Opiniestuk: Flahaut en Duquesne tasten grondbeginselen democratie aan

Opiniestuk: Flahaut en Duquesne tasten grondbeginselen democratie aan

Een opinie-artikel over de beslissing van de ministers Flahaut en Duquesne om militairen in te zetten voor politietaken.

 

Smit Wim

4/2002

Met de beslissing om militairen in te zetten voor bepaalde politietaken door de ministers Flahaut van defensie en Duquesne van binnenlandse zaken is meteen een voorschot genomen op het thema dat ongetwijfeld de volgende verkiezingscampagne zal beheersen: de veiligheid. Op zich is dit niet zo onbegrijpelijk, ware het niet dat dit initiatief problematische consequenties in zich draagt.
Nadat minister Flahaut maandenlang de militairen heeft beschermd tegen inzet bij verschillende opdrachten, heeft hij nu blijkbaar deze visie doorbroken. Nadat de vroegere rijkswacht uiteindelijk werd gedemilitairiseerd en geïntegreerd bij de eenheidspolitie, dreigt een nieuwe militarisering van de politiemacht. Een opmerkelijke wending, zeker als in acht genomen wordt dat de politiehervorming hoog op de agenda van deze regering stond.
Dit initiatief moet de aandacht afleiden van de werkelijke problemen: de overbureaucratisering en onderbemanning van de politiediensten, de slechte verdeling van de taken… De strikte verdeling van de taken van de politie en die van het leger wordt bij deze ongedaan gemaakt. Dat terwijl het goed aanwenden en zo nodig uitbreiden van de middelen van de politiediensten het probleem zou kunnen oplossen. De inzet van militairen in het straatbeeld en op plaatsen waar preventiemedewerkers als stadswachten, buurtwerkers, administratieve medewerkers en parkeercontroleurs ook een deel van het werk van politiemensen kunnen opvangen, is niet te rechtvaardigen door de argumenten die beide ministers voor dit plan geven. Dit initiatief, dat allicht gedeeltelijk is ingegeven door zorg voor het veiligheidsgevoel van de burgers, zal precies het omgekeerde effect hebben. De aanwezigheid van militairen in het straatbeeld zal het gevoel van onveiligheid bij de mensen immers niet wegwerken, misschien zelfs verhogen. Militairen horen niet thuis in het straatbeeld van een parlementaire democratie als de onze, zeker niet zolang niet alle andere middelen zijn aangewend om de werkelijke problemen aan te pakken.
Noch het leger, noch de politie zijn vragende partij voor deze beslissing. Opnieuw is een eigenmachtig politiek optreden van ministers bron van kritische bemerkingen en ongenoegen. Dit initiatief geeft te denken: Is het de taak van militairen om overheidsgebouwen te beveiligen? En waartoe kan dit leiden als op een dag betogers en militairen oog in oog komen te staan? Bovendien: het is ook maar zeer de vraag of de militairen probleemloos zullen functioneren onder het bevel van de politie. De eigenheid en instelling van beide diensten zijn zodanig verschillend van elkaar dat wrevel en gemor niet uit te sluiten zijn. Waartoe dit op termijn kan leiden is nog maar de vraag. Een in respect genomen beslissing dient rekening te houden met precies de grondregels van een democratie waarnaar we reeds verwezen en de eigenheid van politie en leger. Ze dient ook in overleg met de betrokken partijen genomen te worden. Aan geen van deze voorwaarden is voldaan.
Dat dit zo is, dient ons eigenlijk niet te verwonderen. De eenmaking van de politie en de herstructurering van het leger hebben reeds de nodige onrust met zich meegebracht en tot demotivatie en gedeeltelijke stuurloosheid geleid. De gelatenheid die de laatste jaren op de gezichten van de militairen geschreven staat, spreekt boekdelen. Je zou ook voor minder in een leger waar loonsbesprekingen worden opgeschoven tot ze electoraal succes kunnen opleveren. Waar grote bestellingen van nieuw materiaal worden gedaan, maar de meeste militairen met totaal verouderde PC’s aan de slag moeten. Waar hervormingen worden doorgevoerd waarvan het nut de meeste militairen ontgaat en waar de aalmoezeniers waaraan in het leger weldegelijk nood is en waarvoor men wél vragende partij is, om onduidelijke ideologische redenen drastisch worden gereduceerd. Geen wonder dat heel wat militairen zich geminacht voelen door hun politieke verantwoordelijken.
De ondertekenaars van dit opiniestuk, respectievelijk uit Pax Christi Vlaanderen en de katholieke aalmoezeniersdienst van het leger, willen ervoor pleiten om zowel de politiediensten als het leger die middelen te geven die ze nodig hebben. Zo zullen ze in staat zijn om elk op hun eigen afgebakende en niet-overlappende terrein, hun werk te doen. Beide diensten tellen in hun rangen talloze intelligente en vaak door idealisme gedreven krachten waarvoor het nodige respect dient opgebracht te worden. Dit doe je niet door te raken aan de grondregels van een democratische staat en het vermengen van de verantwoordelijkheden van de verschillende veiligheidsdiensten. Deze beslissing behoort tot de tijdelijke camouflage van de werkelijke grondredenen voor deze problematiek, maar pakt ze niet ten gronde aan. Deze vermenging is gevaarlijker dan ze op het eerste gezicht lijkt. Vandaar onze eis tot bezinning rond deze plannen, het ongedaan maken van dit akkoord en het handhaven van de strikte scheiding tussen politie- en legertaken. Kortom: een oproep tot het vrijwaren van de basisbeginselen van onze democratie en om respect voor de betrokken diensten.

Aanvullende informatie

Dit artikel kwam tot stand met de medewerking van Gio Deweerd, Secretaris van Pax Christi.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.