Militaire ethiek. Morele dilemma’s van militairen in theorie en praktijk – een recensie

Militaire ethiek. Morele dilemma’s van militairen in theorie en praktijk – een recensie

Uitgebreide recensie van het boek van Van Iersel en Van Baarda over militaire ethiek.

 

Smit Wim

2003

A.H.M. VAN IERSEL & TH.A. VAN BAARDA (red.), Militaire ethiek. Morele dilemma’s van militairen in theorie en praktijk, Budel, Damon, 2002, 398 blz.

Midden de massale literatuur over talloze ethische onderwerpen bestaat een vrijwel onopgemerkt maar bedenkelijk hiaat. De militaire ethiek – afgezien van het hele discours over de rechtvaardige oorlog, hetgeen in se als een theologische discussie is ontstaan – is immers het verwaarloosde stiefkind van de moraal(theologie). Bizar, zeker als je bedenkt dat militairen één van die uitzonderingen zijn op de steeds vaker onderschreven regel ‘gij zult niet doden’. Wapens geven macht en macht, zo bewijst de geschiedenis, laat zich gewillig manipuleren en corrumperen. Op z’n minst deontologische leefregels zijn hier dus zeker op z’n plaats. De wijdverbreide mening binnen de publieke opinie is dat militairen maar wat doen, ze schieten en moorden op bevel en zijn daar bovendien ook nog toe gemachtigd. De realiteit is heel wat complexer; dat zal iedereen die van dichtbij of iets verderaf betrokken is bij de krijgsmacht zonder aarzeling onderschrijven. Er zíjn regels en ze wórden onderwezen. Maar ze zijn ook kwetsbaar en heel wat mensen oordelen al te makkelijk en in veralgemenende termen als er iets misgaat, als de mensen en de regels tekort schieten.
De Nederlandstalige literatuur die over dit onderwerp verschenen is, is vrijwel onbestaande. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Amerikaanse militaire ethiek die met de regelmaat van de klok door mensen als Hartle, Toner, Wakin en anderen te boek wordt gesteld, maar die vastloopt in terminologie als ‘eer’, ‘plicht’ en ‘land’, een ethische basis die heel wat te wensen overlaat. Europeanen slikken dit niet zo eenvoudig en heel wat Duitse filosofen en theologen hebben zich reeds vastgebeten in een genuanceerdere en sterkere ethische basis. Al jarenlang behoort ook Fred van Iersel tot de selecte kring van onderzoekers die zich waagt aan het denken rond militaire ethiek. Het heeft hem gemaakt tot een autoriteit, en terecht. Eindelijk heeft hij, samen met van Baarda, de cursus die aan de Nederlandse militairen wordt gegeven te boek gesteld en beschikbaar gemaakt voor een breder publiek. En het resultaat mag er zijn. In tien hoofdstukken worden militairen en andere geïnteresseerden op weg gezet naar een eerste inzicht in de militaire ethiek.
In het eerste hoofdstuk wordt vooral duidelijk gemaakt voor wie dit boek in de eerste plaats bedoeld is en waarom. Het gaat ook uitgebreid in op wat militaire ethiek nu precies is, hoe het gekaderd kan worden en wat haar belang is. Vragen als: ‘Wat is de relatie tussen het militaire apparaat en de samenleving?’ en ‘Met welke soorten ethiek krijgt de militair te maken en op welk moment?’, komen in dit hoofdstuk aan bod en worden toegelicht. Kortom, een uitgebreide en zeer degelijke inleiding in de vele facetten van de (militaire) ethiek. Een hoofdstuk dat sommige lezers die niet zo goed vertrouwd zijn met het onderwerp of de ethiek op zich, wat zal overrompelen vanwege de veelheid aan informatie. Maar de terminologie wordt zeer helder uitgelegd en toegelicht en mag de lezer dus niet afremmen in z’n leesenthousiasme. Want hoewel dit eerste deel nogal ‘droge’ materie is, bestaat de kracht van dit boek gedeeltelijk precies uit de stoffering met praktische voorbeelden die te denken geven en dus meer dan het lezen waard zijn.
Het tweede hoofdstuk gaat in op het veranderde en veranderende beeld van de militair en zijn taken. Dit deel gaat in op de historische veranderingen in de perceptie van de taken van de militair, maar beantwoordt ook vragen als: ‘Wat is de taak van een peacekeeper?’, ‘Wat is het belang van het oordeel van de commandant?’, ‘In welke zin is de militair een ‘moral agent’?’, ‘Hoe kunnen oorlogsmisdrijven voorkomen worden?’ en ‘Op welke problemen kan het ontvangen van bevelen stuiten?’. Een breed beeld dus op de verschillende aspecten die betrekking hebben op de functie en taak van de militair.
Een volgend hoofdstuk sluit daar naadloos bij aan en gaat in op de klassieke taken van de krijgsmacht. Zowel landsverdediging, NAVO als VN en hun invloed op de werking en inzet van militairen wordt hier belicht. Ook het ius ad bellum, het ius in bello en de onvermijdelijke Conventie van Genève (1949) komen hier aan bod op relatief korte maar verhelderende wijze. Het biedt in ieder geval een blik op de complexiteit van de ius-begrippen en de Conventie. Van hieruit wordt ook een koppeling gemaakt met het ontstaan, de taken en de bescherming van het Rode Kruis en het Tribunaal van Nuerenberg. Tot slot wordt ook de nodige aandacht geschonken aan de recente ontwikkelingen omtrent het humanitaire en oorlogsrecht.
Hoofdstuk vier sluit aan bij deze recente ontwikkelingen en gaat in op de nieuwe taken en uitdagingen van de krijgsmacht. Uiteraard wordt hier uitgebreid aandacht besteed aan de vredesoperaties en hun link met de mensenrechten. Een ideaal moment dus om, inspelend op de actualiteit, in te gaan op de dreiging en de problematiek van het terrorisme. De aangehaalde recente problematiek en de vele voorbeelden die dit hoofdstuk kleuren, maken van één van de langste hoofdstukken van dit boek, ook één van de meest boeiende en aansprekende hoofdstukken.
Het vijfde hoofdstuk spitst zich dan weer meer toe op de kernthema’s en methoden van de toegepaste militaire ethiek. Aansluitend bij de toelichting van wat toegepaste militaire ethiek precies betekent, wordt de hierbij nauw betrokken terminologie als verantwoordelijkheid, schuld, schaamte, consequentialisme, deontologie, morele waarden en normen… belicht. Maar in de laatste bladzijden van dit hoofdstuk wordt nog een keer ingegaan op de mensenrechten, maar nu specifiek vanuit de verbondenheid van de militair met deze universele rechten. Of om het met één van de ondertitels te zeggen: ‘Militairen werken met mensenrechten’.
Nu al hebben de auteurs duidelijk gemaakt dat de krijgsmacht ‘botst’ op waarden en normen. In het zesde hoofdstuk wordt vanuit verschillende niveaus – het niveau van vrede als waarde in de politieke ethiek, het niveau van organisatie-ethiek in de krijgsmacht en de militaire beroepsethiek – belicht welke deze specifieke waarden en normen zijn. In het bijzonder wordt dit aangepakt vanuit de Nederlandse situatie, maar het spreekt voor zich dat dit ook in bijzonder grote mate op de Belgische situatie toepasbaar is. Het is hier, op het eerste niveau, dat van Iersel gebruik maakt van de boeiende inzichten van de filosoof John Rawls en diens ethisch liberalisme om een aantal dingen voor de krijgsmacht scherp te stellen. Aan de hand van drie van Rawls boeken ‘A Theory of Justice’, ‘Political Liberalism’ en ‘The Law of Peoples’, wordt ingegaan op de plaats van de militairen in de maatschappij, de betekenis van politieke rechtvaardigheid, Rawls’ kritiek op de ‘supreme emergency exemption’, vrede door rechtvaardigheid en vrede door veiligheid. Het tweede niveau biedt de auteur ruimte om in te gaan op de kenmerken van de krijgsmacht die leiden tot morele vraagstukken, de aard van de organisatie, de onvermijdelijke dubbelrol van de politieke overheid en enkele andere boeiende en reële vragen. Het derde niveau gaat dan weer kort in op de vraag wat militaire beroepsethiek eigenlijk is en hoe ze in relatie staat met de organisatie-ethiek.
Het zevende hoofdstuk is het enige hoofdstuk dat niet door van Baarda of van Iersel zelf geschreven is. Aan het woord is hier Generaal-majoor Cees Homan die verbonden is aan het ‘Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael’. Hij gaat in op de vraag wat integriteit precies betekent. Van daaruit belicht hij de achtergronden van de gedragscodes, vergelijkt hij deze van de Nederlandse krijgsmacht met die van enkele andere landen, besteedt hij aandacht aan de verworvenheden van de militair en de militaire beroepsethiek, en geeft hij ter afronding nog enkele aanbevelingen. Wat ons betreft viel dit hoofdstuk, in het geheel van het boek, toch wat te licht uit. Het laat enkele vragen ongesteld en verbanden onderbelicht, terwijl het juist in de rest van het boek één van de sterktes is dat uitvoerig wordt ingegaan op alle mogelijke problematieken.
Het achtste hoofdstuk gaat in op de dilemmatrainingen en sluit daarvoor aan bij de veelgeroemde theorie van morele vorming van Lawrence Kohlberg. Nadat is ingegaan op het belang van de dilemmatrainingen voor militairen op persoonlijk en op cultureel en maatschappelijk vlak, wordt uitgebreid Kohlbergs onderzoek en bevinden weergegeven. De verschillende niveaus en stadia komen aan bod. Speciale aandacht krijgt de plaats van ‘geweld’ binnen de morele ontwikkeling en uiteraard wordt het belang van dit onderzoek voor de krijgsmacht uitgebreid belicht.
Veel minder dan bijvoorbeeld in de Amerikaanse cultuur het geval is, zijn we gewoon om om te gaan met moed en heroïsme. Niettemin vond van Iersel het thema belangrijk genoeg om er het negende hoofdstuk aan te wijden. Daarin belicht hij niet alleen de moed, maar ook de plaats van prudentie, rechtvaardigheid en matigheid. Waarna hij ingaat op de verhouding tussen moed en het militaire beroep, en moed en militair leiderschap. Het is een discours dat bij momenten onwennig aandoet, precies omdat we niet gewoon zijn er mee om te gaan. Toch vormt ook dit hoofdstuk opnieuw een uitdaging binnen het denken rond militaire ethiek.
Het laatste hoofdstuk biedt een aantal bedenkingen en handreikingen: ‘tips en tools’. Enkele reeds voorheen aangeraakte thema’s worden hierbij opnieuw onder de aandacht gebracht: de gedragscodes, het Ethisch Bewustwordingsmodel (EBM), normen stellen en handhaven als bevelvoerende, het beschrijven van feiten, en de componenten van militair vermogen, het operationele besluitvormingsproces en militaire ethiek. In dit laatste hoofdstuk wordt meteen ook duidelijk dat de ethische opleiding van militairen niet ophoudt bij het bestuderen van dit basishandboek, maar daar precies begint. Het is de eerste stap in een uiterst belangrijk aspect van het handelen van militairen. De dilemmatrainingen die hier centraal staan in het boek, zijn noodzakelijkerwijze blijvende trainingen voor militairen – ongeacht hun rang – doorheen heel hun militaire carrière. Daar kan, ook of misschien wel zeker na het lezen van dit boek, geen twijfel over bestaan.

Dit brengt ons tot onze conclusies met betrekking tot dit boek. Een eerste bedenking is dat doorheen het boek toch vooral de positie van de commandanten wordt belicht, niet zozeer van de gewone militair. Dit is begrijpelijk vanuit het opzet van dit boek: een basisboek zijn voor de morele training van leidinggevenden. Hoewel hier en daar wordt verwezen naar de ethische rol van de ‘gewone militair’, ontbreekt toch de uitwerking van dat aspect. In het licht van het feit dat dit in zowat alle handboeken en boeken over militaire ethiek zo is, is dit niettemin te betreuren. Het zou goed zijn mocht er na dit handboek, ook één verschijnen voor de militairen die écht aan het front worden ingezet. Hoe dienen zij om te gaan met ethische inzichten en overwegingen, op welke wijze kunnen zij zich verzetten tegen (wat zij ervaren als) onethische bevelen? Dit perspectief biedt zo mogelijk nog meer vragen en dilemma’s dan dat van bevelvoerenden. Hoewel heel wat inzichten uit dit boek zondermeer ook door deze militairen kunnen worden overgenomen, blijft het wachten tot ook hun specifieke situatie wat grondiger wordt doorgelicht en ook aan hen verplicht dergelijke cursussen worden aangeboden.
Een andere bedenking is dat, wie zoekt naar een christelijk ethisch perspectief ook hier enigszins op z’n honger blijft zitten. Ook dat is begrijpelijk vanuit het opzet en het feit dat dit boek wordt aangeboden aan leidinggevende militairen, ongeacht hun levensbeschouwelijke overtuiging. Wie dus specifiek op zoek is naar een moraaltheologische benadering van militair-zijn en het hanteren van geweld, zal moeten putten uit andere bronnen.
Hoewel de auteurs hun uiterste best hebben gedaan om alle terminologie te verklaren in de tekst zelf en met een prachtige verklarende woordenlijst achteraan in het boek, blijft het een worsteling voor wie niet vertrouwd is met de ethiek. Dat maakt het boek in geen geval minder lezenswaard, maar het is goed als de geïnteresseerde lezer daarop is voorbereid.
Maar het mag duidelijk zijn dat dit, ondanks de enkele bedenkingen die we hierboven hebben geformuleerd, een opmerkelijk en welgekomen boek is midden de onbekendheid van de militaire ethiek buiten de krijgsmacht. Het hiaat is gedeeltelijk opgevuld en dat kunnen we enkel maar toejuichen. Dat dit bovendien op zo’n kundige en vrij toegankelijke wijze is gebeurd, is dit zo mogelijk nog meer. In vergelijking met de zwevende retoriek van de Amerikaanse militaire ethiek, is dit boek een verademing. En precies daarom is het niet enkel een must voor de militairen, maar ook voor ieder die geïnteresseerd is in militaire ethiek, én een absolute aanrader voor zij die denken dat het militairen ontbreekt aan ethische principes en bijgevolg moreel weloverwogen handelingen.

Aanvullende informatie

Deze recensie is verschenen in het speciaal (dubbel)nummer 93/97 (2003/2004) van ‘Om en Rondom’.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.