08 feb Zondag 11 februari 2024: zesde zondag door het jaar B
Onaanraakbaar zijn
Mc 1, 40-45
“Jan van Niemand” – een mens van niemand: zo was de melaatse die wij vandaag in het evangelie ontmoeten, een verworpene uit de mensengemeenschap. Zelfs God had hem volgens officiële vertegenwoordigers van de joodse godsdienst verstoten naar de rand. Onaanraakbaar was hij geworden; zijn aanwezigheid betekende verontreiniging van de heilige gemeenschap en daarom moest hij weg. Het was vrij duidelijk: wanneer God reeds deze mens verstootte dan hoefde je als medemens zeker niet barmhartig te zijn. Was zijn ziekte immers niet zijn eigen schuld? God zou toch niet straffen indien zijn levenswandel vlekkeloos was geweest! Dit was de gangbare mening over ziek-zijn in Jezus’ tijd en lang ervoor.
Een grote wanhoop moet de man naar Jezus toe gedreven hebben. Hoe zou je het anders wagen! Zijn hele wezen was één schreeuw geworden: “Als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen” (v.40). Het was één smeken om aanvaarding, één verzoek om weg te wassen wat minder mooi mens maakte. In deze roep lag reeds het uitzicht op redding verborgen. De doorbraak van dood naar leven kon gebeuren. Door medelijden bewogen stak Jezus zijn hand uit. Hij raakte de man aan en sprak met een sterke beslistheid: “Ik wil word rein” (v.41). De melaatsheid verdween. Wat geen mens kon uit zichzelf, noch een medemens, vermocht Gods Zoon. Hij raakte de onreine man aan en juist hierdoor werd elke grens die mensen van elkaar kan scheiden, overbrugd. Het keiharde isolement werd doorbroken. Het nieuwe leven kon ontluiken. Zo werd de man niet alleen genezen. Hij wist zich ook aanvaard door God en voelde zich weer opgenomen in de ruime gemeenschap. Jezus’ tussenkomst schonk de melaatse niet alleen aan zichzelf terug, maar eveneens aan de anderen en aan God.
Kennen ook wij ervaringen, waarbij wij ‘van niemand’ zijn? Misschien herinner jij je momenten van eenzaamheid. Veel pijnlijker nog is het gevoel alleen te staan met je gekwets-zijn, met datgene waarover je beschaamd bent of je schuldig voelt. Het is alsof alle leven van je wegebt. Je vindt de weg naar de anderen niet meer. Ook God lijkt beangstigd ver te zijn. Zelfs je lichaam spreekt die taal: zo verwrongen worden mond en blik alsof je hele wezen zeggen wil: ik ben ontheemd, bang voor mezelf, bang dat iemand zou binnenkijken en de vele donkere plekken van gebrokenheid zou zien.
Padre Nikolaas Devynck o.s.b. Infra Antenne Noord Sint-Kruis-Brugge
Marcus 1:40-45
Het Woord van God
In die tijd kwam er eens een melaatse bij Jezus die op zijn knieën viel en Hem smeekte: ‘Als Gij wilt kunt Gij mij reinigen.’ Door medelijden bewogen stak Hij de hand uit, raakte hem aan en sprak tot hem: ‘Ik wil, word rein.’ Terstond verdween de melaatsheid en was hij gereinigd. Terwijl Hij hem wegstuurde vermaande Hij hem met klem: ‘Zorg ervoor dat ge aan niemand iets zegt, maar ga u laten zien aan de priester en offer voor uw reiniging wat Mozes heeft voorgeschreven, om ze het bewijs te leveren.’
Eenmaal vertrokken begon de man zijn verhaal overal in het openbaar te vertellen en ruchtbaarheid aan de zaak te geven, met het gevolg dat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten op eenzame plaatsen verbleef. Toch kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.