De West-Vlaamse Dienst voor Sociale Integratie te gast op ons Kerstfeest in Ieper

De West-Vlaamse Dienst voor Sociale Integratie te gast op ons Kerstfeest in Ieper

Verslag van het Kerstfeest van JoB in december 2007, en de lezing met betrekking tot het behandelde thema van die dag: pleegzorg.

 

Decock André

108/2008

Wat is pleegzorg niet?

Om alle gangbare misverstanden de wereld uit te helpen willen wij eerst kort stilstaan bij wat pleegzorg niet is. Naar aanleiding van een advertentie waarin we op zoek gingen naar een pleeggezin, kwam op onze dienst een spontane sollicitatie toe van een verpleegster. Dus voor alle duidelijkheid: pleegzorg heeft absoluut niets te maken met het verplegen zoals we het kennen vanuit de ziekenhuissector.
Een tweede groot misverstand is dat pleegzorg veelal gelijk gesteld wordt aan adoptie.
Denken we maar aan Thomas uit de vondelingenschuif. Men is op zoek naar een pleeggezin dat dan na verloop van tijd het jongentje wil adopteren. Hier is al duidelijk dat er een groot verschil is.
Bij adoptie wordt een kind wettelijk kind van zijn adoptie-ouders, het krijgt de naam van de adoptie-ouders, het krijgt dezelfde rechten als de natuurlijke kinderen van een echtpaar. Er is een juridische band tussen beide. In pleegzorg komt deze juridische band er niet, het kind blijft zijn eigen naam behouden en blijft wettelijk het kind van zijn natuurlijke ouders. Zij blijven wettelijk verantwoordelijk voor hun kind en dus ook burgerlijk aansprakelijk tot de meerderjarigheid.
Voorbeeld: een adoptiekind heeft hetzelfde recht op de erfenis van zijn adoptie-ouders als de natuurlijke kinderen. Pleegkinderen daarentegen kunnen niet erven van hun pleegouders volgens het erfrecht.
Het eigen gezin van een pleegkind blijft meespelen. Dit is afhankelijk
van situatie tot situatie.

Wat is pleegzorg dan wel?

Het uitgangspunt van pleegzorg is het recht van ieder kind om op te groeien in een gezin. Pleegzorg is zorgen voor een kind, een jongere of een volwassene, die in principe tijdelijk niet meer thuis kan opgevangen worden. Het gaat dus om kinderen die niet in hun eigen gezin wonen maar in dat van iemand anders.

Er zijn 3 grote sectoren:
Een eerste is de Bijzondere Jeugdbijstand. Het gaat hier altijd om minderjarigen, dus kinderen jonger dan 18 jaar die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden. Dit betekent dat er zich bij hen thuis problemen voordoen die het niet meer toelaten dat het kind nog langer thuis blijft wonen. Deze kinderen worden geplaatst via het comité bijzondere jeugdzorg, wanneer de ouders akkoord gaan met de plaatsing of via de jeugdrechtbank wanneer de ouders niet akkoord gaan met de plaatsing of als er een maatregel moet genomen worden die hoogdringend is.

Voorbeeld: G., M. en L. zijn 3 zusjes. G. heeft niet dezelfde vader als haar zusjes. L. wordt opgenomen in het ziekenhuis waar men vaststelt dat het meisje ernstig ondervoed is. Zij is op dat moment 1 jaar oud en leeft enkel van melk. Rond dezelfde periode wordt er een melding gedaan over hetzelfde gezin bij het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling die de klacht gaat onderzoeken en tot de vaststelling komt dat er sprake is van ernstig seksueel misbruik van G. Er zijn ernstige vermoedens dat ook M. misbruikt werd.
Het comité voor bijzondere jeugdzorg wordt ingeschakeld en alledrie de kinderen worden met toestemming van de ouders overgebracht naar het Centrum Kind en Gezin Don Bosco. Daar kunnen de kinderen tijdelijk verblijven in afwachting van een andere permanente oplossing.
De vraag wordt gesteld door de consulente van het comité naar een pleeggezin voor de 3 zusjes. Moeder is akkoord en ook de vader van G. kan zich vinden in deze oplossing. B., de nieuwe partner van moeder en vader van M. en L. gaat niet akkoord en wil zijn kinderen terug thuis. Als dan het broertje T. wordt geboren vrezen de hulpverleners dat het ook met dit kind niet zal lukken. Omwille van het niet akkoord zijn van B. en de vrees voor de nieuwe baby geeft het comité voor bijzondere jeugdzorg het dossier door aan het parket die de jeugdrechtbank inschakelt zodanig dat er voor de kinderen een maatregel genomen wordt die door de ouders ‘moet’ aangenomen worden.

Een tweede sector is pleegzorg via het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Dit houdt in dat het gaat om de zorg voor personen met een beperking. Het betreft hier zowel minderjarigen als volwassenen en alle vormen van beperking komen in principe in aanmerking. Pleegzorgplaatsingen binnen het Vlaams Agentschap onder toezicht van de jeugdrechtbank kunnen ook.

Een derde is pleegzorg via Kind en Gezin’, maar dit is meer bedoeld voor een korte opname van 3 tot 6 maanden van kinderen tot 12 jaar ter ondersteuning van hun gezin. De ouders vragen hierbij zelf naar deze opvangvorm. Hierbij zijn tal van flexibele opvangvormen mogelijk op maat van het gezin.

Mogelijkheden:

1°. Verblijf in een pleeggezin

Een pleeggezin is een gezin dat zich engageert om een kind bij hen te laten verblijven. Afhankelijk van de toekomstvisie spreken we van perspectiefzoekende of perspectiefbiedende pleegzorg.
Perspectiefzoekend betekent een tijdelijk verblijf in een pleeggezin, maximum 1 jaar, met als doel na te gaan of het kind op relatief korte termijn terug naar huis kan. Het herstel van de opvoedingsrelatie tussen ouder en kind staat hier centraal. De begeleiding is vooral gericht op het versterken van deze relatie. Binnen elke afzonderlijke situatie worden hulpverleningsperspectieven en termijnen afgesproken en geëvalueerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de leeftijd, de ontwikkelingsfase en de noden van het kind.
Perspectiefbiedend betekent dat het opvoedingsperspectief ligt in het pleeggezin en dit wordt duidelijk geformuleerd ten aanzien van alle betrokkenen. Een eventuele terugkeer naar huis hangt niet alleen af van de situatie van de ouders en hun pedagogische mogelijkheden maar ook van de aard van de hechtingsrelatie tussen ouders en kind.
Deze begrippen worden eigenlijk heel flexibel gehanteerd. We proberen vooral zorg op maat te bieden.

2°. Verblijf in een gastgezin

Is eigenlijk hetzelfde als een pleeggezin, behalve dat het hier gaat om jongeren of volwassenen.

3°. Wonen met ondersteuning van een particulier

Deze vorm van pleegzorg is bedoeld voor meerderjarige personen met een beperking en kan dus enkel binnen de sector van het Vlaams Agentschap. Hierbij wonen mensen alleen, maar is er voor bepaalde aspecten toch nog behoefte aan ondersteuning. Bij deze vorm van pleegzorg is de doelstelling dat de persoon in kwestie volledig zelfstandig kan wonen.

Soorten gezinnen

1°.Bestandsplaatsing

Plaatsing waarbij we putten uit ons bestand van geselecteerde kandidaat-pleeggezinnen. Het kind en het pleeggezin waarin het terecht komt kennen elkaar dus niet.

2°. Netwerkplaatsing

Hieronder begrijpen wij pleegzorg waarbij kinderen in een problematische opvoedingssituatie een vangnet vinden in een gezin dat behoort tot hun familiaal of sociaal netwerk. Er wordt veel meer beroep gedaan op de eigen krachten van de familie en de omgeving om problemen op te lossen.

WDSI en pleegzorg

Voluit betekent onze naam de West-Vlaamse Dienst voor Sociale Integratie. U begrijpt meteen waarom we zelf spreken van de wdsi aangezien we overwegend werken met mensen met een mentale beperking en het toch een hele mond vol is om dit uit te spreken.
De werking van onze dienst situeert zich binnen de sector van het Vlaams Agentschap en richt zich dus tot kinderen, jongeren en volwassenen met een beperking. Er is dus geen leeftijdsgrens wat inhoudt dat ons jongste pleegkind momenteel 4 jaar is en ons oudste pleegkind 61 jaar is. Het gaat dan meestal om een broer of zus met een beperking, ik denk nu aan mongolisme (syndroom van Down). De persoon in kwestie woonde thuis bij moeder tot deze komt te overlijden en trekt dan in bij een zus, ook dat is pleegzorg. Iedereen die bij ons begeleiding krijgt, moet een erkenning hebben van het Vlaams Agentschap voor de werkvorm pleegzorg of wonen met ondersteuning van een particulier.

Cijfertjes

Wij zijn beperkt in het aantal personen die we kunnen begeleiden. Voor pleeggezin hebben we 69 plaatsen en voor wonen met ondersteuning van een particulier, wop, hebben we 8 plaatsen.
Ongeveer de helft van onze minderjarige pleegkinderen staan onder toezicht van de jeugdrechtbank en zijn dus door de jeugdrechter geplaatst in een pleeggezin.

Aard van de beperking

Ter informatie hebben we hier de cijfers over de aard van de beperking van de kinderen, jongeren en volwassenen die wij begeleiden.
84% van onze mensen heeft een mentale beperking waarvan 43% licht mentaal beperkt zijn en 41% matig mentaal beperkt. De minderjarigen lopen dus school in Buitengewoon lager of secundair onderwijs beter gekend als BLO of Buso.
6% heeft een karakter- en emotionele stoornis. We denken hierbij aan hechtingsproblematiek, ernstige gedragsstoornissen, psychiatrische problematiek, autisme, borderlinesyndroom, enz.
Een combinatie van een mentale beperking en een karakter en een emotionele stoornis komt uiteraard ook voor.
3% heeft een motorische beperking.
1% heeft een multiple beperking, een combinatie van verschillende beperkingen.
2% heeft een andere beperking zoals bvb. blind of doof.

Leeftijd

57% van de mensen die we begeleiden is jonger dan 18 jaar. 43% is dus logischerwijze ouder dan 18 jaar.

Gezinnen in cijfers

48% van onze gezinnen worden door ons geselecteerd en zijn dus wat wij noemen bestandsgezinnen. 41% van onze pleeggezinnen zijn netwerkgezinnen waarin we zien dat 36% van onze kinderen en gasten opgevangen worden binnen de familie vb. broer, zus, tante, grootouders en 5% binnen het sociale netwerk bvb. onthaalmoeder.

Aanvragers

Wie stelt ons nu de vraag om bepaalde kinderen of gasten op te nemen in een pleeggezin of om een wop-situatie op te starten. In principe kan iedereen met ons contact opnemen om een vraag te stellen. Om het wat duidelijker te maken hebben we onze voornaamste aanvragers even op een rijtje gezet.

– Jeugdrechtbank / comité voor bijzondere jeugdzorg
– Voorziening
– CAW
– Ziekenhuis
– Mutualiteit
– CLB, het vroegere PMS
– Andere diensten voor pleegzorg
– Eigen initiatief

Voorbeeldje: laatste aanmelding

– 4 kleinzonen bij grootouders
– grootmoeder verhaal bij wijkagent
– telefoontje collegiale dienst voor pleegzorg

Hoe komt iemand bij onze dienst terecht?

1° Het voortraject

Wanneer er bij ons op dienst een telefonische vraag binnenkomt, gaan we eerst en vooral na of er aan een aantal voorwaarden voldaan is om begeleiding op te kunnen starten. Een eerste vereiste is de goedkeuring door het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap voor pleegzorg als hulpverleningsaanbod. Het kind of de jongere moet ook ingeschreven zijn op de Centrale Registratie van Zorgvragen met een vraag naar pleegzorg. Die CRZ is een centrale wachtlijst over de hele provincie waarop alle mensen met een beperking geregistreerd staan die een bepaalde hulpvraag hebben. Op die wachtlijst baseert de overheid zich om bvb meer plaatsen in een voorziening voor mensen met een handicap te creëren. Ook voor pleegzorg moeten mensen op die wachtlijst staan.
Naast deze papierwinkel moet de piste van pleegzorg, indien mogelijk, ook besproken geweest zijn met de ouders van de minderjarige.
Zolang aan deze voorwaarden niet voldaan is, spreken we op onze dienst van een ‘voortraject’.

2°. De aanmelding

Een vraag wordt dan een ‘aanmelding’ indien alle voorgaande zaken in orde zijn.
Er wordt dan een aanmeldingsformulier ingevuld en de situatie wordt op de eerstvolgende teamvergadering gebracht.
De vraag die dan beantwoord moet worden is: “Denken wij op basis van de (beperkte) informatie waarover we nu beschikken dat pleegzorg een oplossing kan betekenen?”
Als er door het team een positief antwoord gegeven wordt op die vraag, komt die persoon op onze interne wachtlijst.

3°. Onderzoek

De ‘studie kind’ kan nu gestart worden. Dit is een uitgebreid onderzoek door de psychologe van de situatie van het kind. Daarvoor gaat zij, indien mogelijk, met het kind zelf of met de jongere praten en met alle mensen die in die situatie betrokken zijn, bvb met de ouders, met de school, met andere diensten of voorzieningen die betrokken zijn,…
Indien de situatie opgevolgd wordt door de jeugdrechtbank, wordt ook het dossier op de sociale dienst van de JRB ingekeken.
De doelstellingen van dit onderzoek zijn:

°kind/gast en zijn context(en) in kaart brengen
°verder bekijken of pleegzorg een passend antwoord kan zijn
°de basis leggen voor verdere begeleiding: aandachtspunten en doelstellingen

Alle informatie wordt gebundeld in een verslag en terug meegebracht naar de teamvergadering.

4°. De beslissing

Op basis van dit verslag en de bespreking ervan wordt door het team definitief beslist over pleegzorg.
Indien het aangemelde kind al in een (pleeg)gezin woont (bvb bij de grootouders) en we hebben een open plaats op de dienst, kan de begeleiding starten.
Indien het kind nog niet in een (pleeg)gezin verblijft, gebeurt er op de teamvergadering een “matching”: op basis van het onderzoek van het kind en zijn situatie enerzijds en de gegevens over de beschikbare kandidaat-pleeggezinnen anderzijds, wordt beslist welk gezin zal aangesproken worden om dit kind eventueel op te vangen.
U merkt dat wij dus spijtig genoeg ook beantwoorden aan het cliché dat er veel vergaderd wordt binnen de sociale sector….

Hoe gebeurt de aanspreking van de kandidaat-pleegouders?
Deze worden opgebeld en er wordt een afspraak voor een huisbezoek vastgelegd.
Tijdens het huisbezoek wordt er door de medewerkers van de dienst een uiteenzetting gegeven over de situatie van het kind en wordt de vraag naar opvang in hun gezin gesteld. De kandidaat-pleegouders hebben gemiddeld 1 week bedenktijd.
Bij een positieve beslissing worden de voorbereidende stappen verder besproken met het kandidaat-pleeggezin.

5°.Onthaalperiode

De onthaalperiode staat uiteraard tussen haakjes omdat die er dus alleen komt wanneer het kind nog niet in een (pleeg)gezin woont. De onthaalperiode is des te belangrijker wanneer er sprake is van bestandspleegzorg en het kind ‘gematched’ wordt aan een kandidaat-pleeggezin dat het kind niet op voorhand kent.
De onthaalfase varieert naargelang de omstandigheden, verwachtingen en de beleving van alle betrokken partijen. Wanneer er bvb signalen komen dat het kind of de jongere emotioneel in de knoop zit en de dingen wat te snel gaan, kan er wat gas terug genomen worden en kunnen de contacten wat verminderd worden. Omgekeerd, wanneer zowel het kind als het kandidaat-pleeggezin zich goed voelen bij elkaar kan de frequentie van de bezoeken opgedreven worden (bvb van 1 dag in het weekend naar het hele weekend).
Regelmatige overlegmomenten met alle betrokken partijen zijn tijdens de onthaalfase dus heel belangrijk.

6°. Start begeleiding

Ter afronding van de onthaalperiode wordt een evaluatiemoment gehouden met alle betrokkenen. Als de onthaalperiode positief bevonden wordt, kan er uiteindelijk overgegaan worden naar het definitief inwonen van het kind bij het pleeggezin.
Uitwerking aan de hand van een praktijkvoorbeeld:

Netwerkpleegzorg: Voorgeschiedenis van Thomas (fictieve naam):

Thomas is een jongen van 6 jaar. Toen hij geboren werd, had zijn moeder een zwaar drugs- en alcoholprobleem. De vader van Thomas heeft een licht mentale beperking en kon of wilde de zorg voor Thomas op dat ogenblik niet opnemen. Vanuit het ziekenhuis ging Thomas daarom niet mee naar huis met zijn ouders, maar werd hij meegenomen door zijn grootouders die voor hem wilden zorgen. Via het Comité Bijzondere Jeugdzorg werd een pleeggezinnendienst ingeschakeld die het pleeggezin begeleidde.
Omdat er tussen moeder en de grootouders zware conflicten ontstonden betreffende de opvang van Thomas, werd het dossier uiteindelijk doorverwezen naar de jeugdrechter, die besliste dat Thomas omwille van de psychiatrische problematiek van moeder bij de grootouders moest blijven.
Wanneer Thomas ongeveer 4 jaar is, wordt hij door de pleeggezinnendienst onder de Bijzondere Jeugdzorg die op dat moment begeleidt, verwezen naar een revalidatiecentrum om een aantal onderzoeken te laten doen. Het begint immers op te vallen dat Thomas op een aantal vlakken een achterstand vertoont. Hij praat heel moeilijk en heeft een zwakke fijne motoriek. Thomas is ook een moeilijke jongen; hij is hyperactief en wil heel sterk zijn eigen willetje doordrijven.
Na vele onderzoeken komt de diagnose: Thomas heeft een mentale beperking, ADHD en autisme. Het is duidelijk dat hij op diverse vlakken een aangepaste ondersteuning zal moeten krijgen.
Omwille van zijn beperkingen, besluit de begeleidster van de pleeggezinnendienst om het dossier van Thomas door te geven aan onze dienst. Dit wordt met de pleegouders besproken; de ouders van Thomas wensen op dat ogenblik geen contact met de pleeggezinnendienst.
De begeleidster van Thomas schakelt het CLB in, die een dossier moet opmaken voor het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap. Op basis van dit dossier wordt door het Vlaams Agentschap beslist dat Thomas in aanmerking komt om hulp te krijgen vanuit het Agentschap, hij krijgt dus ook de goedkeuring om door onze dienst voor pleegzorg voor mensen met een beperking begeleid te worden. Ook de jeugdrechtbank moet een beschikking opmaken waaruit blijkt dat Thomas verder door onze dienst zal begeleid worden.
Wanneer dit allemaal in orde is (en we hebben een open plaats), kan het dossier overgedragen worden naar onze dienst. We plannen gesprekken met de vorige begeleidster, met de pleegouders en de school van Thomas en vragen testgegevens op bij het revalidatiecentrum om de studie kind te maken en zo Thomas en zijn pleegouders beter te leren kennen en goed te kunnen begeleiden.

Waaruit bestaat de begeleiding?

De begeleider is de rode draad binnen een pleegzorgsituatie. Hij heeft:
– Regelmatige contacten met pleegouders, ouders, pleegkind/gast, school/werk, jeugdrechtbank, … en dit door middel van huisbezoeken, telefoongesprekken, rond de tafelbesprekingen: overleg waar alle partijen samen rond de tafel zitten. We volgen eigenlijk de totaalsituatie van het pleegkind. We werken ondersteunend waar nodig, helpen mee zoeken naar mogelijke oplossingen voor problemen, bemiddelen waar nodig.
Vrijetijdsbesteding voor personen met een beperking, scholen, enz… zijn zaken die aan de begeleider kunnen gevraagd worden. Onze pleegouders mogen er niet alleen voor staan.
– Indien dit wenselijk is stapt één van onze psychologen mee in de begeleiding. Dit kan onder de vorm van individuele begeleiding van het kind of de gast en/of contact met ouders wanneer het contact onder bepaalde omstandigheden niet goed meer verloopt. Het is zo dat er zoveel mogelijk, en uiteraard moet het mogelijk zijn, gestreefd wordt naar contact met de ouders. Dit betekent, en je kan dit vergelijken met de omgangsregeling binnen een echtscheiding, dat onze pleegkinderen op bezoek gaan of op weekend, vakantie bij hun ouders. We streven ook naar contact met broers, zusjes of andere belangrijke figuren in het leven van onze pleegkinderen. Dit gaat niet altijd even makkelijk en ik moet daar denk ik geen tekening bij maken.
– Administratieve en financiële ondersteuning, al onze pleeggezinnen ontvangen per pleegkind een dagvergoeding om de kosten te helpen dragen, dit afhankelijk van de leeftijd en de aard van de beperking van het kind of de gast. Deze vergoeding is geen inkomen en moet ook niet worden aangegeven aan de belastingen. De pleegouders ontvangen ook de kinderbijslag voor hun pleegkind. Een laatste formaliteit is dat het pleegkind op de mutualiteit komt te staan van de pleegouders. Het is zo dat we niet zelden te horen krijgen dat pleegouders ‘het doen voor het geld’. Geloof met vrij, na 10 jaar pleegzorg ben ik van één ding overtuigd dat je er zeker niet rijk van wordt, integendeel! Het is de bedoeling dat de vergoeding de grootste kosten dekt.

Einde van de pleegplaatsing

– Terug naar ouders
– Zelfstandig wonen met begeleiding of zonder verdere begeleiding
– Samenwonen
– Voorziening
– Overlijden
– conform doelstelling
– geleidelijke uitgroei uit het pleeggezin

Bij crisis echter is het einde meteen een voldongen feit…

************************************

Het werd stilaan tijd om even op adem te komen.
De video stond al klaar, en mede door de bereidwillige medewerking van één van onze JoB-ers kregen we de video ook gestart…
We konden kijken naar het verhaal van Ringo, Miet, Ans en Dimitri…
Het was muisstil…het was immers heel pakkend…we zagen dat het aanbieden van nestwarmte het belangrijkste is…we zagen ook dat het niet simpel is…dat er veel geduld nodig is…en vooral veel liefde…we zagen eveneens hoe belangrijk het contact ‘kan’ zijn tussen het pleegezin en het ‘echte’ gezin waar het kind geboren is…hoe pleegkinderen een verrijking zijn voor het pleeggezin…hoe een kind geen last meer is…hoe belangrijk het is dat een pleegkind zo rap mogelijk in een gezin terecht komt…en dat het pleegkind liefst jonger is dan de andere kinderen van het gezin…dat pleegzorg een “totaal” engagement is…en dat je gemakkelijker leert relativeren…
Bij het einde van de video, vertelde Veerle dat Ringo ondertussen 17 jaar geworden is, dat hij mode en creatie volgt, en dat er, sinds een tiental jaar, geen contact meer is met zijn ouders, en ook dat hij nog steeds in zijn pleeggezin verblijft…dat Miet de richting kantoor volgt in het zeepreventorium De Haan, dat het contact met mama en papa beide hersteld is, en dat ze eveneens nog steeds in het pleeggezin verblijft…dat Ans verblijft in een voorziening voor mensen met een auditieve handicap en niet meer in haar pleeggezin woont…dat Dimitri sinds 2 jaar alleen woont in een huisje dicht bij de pleegouders, dat de pleegmoeder nu particulier is in het kader van wop, dat Dimitri werkt in de beschutte werkplaats, dat de zoektocht naar hoe omgaan met de gekregen vrijheid, en budget, naar wat kan ik en wat mag ik niet, dat dit loopt, zoals we dat zeggen…

*************************************

Selectie kandidaat-pleeggezinnen

1°. Kennismaking

– Geven van informatie aan gezin: wat is pleegzorg en uitleg over de dienst en de selectieprocedure
– Informatie verzamelen

2°. Kandidaatstelling

– Indien verdere interesse: invullen formulier kandidaat-pleeggezin en terugbezorgen aan de dienst
– Na ontvangen formulier op de dienst start het selectieproces

3°. Selectieproces

– 3 gesprekken met kandidaat-pleeggezin
– 2 verschillende disciplines: altijd maatschappelijk werker met psychologe
– ongeveer 1 contact per maand

Gesprek 1:
– genogram: stamboom van beide kandidaat-pleegouders
– voorgeschiedenis kandidaat-pleegouders
– opvoedingsstijl
– huidige woonsituatie
Gesprek 2:
– motivatie pleegzorg – wat beweegt kandidaat-pleegouders?
– verschillen met adoptie
– persoonlijkheid kandidaat-pleegouders en partnerrelatie
– visie rond gedrag en gedragsstoornissen
– hechting
– specifieke vragen rond opvoeding, handicap en eigen ouders
Gesprek 3:
– reacties omgeving
– uitdieping visie handicap
– werken met ouders/netwerk
– inzicht in verlieservaringen
– verwachtingen
– visie eigen kinderen engagement pleegzorg
– opmaken balans selectiegesprekken

4°. Selectierapport

– Informatie wordt gebundeld in selectierapport
– Getuigschrift goed gedrag en zeden
– Medische vragenlijst via huisarts – arts wdsi

5°. Beslissing en terugkoppeling

– teamleden lezen het selectierapport door en bevragen dit op de teamvergadering
– besluitvorming betreffende balans mogelijkheden gezin/werkpunten
– besluitvorming aanvaarding/geen aanvaarding
– terugkoppeling naar kandidaat-pleeggezin

WOP

Wonen met ondersteuning van een particulier berust op 3 pijlers: de gast/woper, de particulier en de dienst voor pleegzorg.

De gast/woper

– minimum 18 jaar zijn
– over een inkomen beschikken
– liefst een zinvolle dagbesteding hebben
– zelfstandig wonen
– goedkeuring Vlaams agentschap voor wop
– motivatie om zich te laten begeleiden

De particulier

– vrijwilliger: vergoeding
– minimum 21 jaar
– Geen ouder/kind-relatie
– Intensief engagement: 2 keer per week contact
– Letterlijk en figuurlijk bereikbaar zijn

Niet noodzakelijk een nieuw figuur, familiaal of sociaal netwerk, geen ouders, wel broer of zus. Wij zoeken indien geen voorhanden is.

De dienst

– algemene coördinatie
– doelstellingen bepalen
– afspraken maken
– administratieve ondersteuning
– verslaggeving en registratie
– budgetbegeleiding
– bewaken van de groei naar zelfstandigheid
– wonen, werken en vrije tijd
Vertrouwensrelatie biedt veel meer dan klassieke hulpverleningsrelatie.
Sommige jongeren hebben moeite met klassieke hulpverlening.

Over ouders

De ouders zijnen blijven de ouders van een pleegkind. En dit houdt veel in. Ze behouden het ouderlijk gezag in de volle juridische betekenis van het woord wat eerder al werd toegelicht. Bij jeugdrechtbankplaatsingen moet ik dit echter nuanceren want hier is het steeds de jeugdrechter die de uiteindelijke beslissing neemt over wat er met het kind gebeurt.
Iedereen die betrokken is bij pleegzorg ervaart dat de band van een kind met zijn ouders onverbrekelijk is, hoe moeilijk de situatie ook is of geweest is. Kinderen blijven loyaal t.o.v. hun ouders, zelfs na mishandeling of verwaarlozing. Dat is trouwens iets wat men bij adopties ook vaststelt. Veel adoptiekinderen willen bijvoorbeeld weten wie hun moeder was. Dit is in pleegzorg niet anders.
Om deze redenen blijven ouders ook ouders en noemen we hen ook zo, we proberen niet te spreken over de natuurlijke of de biologische ouders.
In pleegzorg nemen de pleegouders wel heel wat taken van de ouders over, ze zorgen voor de dagelijkse opvoeding van hun pleegkinderen en dat is heel wat. Ze hechten zich ook aan hun pleegkind en dat is voor het welzijn van het pleegkind dan weer van groot belang. Pleegouders moeten echter goed beseffen dat zij nooit de ouders kunnen vervangen of doen vergeten. Zij moeten ook leren omgaan met het mogelijk ‘verlies’ van het pleegkind als het terug naar huis gaat of elders gaat wonen. Vorming, ervaring en de steun van de dienst voor pleegzorg zijn hierbij een grote hulp.

Welke problemen heeft een gezin waarvan een kind bij pleegouders woont?

De problemen van onze ouderlijke gezinnen kunnen heel verscheiden zijn. Meestel gaat het over problemen op verschillende levensdomeinen: alleenstaande ouders, echtscheiding, schulden of financiële problemen, minderbegaafdheid, kansarmoede, verslaving aan drank of aan drugs, psychische problemen, gezondheidsproblemen, plaatsingsverleden, te krappe of ongezonde huisvesting, dakloosheid, werkloosheid, slechte opleiding, …
Tengevolge van deze problemen kan men veelal de opvoeding van de kinderen niet meer aan of waarmaken. T.o.v. de kinderen kan dit leiden tot verwaarlozing, mishandeling, misbruik, …

Hoe reageren ouders als hun kind bij pleegouders gaat wonen?

Er zijn weinig ouders die echt kiezen om hun kind in een pleeggezin te plaatsen. Er was altijd eerst een moeilijke situatie die maakt dat zij op dat ogenblik niet voor hun kinderen konden zorgen. Het is ook niet altijd eenvoudig omdat het vaak buitenstaanders zijn die vinden dat het niet goed loopt en dat de kinderen essentiële zaken tekort komen. Daarom is pleegzorg nooit een echte keuze. Ouders hebben te kampen met een hevige kwaadheid omdat ze zich onbegrepen voelen of onrechtvaardig behandeld.
Ouders kunnen het heel erg moeilijk hebben als ze zien dat hun kind in een pleeggezin woont waar alles ‘beter’ is dan wat zij hun kind konden bieden. Er leeft een grote bezorgdheid en angst: komt mijn kind ooit nog terug? Zal ik mijn kind definitief verliezen? Wat denkt mijn kind van mij? Wat zullen ze mijn kind vertellen over mij?
Tenslotte is er het immense verdriet: veel ouders dragen zelf traumatische jeugdervaringen met zich mee en zouden het vanuit dit opzicht zoveel beter doen met hun eigen kinderen en dan blijkt dit niet te lukken of tenminste anderen vinden dat het niet lukt.
Ouders van geplaatste kinderen dragen zoveel belastende emoties met zich mee, dat ze bijna niet anders kunnen dan die af te reageren op anderen.
Maar wanneer ouders merken dat pleegouders niet in hun plaats willen treden en dat zij ook betrokken worden bij beslissingen over hun kinderen is het dikste ijs meestal gebroken. Toch moeten we er rekening mee houden dat de relatie tussen pleegouders en ouders niet altijd zo eenvoudig is. De begeleiding als neutrale persoon van de dienst voor pleegzorg is hierbij belangrijk.
Joost Devolder, een collega van ons bij de West-Vlaamse Pleeggezinnendienst was een paar jaar ouderbegeleider. Zijn ervaringen met het werken met ouders zijn heel boeiend. Ik wil zijn bevindingen hier dan ook zeker aan bod laten komen.
In het kader van de ondersteuning van ouders benadrukt hij nogmaals de grote rol die de pleegouders hierbij spelen. De mate waarin zij respect tonen voor de ouders, hen erkennen, betrekken en aanmoedigen in hun opvoederrol is van cruciaal belang. Want zich als ouder erkend en gewaardeerd voelen door pleegouders kan een energiestoot zijn voor het zelfvertrouwen van ouders. En dat zelfvertrouwen is de motor om heel wat positieve zaken op gang te brengen en te houden.
Als er geluisterd wordt naar de verhalen en de verwachtingen van de ouders van pleegkinderen, dan zijn de twee veel voorkomende wensen: ik wil meer contact met mijn kind en ik wil mijn kind terug thuis.
Wanneer we met dergelijke uitspraken geconfronteerd worden, is onze eerste zorg: als we daarop ingaan komen we dan tegemoet aan de noden en de verwachtingen van het kind in kwestie?
Hier botsen we dan vaak met een andere belevingswereld: ouders hebben soms een zodanig verlangen om hun kind meer of terug helemaal bij zich te hebben en ze zijn er soms zo hard van overtuigd dat dit ook in het belang van hun kind is, dat zij in eerste instantie niet bereid zijn om daarover in overleg te gaan. Het gaat hen om het recht, om hun kind en zij alleen weten wat goed is. Bij die ouders maken we alleen maar kans om tot hen door te dringen als we hun wensen erkennen en met hen op weg gaan vanuit een oprecht respect.
We streven in elk geval naar een blijvend contact met de ouders, dit door dagbezoeken, weekendbezoeken en vakanties. Als er sprake is van een terugkeer naar huis dan worden de bezoeken meer en meer uitgebreid tot de verhuis van het pleegkind een feit is. Overleg en tussendoor evalueren blijven een must in dit proces.
Hoe kan iemand nu beweren dat hij zijn kind graag ziet terwijl hij op café zit in plaats van op bezoek te gaan naar zijn kind?
Ik denk dan aan de moeder die thuis hartkloppingen kreeg en niet meer kon slapen telkens de tweede zaterdag van de maand naderde, want dat was de dag waarop ze op bezoek mocht naar haar dochtertje. Elke keer was ze vastbesloten om te gaan, maar elke keer opnieuw kwam ze er niet toe. Ze schaamde zich voor de pleegouders, die woonden in een mooi huis en konden haar dochter alles geven wat zij nodig had. Terwijl zij als moeder in een vochtige studio woonde met een leefloon van het OCMW. Ze schaamde zich voor haar dochter: wat moest die niet denken van haar moeder, ze werkte niet, leed armoede en kon niet voor haar zorgen.
De moeder was ook onnoemelijk bang en onzeker: wat moest ze zeggen tegen de pleegouders, ze kon immers niet meepraten, mocht ze wel een zoen geven aan haar dochter, zou die dat aanvaarden, zou ze haar tranen kunnen bedwingen?
Al deze angsten en zelfverwijten zorgen er telkens opnieuw voor dat ze afleiding en troost ging zoeken in het café. Ze had zelfs de moed niet om het bezoek af te bellen.
Als kind was deze vrouw zelf geplaatst geweest en als volwassen vrouw stond ze volledig hulpeloos in het leven. Alle zelfvertrouwen, zelfrespect en hoop was ze gaandeweg verloren. Het enige wat haar nog lukte, was afglijden in zelfmedelijden en af en toe eens deftig van zich afbijten. Het enige wat ze wilde was vechten voor haar dochter en zelfs dat lukte niet.
Het is ook niet eenvoudig om met iedereen op eenzelfde lijn samen te werken. Ook dat is iets wat iedereen die binnen pleegzorg werkt al ervaren heeft. We blijven er echter naar streven om elke partij zijn plaats te geven. Centraal blijft altijd staan: het pleegkind of de pleeggast in kwestie.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.