Zondag 10 maart 2024: 4de zondag in de veertigdagentijd

Zondag 10 maart 2024: 4de zondag in de veertigdagentijd

Zoek geen valse namen om je zonden te verdringen

2 Kron 36, 14-16.19-23: De ballingschap en de bevrijding van het volk tonen Gods toorn én zijn barmhartigheid

Johannes 3,14-21: God zond zijn Zoon in de wereld om ons te redden

Geluk en ongeluk van mensen worden zowel met medemensen als met God in verband gebracht. Elk menselijk bestaan is omweven met levensdraden die het ‘ik’ verbinden met het ‘jij’ van de ander en van de gans Andere. Dit laatste valt buiten de ervaringswereld van velen rondom ons. Toch mogen we aannemen dat ook die vreemd zijn van God of momenten kennen van Gods aanwezigheid in lief en leed.

 

Het joodse volk heeft juist sterk dit besef van afhankelijkheid ten aanzien van Jahwe. In het boek Kronieken gaat men op zoek naar de oorzaken van het drama der ballingschap en stelt Israël allereerst zelf verantwoordelijk. Zowel het volk als de priesters hebben meer afgoden vereerd en zijn minder trouw gebleven aan de God van het verbond. Bovendien hebben zij niet geluisterd naar de profeten die Jahwe hen schonk om hen tot bekering te brengen. Eigenzinnig hebben zij hun levenslot in handen genomen met alle gevolgen vandien. De tempelverwoesting in Jeruzalem en de deportatie naar Babel zijn dus om vele redenen een dieptepunt in Israëls geschiedenis. Zowel het voortbestaan van het joodse volk als het geloof in Jahwe bevinden zich in een zware crisis. Het verdriet wordt aangrijpend verwoord in psalm 137: “Aan de stromen van Babylon daar zaten wij neer, en wij schreiden wanneer wij dachten aan Sion”. Hoe zouden zij  nog van Jahwe kunnen zingen, nu zij Hem gekwetst hebben door hun ontrouw? De ballingschap hult het joodse volk echter niet alleen in duisternis. Te midden van het gemis leren zij hopen op een terugkeer. Het berouw over hun zondig verleden doet hen sterker rekenen op Gods barmhartigheid. Het verlies van elke bestaanszekerheid brengt hen als mensen dichter bij elkaar. Nu zij ver van huis zijn en van Jahwe hervinden zijn blijkbaar de weg naar hun eigen hart, naar het hart van het geloof en van hun volksgemeenschap. Het kan dan ook niet anders dan dat God deze ‘innerlijke thuiskomst’ van Israël bezegelt met een werkelijke terugkeer naar het beloofde land. Hij heeft zoveel medelijden met zijn volk en met zijn woning (v.15) dat Hij elke geboden kans benut om het te herscheppen en te vernieuwen. De vrijlating van de joden door Cyrus en de wederopbouw van de tempel is geen louter toeval. Het past volkomen in Gods bedoelingen met zijn volk, zoals ook de ballingschap er nodig was om het van zijn dwaalwegen bewust te maken. Zo is de menselijke geschiedenis het werk én van de mens en van God. Het is tegelijk gave én opgave.

 

Padre Nikolaas Devynck o.s.b.

Infra Antenne Noord

Sint-Kruis-Brugge

 

Johannes 3:14-21

Het Woord van God

In die tijd sprak Jezus tot Nikodemus: ‘De Mensenzoon moet omhoog worden geheven zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven zal hebben. Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. Wie in Hem gelooft wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon Gods.

Hierin bestaat het oordeel: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen beminden de duisternis meer dan het licht, omdat hun daden slecht waren. Ieder die slecht handelt heeft afschuw van het licht en gaat niet naar het licht toe uit vrees dat zijn werken openbaar gemaakt worden. Maar wie de waarheid doet gaat naar het licht, opdat van zijn daden moge blijken dat zij in God zijn gedaan.’

 

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.