Internationale Conferentie ‘Kinderen in oorlog’

Internationale Conferentie ‘Kinderen in oorlog’

Verslag van een conferentie over kindsoldaten die op 1 oktober 2002 werd georganiseerd door de Nederlandstalige Vrouwenraad.

 

Smit Wim

4/2002

De laatste maanden is er heel wat media-aandacht uitgegaan naar de problematiek van de kindsoldaten. Terecht, want meer dan 300.000 kinderen – jongens en meisjes – zijn tot op vandaag op één of andere manier als soldaat, spion, seksslaaf of kok verbonden met een regerings- of guerrillaleger. Het werd dus dringend tijd dat deze mistoestand werd aangepakt. Organisaties als Pax Christi, Unicef en Amnesty International hebben dan ook deze zware taak op zich genomen. Eén van de aspecten van deze aanpak is ongetwijfeld de bewustmaking van het probleem bij het grote publiek. De Internationale Conferentie van 1 oktober, georganiseerd door de Nederlandstalige Vrouwenraad in het Egmontpaleis, heeft daar, met een indrukwekkend programma, onmiskenbaar haar bijdrage aan geleverd.

Na de inleiding door de voorzitster van de Commissie Vrouwen en Ontwikkeling kreeg de eerste spreekster het woord. Alcinda Honwana van het Children and Armed Conflict Program in New York legde daarbij in haar uiteenzetting het accent op de positie van meisjes in conflicten. De beelden die ons schokken, zo stelde ze, zijn vaak de beelden van kleine bewapende jongens, maar we vergeten daarbij de duizenden meisjes die jaarlijks gekidnapt worden en niet enkel militaire, maar ook andere opdrachten krijgen opgelegd. Honwana pleitte voor een degelijke preventieve aanpak met aandacht voor de Rechten van het Kind (1989), een ruime verspreiding van de protocollen en verdragen, een sterke rol voor het Internationale Gerechtshof bij de vervolging van misbruiken, de aanpak van de oorzaken van conflicten, de bescherming van de kinderen door het organiseren van faciliteiten voor de basisbehoeften van kinderen (onderwijs, gezondheidszorg…) en het opstellen van programma’s voor demobilisatie, herintegratie van kinderen in gemeenschappen, verzoening en het aanpakken van de trauma’s.
Yves Willemot van Unicef België pikte in op de actualiteit en merkte op dat er de laatste 10 jaar reeds heel wat aandacht is uitgegaan naar de problematiek van kinderen in conflicten. Hij wees er ook op dat slechts twee landen over de hele wereld het Verdrag van de Rechten van het Kind niet getekend hebben tot op vandaag, namelijk Somalië en de Verenigde Staten. De eerste studie rond het optrekken van de leeftijd voor inlijving van kinderen in het leger of in militaire scholen van 15 naar 18 jaar, dateert van 1992, maar tot ’98 kwam er nauwelijks schot in de zaak. Pas toen organisaties als Unicef begonnen aan bewustwordingscampagnes en druk legden of regeringen en de VN, kwam er vooruitgang. Uiteindelijk zouden in 2001 en 2002 vier resoluties orden goedgekeurd door de VN die de inzet van kindsoldaten zouden moeten tegengaan. In ieder geval, zo besloot Willemot, zijn verder onderzoek, blijvende druk op de regeringen en sensibilisatie van de publieke opinie nodig om het probleem bij de wortel aan te pakken en uit te roeien.
Al van oudsher, stelde Arianne Acke van het Rode Kruis Vlaanderen, krijgen de kinderen binnen het Internationaal Humanitair Recht een bijzondere plaats en extra bescherming. Het gelijkheidsbeginsel heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat vrouwen, evenzeer als mannen, de nodige bescherming zouden krijgen. Maar er moet ook aandacht zijn voor de familie-eenheid en de verdere ontwikkeling van jongeren. Ze verwijst daarbij naar de noodzakelijke extra bescherming voor niet-begeleide kinderen vanwege hun nog grotere kwetsbaarheid. Deze kinderen kunnen immers makkelijker van de straten geplukt worden en gerekruteerd worden door legers of strijdende groeperingen. Het Rode Kruis heeft in ieder geval sinds 1999 specifieke aandacht geschonken aan vrouwen en meisjes in conflictgebieden. Nu, zo bepleit ook zij, moeten ook de situaties waarin de inzet van kindsoldaten mogelijk is (preventief) aangepakt worden.
Na deze eerste sprekers, kreeg het talrijk opgekomen publiek de kans om vragen te stellen. Het gesprek dat volgde, draaide rond bedenkingen als: Wat kan men doen aan landen die de protocollen hebben getekend, maar ze toch misbruiken? Is er niet te weinig controle op het terrein? Voldoet de definitie van kindsoldaten zoals we ze terugvinden in de Cape Town Principles? Wat is de toekomst van kinderen die niet naar hun land kunnen terugkeren? Hoe staat het met het statuut van minderjarigen in het Belgische leger? Hoe kunnen de Verdragen aangepast worden met betrekking tot lichte wapens vanuit het oogpunt van de kindsoldatenproblematiek? En gaat men werkelijk ook verder dan enkel maar materiële ontwikkelingsprojecten? Deze scherpe vragen en de bespreking ervan besloten meteen het eerste luik van deze conferentie. Na de middag zouden er nog twee volgen.

Renaud Galand van het Rode Kruis verbonden aan de Franse gemeenschap maakte een analyse op van wat vóór, tijdens en na het conflict kon gedaan worden vanuit de NGO’s en ontwikkelingssamenwerking. Hij pleitte voor de strijd tegen wapenhandel, voor een grotere informatiestroom naar de plaatselijke bevolking over de problematiek van de kindsoldaten, om sensibilisering van en informatie voor de militairen, voor de aanpak van armoede als aanleiding voor het worden van kindsoldaten en voor schoolplicht voor alle kinderen. Verder vroeg hij ook om mensen minder kwetsbaar te maken door ze te voorzien in hun primaire behoeften, waarmee hij aansloot bij de vorige sprekers. Maar ook om uitdrukkelijk ‘neutrale’ steun om elke mogelijke uitbuiting te vermijden, om de aanpak van trauma’s, de bescherming van NGO’s tegen aanvallen, om de aanpassing van de structuren van de humanitaire hulp aan de structuren zoals die functioneren op de plaatsen zelf en om een sterkere familiale integratie, ook vóór het conflict. En ten slotte beargumenteerde hij ook zijn vragen programma’s voor ex-kindsoldaten – aangepast aan de geslachten en de specifieke (individuele) problematieken die dit met zich meebrengt – ná het beëindigen van de conflicten.
Bart Horemans van Pax Christi Vlaanderen besprak in zijn uiteenzetting de redenen die leiden tot de verhoogde inzet van kindsoldaten. Ten eerste, stelde hij, heeft de VN duidelijk geen impact op de intra-staatsconflicten die nochtans veelvuldiger dan ooit voorkomen. Ten tweede is er de massale verspreiding van lichte wapens die niet enkel eenvoudig hanteerbaar zijn, maar ook goedkoop op de markt verkrijgbaar zijn. Ten derde is er een toegenomen kloof tussen arm en rijk die voor sommigen de situatie zo scherp stelt dat het kiezen is tussen sterven van de honger of soldaat worden om te overleven. En ten slotte is er ook een toenemend aantal staten, zoals Congo, die niet meer zelf in hun basisbehoeften kunnen voorzien. Daarom stelt zich de vraag wat hier preventief kan aan worden gedaan. Horemans tracht zelf een antwoord te formuleren op deze vraag en vindt die in de ondersteuning van de ratificatie en implementatie van de protocollen, de promotie van een cultuur van vrede, het aandachtig zijn voor de grondoorzaken van de conflicten en de versterking van het institutionele kader. Om dit doel te bereiken, zo voegt hij er aan toe, zijn sensibilisering en politieke druk noodzakelijk.
Christina Clark, programmaverantwoordelijke van de Internationale Coalitie tegen het gebruik van kindsoldaten, begon haar analyse met de stelling dat onze kennis van de complexe situatie van de kindsoldaten eigenlijk nog steeds behoorlijk beperkt is. Ze wees er ook op dat de rol van de meisjes binnen de conflicten verschilt van conflict tot conflict en gaat van echte militaire opdrachten tot het zijn van seksslaven voor de officieren, van spionnenwerk tot zelfmoordacties, maar eveneens ander en veel minder zichtbaar werk omvat als het dragen van lasten of het koken voor de militairen. Bovendien kunnen deze verschillende opdrachten ook nog eens door elkaar lopen. Verder vroeg ook Clark om aandacht voor de specifieke noden van meisjes, zoals bijvoorbeeld gezondheidszorg, zeker na seksueel misbruik en gezien de lichamelijke problemen die hiermee gepaard gaan. Te vaak, zo besloot zij haar lezing, zijn internationale verdragen retoriek gebleven en dit moet dan ook behoren tot één van de grote aandachtspunten voor de toekomst.
Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans rondde deze tweede fase van de conferentie af door te wijzen op de intergenerationele problematiek van mishandelingen. Het zijn deze misdrijven, zo zei hij, die trauma’s veroorzaken en deze trauma’s die op hun beurt uiteindelijk doorheen de kinderen en kleinkinderen de toekomst hypothekeren. Op deze manier wordt bovendien ook het geweld doorgegeven. Deze problematiek moet dan ook de nodige aandacht krijgen en aangevuld worden door vredesopvang. Hij beklemtoonde dat in ieder geval de situatie van de kindsoldaten hoog op de agenda van ontwikkelingssamenwerking staat en ook in de toekomst bijzondere aandacht zal krijgen in het beleid.

Tot slot was het tijd voor een aantal stemmen van op het terrein. Zowel Sabine Kakunga, Els De Temmerman als Keith McKenzie kennen de situatie en de verhalen van de kindsoldaten immers door en door. Kakunga was uitgenodigd als experte van de Commissie Vrouwen en Ontwikkeling. Ze maakte een analyse van de situatie van de kindsoldaten in Afrika, heeft zwaarst getroffen gebied voor wat deze problematiek betreft. Na een aantal anekdotes benadrukte ze dat het niet altijd waar is om te stellen dat vrouwen gedwongen zijn om te doen wat ze doen – tenminste niet direct. Vaak zijn ze gewoon de armoede moe en proberen ze te overleven. Dat kunnen ze onder andere doen door hun land te verdedigen en zich in te schakelen in het leger. Regelmatig laten moeders hun kinderen achter en volgen ze voor maanden of zelfs een jaar hun man. De kinderen blijven dan verweesd achter, moeten zichzelf beredderen en vallen veel makkelijker dan andere kinderen ten prooi aan rekrutering. Zulke situaties moeten preventief aangepakt worden en dat kan in grote mate door de armoede te bestrijden.
Els De Temmerman kwam in een notendop het verhaal van de meisjes van Aboke vertellen. Een verhaal dat gelinkt is met de Lord’s Resistance Army van rebellenleider Kony en waarin ze zich reeds sinds ’98 verdiept. Bij dit exemplarische verhaal ging het om 139 meisjes die uit een school in Aboke werden meegenomen om ingezet te worden in het rebellenleger. Maar door de moedige inzet van de directrice van de school, die de rebellen zelf achterna ging, werden 109 meisjes gered. Negen andere konden vluchten en redden zo zichzelf. De overgebleven meisjes zijn tot op vandaag vermist. Vast staat dat ze ritueel werden ingewijd doordat ze ingewreven werden met olie ‘waarop de kogels zouden afketsen’ en doordat ze de opdracht kregen om een ander meisje, dat had proberen te ontsnappen, te doden. Daarna werden ze meegenomen op een honderden kilometers lange tocht waarbij ze zware lasten moesten dragen. Wie niet kon volgen werd genadeloos afgemaakt. In totaal zijn 8000 kinderen reeds ontsnapt aan dit leger. Ze zijn mentaal en fysiek kapot, heel wat meisjes hebben aids en allemaal hebben ze geslachtsziekten. Ze beëindigde haar uiteenzetting met een bewogen klacht tegen de Internationale Gemeenschap en wijdt de toch nog steeds gebrekkige inzet voor het lot van deze kinderen aan het feit dat er geen economische belangen mee gemoeid zijn en de blijvende vooroordelen die het leven van een zwart kind blijkbaar nog steeds minder waard maken dan dat van een blank kind.
Keith Mc Kenzie, programmaverantwoordelijke van Operation Lifeline South Sudan van Unicef, besprak, geassisteerd door beelden uit de realiteit, de problematiek van kindsoldaten in Zuid-Soedan. Hij wees er, aansluitend bij wat vorige sprekers reeds hadden aangeraakt, op dat het kindsoldaat zijn door de kinderen niet wordt gezien als een probleem, maar wel als een oplossing voor de problemen. De cijfers uit de realiteit wijzen hier ook op. Maar liefst 80 procent van de 15.000 kindsoldaten in Soedan zijn niet gedwongen gerekruteerd geworden. Dat geeft toch heel wat te denken voor de huidige en toekomstige aanpak van de kindsoldatenproblematiek.
De intense maar boeiende conferentie werd afgesloten door de voorzitster van de Nederlandstalige Vrouwenraad. Zij baseerde zich daarvoor op de analyses van de sprekers en vatte hun respectievelijke besluiten gebald samen in een aantal aanbevelingen en besluiten. Het is duidelijk dat het einde van de problematiek van de kindsoldaten nog niet in zicht is. Nog steeds heel wat mistoestanden, zowel politiek – in de brede zin van het woord, niet alleen lokaal, maar ook internationaal – als militair, moeten dringend aangepakt worden. Oplossingen kunnen er ook enkel komen wanneer zowel preventief wordt ingegrepen, als blijvend programma’s worden opgezet die ex-kindsoldaten voorzien in hun basisbehoeften en sociale en psychologische begeleiding bieden. Om in dat verband hoop voor de toekomst te mogen koesteren, moet het lot van deze kinderen centraal blijven staan op de prioriteitenlijst van NGO’s en regeringen.

(Verslag van 1/10/2002)

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.