10 jan Zondag 14 januari 2024: 2de zondag door het jaar B
Tweede zondag door het jaar B
In zijn voetspoor…
1 Samuël 3, 3b-10.19 Joh 1, 35-42
Mensen zijn soms rusteloze zoekers, die tasten naar zin en houvast. Doch ‘alleen’ geraken ze niet ver. Levenszin, toekomst en perspectief ontvangen we vaak van anderen. Wie we zijn, wie we worden hangt ten dele af van wat medemensen in ons ‘zien’. We leven van hun waardering, hun erkenning en bemoediging. En toch is onze kijk op de ander niet altijd juist, niet steeds objectief. Eén iets is echter duidelijk: mensen hebben mensen nodig om hun weg te vinden door het leven. Hiervoor draagt elkeen verantwoordelijkheid.
In de twee roepingsverhalen van deze zondag laten ons eveneens zien hoe betekenisvol de tussenkomst van mensen kan zijn in het leven van een bepaald iemand. Zij verwijzen enerzijds naar de unieke weg die elkeen te gaan heeft, doch anderzijds herinneren zij ons aan de gemeenschappelijke bestemming die wij allen hebben namelijk ten volle ‘mens’ te zijn. Daartoe zijn wij allereerst ‘geroepen’. Leven betekent dan: worden waartoe je bestemd bent, beantwoorden aan wat van jou verwacht wordt, de naam van Hem die jou bij name riep, uitspreken en beamen.
Toch richt Johannes zich tot de gelovige gemeenschap in haar geheel, want veel meer dan een verhaal over de ‘roeping’ van de leerlingen, is het een verhaal over de ‘navolging’ van Jezus. Het vertelt ons hoe enkele jonge mensen in Hem de Messias hebben gezien en daardoor zo gegrepen werden dat zij alles achterlieten om Hem te volgen. De eerste twee trekken met Hem mee en ‘bleven die dag bij Hem” (v. 39). Wat hier gezegd wordt over het begin wordt eigenlijk een samenvatting van heel hun verdere leven. Altijd zullen zij bij Hem blijven. Niet letterlijk, want Hij zal van hen weggaan en zij zullen op hun beurt worden uitgestuurd om van Hem te getuigen. Doch vanaf dit moment, waarover in het evangelie, verteld wordt, zullen zij in zijn nabiiheid leven en vanuit Hem naar mensen toegaan. Hij zal “in hen wonen”, met hen meetrekken en zich blijvend aan hen schenken. Wat er eigenlijk gebeurde tussen Jezus en de twee leerlingen weten we niet. Op welke wijze Hij hen riep, is ons onbekend. Wij zijn enkel getuige van het vervolg: zij sluiten zich bij Hem aan en verbinden zich ertoe om in zijn voetspoor te leven.
Padre Nikolaas Devynck o.s.b. Infra Antenne Noord Sint-Kruis-Brugge
Johannes 1:35-42
De volgende dag stond Johannes daar weer, nu met twee van zijn leerlingen. Hij richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak:
‘Zie, het Lam Gods.’ De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna.
Jezus keerde zich om en toen Hij zag, dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: ‘Wat verlangt gij?’ Ze zeiden tot Hem: ‘Rabbi – vertaald betekent dit: Meester – waar houdt Gij U op?’ Hij zei hun: ‘Gaat mee om het te zien.’ Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich ophield. Die dag bleven zij bij Hem. Het was ongeveer het tiende uur.
Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van die twee die het gezegde van Johannes hadden gehoord en Jezus achterna waren gegaan. De eerste, die hij ontmoette, was zijn broer Simon tot wie hij zei: ‘Wij hebben de Messias – dat vertaald betekent: de Gezalfde – gevonden,’ en hij bracht hem bij Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: ‘Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas genoemd worden, dat betekent: Rots.’
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.