100 keer ‘Om en Rondom’: een korte terugblik. Een gesprek met oud-hoofdredacteur Jan Demeyere en aalmoezenier André Decock

100 keer ‘Om en Rondom’: een korte terugblik. Een gesprek met oud-hoofdredacteur Jan Demeyere en aalmoezenier André Decock

In oktober 2005 verscheen het honderdste nummer van ‘Om en Rondom’. Tijd dus om eventjes de geschiedenis in te duiken en wat roergangers en gebeurtenissen vanonder het stof te halen. Huidig hoofdredacteur Wim Smit ging daarom rond tafel zitten met oud-hoofdredacteur Jan Demeyere en redacteur en trouw JoB-proost André Decock.

 

Smit Wim

2/2005

Een honderdste Om en Rondom kan niet zomaar geruisloos voorbij gaan. Op z’n minst moet een mens op zo’n moment heel eventjes over de schouder durven kijken, contact maken met het verleden. We weten vaak heel goed waar we naartoe willen, maar waar komen we eigenlijk vandaan? Hoog tijd om die confrontatie aan te gaan vóór we al onze energie weer richten op wat nog komen moet.
Dankzij ere-hoofdaalmoezenier van de Luchtmacht Philippe Oers kwamen we op het spoor van de allereerste Om en Rondom. Een fijne ontdekking voor wie graag eens in de archieven duikt. En zo zijn wij; dus trokken we ons werkpak aan en doken we onder in het stof van de tijd. Oud-hoofdredacteur Jan Demeyere en aalmoezenier André Decock zijn mijn deskundige gidsen.

“Om en Rondom”, vertelt Jan Demeyere ons, “is ontstaan in het Brusselse, waar het eerste nummer verscheen begin 1980. En het ontstond als een informatief blad voor de vele militairen én rijkswachters die in en rond de hoofdstad werkten. In die tijd werkten er maar liefst 5.600 militairen en rijkswachters in het Brusselse: 2000 rijkswachters, en de rest militairen. Een hele grote groep dus.”
Dat vinden we ook zo terug in dat eerste nummer van Om en Rondom, waar ook nog wat meer informatie wordt gegeven over het opzet van het nieuwe blad en z’n titel. “Deze geschreven vorm van kontakt bij U thuis”, zo schrijft de redactie, “wil een informatie zijn. Alle drie-maanden zal het in uw brievenbus vallen.”
Meteen wordt ook de inhoud wat scherper gesteld, en wordt volgend aanbod voorgesteld: (1) informatie omtrent initiatieven die in ons Vicariaat genomen worden; (2) teksten en documentatie, met steeds ook een basisartikel; en (3) bespreking van publicaties en boeken.
Het waarom van de titel ‘Om en Rondom’ laat zich al vermoeden uit wat we eerder schreven, maar we laten toch nog even de toenmalige redactie aan het woord:
“‘OM’
We willen vooral tot uiting brengen dat het OM ons leven gaat van rijkswachter en militair. Niet als een vroom iets; als boven de tijd en ruimte verheven ideaal, maar om actuele informatie, waarin man en vrouw zichzelf kunnen erkennen en samen gelukkig zijn.
‘RONDOM’
Duidt daarbij dan op onze zorg om alle aspecten van het geloof in het gezin en de ons omliggende wereld te omvatten.”
“Het tijdschrift was toen gecentreerd rond twee verantwoordelijke aalmoezeniers”, vult aalmoezenier André Decock dit aan, “dat waren Ludo Pauwels voor de Nederlandstaligen en René Cattoir voor de Franstaligen. Het Vicariaat ontfermde zich over de families van de militairen. En de vraag die vanuit de directieraad en de pastorale raad kwam om het oprichten van een informatieblad, lag in het verlengde van dit werk. In de pastorale raad zaten toen de gezinspastoraal, MILAC en KOOG. Dat zijn de voornaamste die ik me zo meteen kan herinneren. Zij zorgden samen voor de inhoud, de artikels, zodat de families op de hoogte waren of bleven van alles wat reilde en zeilde om en rondom het toenmalige ‘Vikariaat bij de Krijgsmacht’.”
De praktische kant van de zaak, zoals het nieten en verzenden, gebeurde echter met de familie Demeyere, bij René Cattoir thuis. “Het was als het ware een samenwerkende gemeenschap van priesters en leken”, herinnert André Decock zich nog. “En pas bij het overlijden van René Cattoir kwam daar verandering in. Na diens dood zijn de Nederlandstaligen en de Franstaligen immers hun eigen weg opgegaan, en werd hun werking gesplitst. Van dan af gebeurde de verzending van de Nederlandstalige tijdschriftjes van bij de familie Demeyere thuis.”
Geleidelijk aan werd ook meer en meer nagedacht over een sterkere inhoudelijke invulling van het tijdschrift. Het is toen dat Raymond Boddaert – die vandaag nog steeds een enthousiast meewerkend auteur van het tijdschrift is – werd gecontacteerd door Geo Depoovere om een artikel te schrijven dat zowel militairen als niet-militairen kon interesseren. En dat tegen de achtergrond van de militaire sociologie die Raymond Boddaert op dat moment aan de Koninklijke Militaire School doceerde.
Later werd ook gedacht aan een uitbreiding van het lezerspubliek, en dat gebeurde vooral toen Philippe Oers in 1989 de Vrienden van het Bisdom bij de Krijgsmacht oprichtte en als dank voor een storting vanaf 1000 Belgische frank een abonnement op het tijdschrift cadeau gaf. Vanaf dat moment is het aantal abonnementen uiteraard nog een stuk omhoog gegaan en werden nog meer mensen bereikt, ook buiten de eigenlijke krijgsmacht. “De leden van de Vrienden bestonden immers niet enkel uit mensen die Oers kende van de Militaire School, waar hij aalmoezenier was geweest”, zo weet Jan Demeyere, “maar ook uit kloostergemeenschappen, en mensen die een familielid hadden dat tot de krijgsmacht behoorde maar overleden was, en die naar de ‘Mis voor de overledenen’ kwamen, een viering die toch steeds 500 à 600 mensen op de been bracht.”
Het mag echter niet vergeten worden dat Om en Rondom op dat moment echter ‘slechts’ één onder verschillende was. Aalmoezenier André Decock wijst erop dat oorspronkelijk ook Pastoralia en een contactblad bestonden. Pastoralia was een uitgave van de aalmoezeniersdienst, een meer theologisch blad, bestemd voor de aalmoezeniers. En het contactblad was meer intern en ging over benoemingen en dergelijke. We spreken hier uiteraard wel nog over de jaren ’80 toen er nog een honderdtal aalmoezeniers binnen de krijgsmacht functioneerden.”
De eigenlijke samensmelting van alles wat op dat moment nog bestaat aan informatie- en contactblaadjes, komt er pas wanneer Roger Van den Berge opperaalmoezenier werd en hij de wens uitsprak om al die bladen samen te brengen in één tijdschrift. “Op dat moment”, zo vertelt Jan Demeyere, “bestonden nog Pastoralia, het contactblad van de aalmoezeniers en de informatiebladen van JoB, KOOG en Echo. Zij werden samengebracht onder één tijdschrift, zijnde Om en Rondom. Gezien de veelheid aan tijdschriften en het steeds slinkende aantal aalmoezeniers, waren het steeds dezelfde mensen die in de verschillende redacties werkten. Het was dus ook goed dat die samensmelting er kwam.” “Bijgevolg”, vult André Decock aan, “steeg het abonnementenbestand opnieuw. Want alle JoB-leden bijvoorbeeld, kregen gratis het informatieblad omdat het was meegerekend in de deelnameprijs aan activiteiten. Zij kregen dus nu een abonnement op de nieuwe Om en Rondom. En ongeveer hetzelfde is ook gebeurd met de leden van KOOG. Met hun lidgeld betaalden zij tegelijk het abonnement op het tijdschrift.”
Tot vorig jaar telde Om en Rondom zo’n 1.800 abonnees, militairen zowel als burgers. Maar vanaf dit werkjaar betaalt opnieuw iedereen (ook JoB’ers en KOOG’ers) abonnementsgeld, waardoor het lezersaantal opnieuw wat gereduceerd is, maar we desondanks nog steeds met een enthousiast en vrij uitgebreid lezerspubliek zitten. U bent er één van, en daar zijn we u dankbaar om.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.