families en geïnteresseerden, voor zich toch niet voor een reuzenpubliek, zeker niet als we het vergelijken met Kerk & Leven. Hebben wij dan eigenlijk wel iets om in de bloemetjes te zetten?

Ik denk dat je veel hebt om in de bloemetjes te zetten. In de eerste plaats denk ik dat het een belangrijke spreekbuis is om een evangelische boodschap te laten weerklinken in een specifiek milieu dat het legermilieu toch wel is. Heel wat mensen zien het als een tegenstelling, als iets wat niet kan dat je de evangelische boodschap rijmt met het leger. En ik ben er zeker van dat jullie daar een specifieke opdracht en insteek hebben. De manier waarop jullie dat de voorbije 99 nummers hebben gedaan, heeft mensen met soms wat moeilijker, soms toegankelijker artikels geholpen om daarover na te denken. Ik denk dat dat zeker de moeite waard is om een glas Champagne op te drinken, en misschien zelfs een hele fles… Maar ik geloof dat er plaats is voor een tijdschrift als dat van jullie dat mensen in zo’n specifiek milieu kan helpen om te gaan met de evangelische boodschap. Maar ook helpt het om wat meer achtergrond te bekomen. Ik herinner me één van de vorige nummers dat naar aanleiding van één van de missies in Afghanistan een situatieschets gegeven werd van de situatie in het land. Over de godsdiensten die daar zijn, wat uitleg over de islam, en in die zin denk ik dat jullie een heel specifieke bijdrage kunnen leveren.

Ook Om en Rondom steunt op vrijwilligers. Wij hebben daarnet in uw discours gehoord dat u zelf naar de vrijwilligers van Kerk & Leven bent toegestapt – een lovenswaardig initiatief. Maar is dat niet iets wat in de Kerk te weinig gebeurt, de vrijwilligers in de bloemetjes zetten?

Ja, ik denk dat we inderdaad teveel uitgaan van de vanzelfsprekendheid dat mensen dat doen. Maar dat is niet vanzelfsprekend, alhoewel mensen dat wel als vanzelfsprekend doen. Niettemin mogen we dat zelf niet vinden. Iemand die een fulltime job heeft, een gezin, en daarnaast zich nog engageert in de parochie en daarnaast nog eens 5, 6, 8 of 10 uur catechese geeft, wel daar vind ik van dat je die moet laten blijken en dat we daar wat meer aandacht aan mogen schenken. En we die mensen ook af en toe eens mogen uitnodigen en in de bloemetjes zetten.

Een laatste vraag. Naar de toekomst van Kerk & Leven en andere tijdschriften toe. Je ziet dat je nu op websites kan intekenen voor abonnementen op online tijdschriften. De papieren versie lijkt het dus te moeten gaan opnemen tegen de papieren versie. Is er volgens u een toekomst voor een papieren versie van tijschriften?

Ik denk het wel, ik ben er zelfs heel sterk van overtuigd, om verschillende redenen. Ten eerste is een tijdschrift als Kerk & Leven een tijdschrift dat je op de tafel legt en af en toe eens ter hand neemt. Dat is anders voor een vaktijdschrift. In Kerk & Leven leest in het gezin de ene dit, en de andere dat, terwijl voor zo’n online abonnement heeft men een code nodig, en dat is al iets meer individueel.
Ten tweede, denk ik dat bladeren in een tijdschrift, een titel zien, het weer wegleggen en achteraf toch opnieuw ter hand nemen en denken ‘Dat ga ik toch nog eens lezen’ is een aparte gewaarwording die je op het net niet hebt. Daar is het meer dat je op zoek bent naar iets en zegt ik wil nu bijvoorbeeld alle tennisuitslagen, of het uurgemiddelde van de Ronde van Frankrijk van vandaag, je gaat dus veel meer gericht zoeken. Terwijl een tijdschrift ook een stukje een sociale functie heeft, je kan het lezen op terras buiten, in de living, desnoods op toilet. In die zin denk ik zeker dat er voor de tijdschriften zeker een toekomst is. Maar ik denk dat de meer gespecialiseerde tijdschriften het moeilijk gaan hebben. Van vaktijdschriften bijvoorbeeld vraag ik me af of de gedrukte versie zal blijven bestaan, want dat is al veel gerichter.
Ik denk dat het goed is – en dat is onze uitdaging – om te gaan kijken: wat hebben we in de toekomst nodig? Voor Kerk & Leven is dat een breed massablad, dat hebben we nodig. We hebben een aantal meer gespecialiseerde tijdschriften nodig die meer bezig zijn met spiritualiteit of theologie, of meer met pastorale dingen. We hebben dus hebben dus zeker dingen nodig voor mensen die dieper willen nadenken, maar of we daarvoor alles moeten bewaren, dat is nog maar zeer de vraag. Het zou wel eens kunnen dat, als we daar niet op anticiperen, we plots voor de verrassing komen te staan dat we moeten vaststellen dat sommige tijdschriften totaal verdwijnen, terwijl ze toch belangrijke aspecten behandelden. Daarom dat ik er zou willen voor pleiten dat we in Vlaanderen een soort van Staten-Generaal zouden organiseren van de media. Maar ook met het beleid waarbij de vraag gesteld wordt: waarvan denken jullie dat het nog zeer belangrijk is? Want nu heb je nog veel versnipperde initiatieven, en iedereen heeft hetzelfde probleem: we hebben minder middelen, we hebben minder mensen die in staat zijn om het doen, en het is ook vaak dezelfde vijver waarin we voortdurend vissen. En misschien kunnen een aantal aspecten samengebracht worden in één tijdschrift, en andere dan in een ander. Je kan dan ook een onderscheid maken op verschillende niveaus. Maar ik denk dat we dat absoluut moeten doen om een aantal dingen voor de toekomst te bewaren.

We danken u van harte voor dit interview.

Heel graag gedaan, en we gaan in het najaar ook zeker in Kerk & Leven aandacht besteden aan de verjaardag van Om en Rondom.

Aanvullende informatie

Dit interview werd voorbereid, afgenomen en op papier gezet door Peter Ausloos en Wim Smit.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.