Van massalegers naar postmoderne legers

Van massalegers naar postmoderne legers

Een reflectie van de ateur over de evolutie van legers van massalegers naar postmoderne legers. Hij baseert zich daarvoor op het boek van P. Manigart ‘La Belgique et la politique européenne de sécurité et de défense’.

 

Boddaert Raymond

1/2004

[0] Militaire organisaties zijn open systemen, m.a.w. systemen die in onderlinge afhankelijkheid staan met hun omgeving en dus in voortdurende wisselwerking. Hieruit volgt dat t.a.v. maatschappijen van verschillend type, verschillende militaire organisaties overeenstemmen.
In de postindustriële maatschappijen heeft het einde van de Koude Oorlog en de economische, technologische en socioculturele evolutie geleid tot het verdwijnen van het massaleger. Met het verdwijnen van de communistische regimes is de opdracht van de Westerse legers grondig veranderd. Het komt er niet meer op aan een gekende vijand af te schrikken, maar eerder, in samenwerking met anderen, crisissen te beheersen, meer bepaald de vrede te behouden of te herstellen in de regio’s waar onze belangen in het gedrang zijn en/of om humanitaire redenen.
Kortom, de bureaucratische en starre organisaties uit het verleden, aangepast aan een stabiele en routine omgeving, worden geleidelijk vervangen door flexibele organisaties, beter aangepast aan de hedendaagse onzekere en fluïde omgeving.

Oorzaken van de herstructurering van de Westerse militaire organisaties

Vijf variabelen beïnvloeden de militaire organisationele structuur, te weten: vier exogene (economische, technologische, socioculturele en geopolitieke omgeving) en een variabele intern aan de militaire organisatie (de opdracht).
Schematisch, de voornaamste determinanten van de structuur van de militaire organisaties.


1. De omgeving

Het verval van het massaleger is een ommekeer die vergelijkbaar is met deze die de complexe organisaties in de post-industriele maatschappijen ondergaan hebben. Men evolueert van een arbeidsintensieve organisatie, berustend op de menselijke arbeid, naar een kapitaalintensieve, vnl gebaseerd op het gebruik van machines. M.a.w. van een model gebaseerd op de algemene dienstplicht in vredestijd en op de mobilisatie in oorlogstijd, is men geleidelijk overgestapt naar een model van postmoderne militaire organisatie.

1.1. De economische omgeving

Het leger ontsnapt niet aan de invloed van:
• de steeds vluggere technologische innovaties en de steeds kortere levensduur van de producten,
• de mondialisering van de economie.
Zo ook komen de Westerse legers steeds meer wereldwijd in actie en dit in regio’s die cultureel, etnisch en taalkundig sterk verscheiden zijn. De nadruk komt steeds meer te liggen op multinationale samenwerking onder de EU of de VN-vlag.

1.2. De technologische omgeving

De grote technologische innovaties, o.a. in het ICT-domein, en de gesofisticeerde wapens, noodzaken een sterk gespecialiseerd personeel, vnl. op niveau van officieren en onderofficieren. Kortom, de behoefte aan gekwalificeerd personeel wordt steeds groter, niet-gespecialiseerde taken worden geautomatiseerd en/of uitbesteed (outsourcing). In zo’n organisaties is de rol van de miliciens marginaal. Steeds meer landen schorsen de dienstplicht of schaffen ze af.
Ook de traditionele hiërarchische structuren worden in vraag gesteld. De directe toegankelijkheid van de informatie, maakt dat de ‘top’ direct contact heeft met de verantwoordelijken op het terrein, en de tussenliggende niveaus in kortsluiting worden gezet. Het aantal hiërarchische niveaus vermindert. Dit geeft vlakkere hiërarchische structuren en een veralgemening van “teamwork”.
Het onderscheid tussen gevechts- en niet-gevechtstroepen zwakt af, zo ook de verschillen tussen de soorten diensten/machten. Kortom, een ware revolutie in de militaire organisaties. In de mate dat de gesofisticeerde wapens, per nieuwe generatie, duurder worden, worden er minder gekocht. (Vb. aantal vliegtuigen in de luchtmacht). Daarenboven zijn deze hypergesofisticeerde wapensystemen niet altijd de best geschikte in bepaalde conflicten. (Vb. vredesmissies, terrorismebestrijding).

1.3. De socioculturele omgeving

Het individualisme viert hoogtij. Het globaliseringsproces en het internationaal karakter van de organisaties in alle domeinen doen het nationaal gevoelen afnemen. De aard van het werk verandert: de notie “een werk voor het leven” verdwijnt.
De postmaterialistische waarden (participatie, levenskwaliteit, zelfverwezenlijking) ontwikkelen zich. Daarnaast is er een grote verscheidenheid van waarden.
Het gevolg is dat het persoonlijk belang primeert en het behoren tot een groter geheel neigt te verdwijnen. Dit vertaalt zich als volgt: nadruk op zijn rechten, vergeten van zijn plichten, verdwijnen van traditionele waarden, verdwijnen van burgerzin, andere verwachtingen t.a.v. het werk (militairen worden gevoeliger aan materiële voordelen,…), minder vertrouwen in de instellingen en een erosie van de legitimiteit van de militaire instelling.

Tabel 1. Vertrouwen in het leger in de 15 landen van de EU;  1981-2002 (%)
Tabel 1. Vertrouwen in het leger in de 15 landen van de EU; 1981-2002 (%)

De laatste jaren is er een ommekeer in het vertrouwen van de bevolking t.a.v. het leger in de landen van de E.U. Deze tendens zou te wijten zijn aan de heroriëntering van de opdrachten van de postmoderne legers naar vredestaken en humanitaire opdrachten. Uit tabel 1 blijkt dat, in de periode 80-90, dit vertouwen in de meeste landen eerder gering was. De periode 1990-2002 geeft, globaal genomen, een stijging voor de EU van 61 naar 66. De recente minder “oorlogszuchtige” opdrachten zijn evenwel minder spectaculair dan de vroegere opdrachten en raken minder direct aan de vitale belangen van onze samenlevingen. Kortom, het leger wordt minder zichtbaar en staat minder centraal in de publieke opinie. De afschaffing/opschorting van de legerdienst heeft deze tendens nog versterkt.

Tabel 2. Objectieven die bij voorkeur zouden moeten behandeld worden door de nationale regering; 1997 (%)
Tabel 2. Objectieven die bij voorkeur zouden moeten behandeld worden door de nationale regering; 1997 (%)

Uit tabel 2 blijkt dat de eerste twee objectieven zowel door de Belgen als door de Europeanen, veruit als prioritair worden aangeduid. De verdediging van het land wordt door beide groepen als ondergeschikt beschouwd. Te noteren dat de militaire uitgaven in concurrentie staan met een reeks sociale noden (sociale zekerheid, pensioenen, …) die in de publieke opinie voorrang krijgen.

1.4. De geopolitieke omgeving

Na de vrij duidelijke Oost-West situatie zijn we in een nieuwe geopolitieke omgeving terecht gekomen. Vanuit een oorlogsomgeving, gekenmerkt door een vriend-vijand logica, zitten we nu in een omgeving waar andere, dan oorlogsopdrachten, gelden en met een wazige logica vriend/vijand/niet-vijand.
Na de zekerheden van het Oost-West conflict, zijn de onzekerheden nu de regel: onzekerheid nopens de plaats van engagement, onzekerheid nopens de actiewijzen van de toekomstige tegenstander en vooral onzekerheid m.b.t. de bedreigingen. Kortom, we staan voor een veelheid van risico’s en gevaren. Sommige sociologen noemen onze postmoderne maatschappijen dan ook “risicomaatschappijen”.
Op het militaire vlak beletten deze onzekerheden ieder vooruitzicht a-priori en benadrukken de bekwaamheid tot aanpassing. Wat heden gevraagd wordt (conventionele oorlog, strijd tegen internationaal terrorisme, herstel van de vrede, behoud van de vrede, humanitaire opdrachten,…) is uiterst verscheiden. Vanuit sociologisch standpunt is er de perceptie van deze risico’s en bedreigingen, door de publieke opinie. Deze laatste is sterk geëvolueerd sedert het einde van de Koude Oorlog.

Tabel 3. De vrees van de Belgen m.b.t. enkele bedreigingen; 2000-2002 (% die vrezen)
Tabel 3. De vrees van de Belgen m.b.t. enkele bedreigingen; 2000-2002 (% die vrezen)

Even erop wijzen dat in de herfst 2002 terrorisme door de Belgen het meest wordt gevreesd (76%) tegenover 82% voor de Europeanen. Wat Belgen en Europeanen het minst vrezen zijn militaire conflicten in Europa.
Met het verdwijnen van het Oostblok is de opdracht van de legers radicaal veranderd en is er geen behoefte meer aan een massaleger.

2. Opdrachten

De opdracht van de massalegers was het voorbereiden en het voeren van totale oorlogen ten dienste van hun respectievelijke nationale staten. De verwachte bedreiging was een inval met grondtroepen (cfr. ’14-’18 en ’40-’45). Met de komst van de Koude Oorlog en de nucleaire wapens verving de afschrikking het concept totale oorlog. Het doel was nu een nucleaire oorlog voorkomen.
Heden leven we in een tijdperk van “onstabiele gewelddadige vrede”. De militaire bedreiging is nu minder direct, meer wazig en veelvormig. Een defensieve conventionele oorlog is niet volledig uit te sluiten, want de verdediging van het grondgebied blijft zelfs de ultieme verrechtvaardiging van nationale legers.
Enerzijds worden de oorlogen tussen staten geleidelijk vervangen door conflicten “in” de staten zelf. Etnische conflicten (ex-Joegoslavië), terroristische bedreigingen (Al Qaeda), nieuwe maffia’s (Balkan, Rusland); zijn voorbeelden van postmoderne conflicten en tegen dewelke traditionele militaire organisaties veelal slecht voorbereid zijn. Anderzijds maken de verdediging van de democratische waarden en van de Rechten van de Mens, steeds meer deel uit van ons veiligheidsconcept. Kortom, de voornaamste opdrachten van de postmoderne legers bestaan er voortaan in te vechten tegen deze nieuwe intra-staten bedreigingen en het behouden of herstellen van de vrede in de regio’s waar onze belangen op het spel staan en/of voor humanitaire redenen. Het betreft internationale politie opdrachten waarvan de taken zeer verscheiden zijn (cfr 1.14). Enkele voorbeelden van multinationale operaties aan dewelke het Belgisch leger heeft deelgenomen: Golfoorlog 90-91, Kroatië 92-95/UNPROFOR, Somalië 92-93/UNOSOM I en II, Rwanda 93-94/UNAMIR, Kosovo 99-…/KFOR, Afghanistan 02-…/ISAF.
Welke zijn nu volgens de publieke opinie de voornaamste opdrachten?

Tabel 4. Opinies van Belgen en Europeanen over de rol van het leger; 2000 (% ja)
Tabel 4. Opinies van Belgen en Europeanen over de rol van het leger; 2000 (% ja)

Zowel in België als in de EU bleef in 2000 de verdediging van het land de voornaamste rol van het leger. Onmiddellijk hierop volgt een niet specifieke militaire rol om eigen land en andere landen te helpen bij catastrofen. Behouden of herstellen van de vrede in de wereld, typisch voor de postmoderne legers, krijgt in beide gevallen een grote onderscheiding. Traditionele rollen voor het leger, alhoewel niet-militair, halen nog meer dan 50%.
In deze bijdrage werd een bondig overzicht gegeven van verschillende factoren die de evolutie van massaleger naar postmodern leger in de hand hebben gewerkt, wat uiteindelijk tot een fundamentele organisationele verandering heeft geleid.

(0) Dit artikel is gebaseerd op ‘La Belgique et la politique européenne de sécurité et de défense’, deel 4 : ‘Les facteurs sociologiques’ door Prof. P. MANIGART, Bruxelles , Bruylant, 2003, 676 p.

Aanvullende informatie

Met dank aan Mevr. A. Van Vreckem voor de administratieve medewerking.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.