05 okt Zondag 8 oktober: 27ste zondag door het jaar A
Welke zoon ben jij?
Mt 21, 28-32
Niets is vervelender dan om te gaan met mensen van wie je niet goed weet wat ze denken en beogen. Wanneer alles om het even is, geraak je niet ver en is er geen echte dialoog mogelijk. Even moeilijk is het, wanneer iemand halsstarrig vasthoudt aan zijn opvattingen. Onbuigzame mensen stoten meestal de anderen af en geraken op de duur geïsoleerd. Het is niet zo duidelijk welk type de voorkeur geniet in onze huidige maatschappij. ‘Kleurloze’ individuen zijn in elk geval het gemakkelijkst te beïnvloeden en zijn een goedkope prooi voor het geraffineerd reclame-apparaat achter de consumptiemarkt. Anderzijds zie je ook vormen van extremisme ontstaan uit reactie tegen de groeiende permissiviteit. Bepaalde groepen verwijten laksheid aan de kerk, anderen aan regeringsleiders en politici. Zij kiezen voor een ‘eigen’ weg en distantiëren zich bewust van het geheel.
Wat te zeggen over de twee zonen uit de parabel? De eerste gaat in op het verzoek van zijn vader, maar doet niet wat hij beloofde. De twéede weigert, doch keert achteraf op zijn stappen terug. Bijna spontaan verwacht je dat er nog een derde zou zou zijn, en die met enthousiasme gaat werken in de wijngaard en aan wie het zelfs niet hoeft gevraagd te worden. Hij ontbreekt echter in het verhaal, wat niet belet dat zijn handelswijze ons kan aanspreken. Net als in het evangelie van vorige week blijft ook vandaag de opdracht om te werken in Gods wijngaard het brede kader waarin de parabel gevat zit. Toetreden tot het Rijk der hemelen, erin geloven en het laten gebeuren, betekent dat men bereid is zich aan te sluiten bij de levensbeweging die door Jezus op gang werd gebracht. Als Zoon vereenzelvigt Hij zich met het werk van zijn Vader. Hij noemt Hem de wijngaardenier, Zichzelf de wijnstok, ons de ranken (Jo 15). Wanneer er zo’n grote wezensverbondenheid is, wordt de vraag om te werken op Gods akker bijna overbodig.
Jezus werpt zich in deze parabel volop in de polemiek die rondom zijn persoon ontstaan is. Hij verwijt de hogepriesters en de oudsten van het volk hun kortzichtigheid die hen belette om, zowel het optreden van Johannes de Doper als dat van Hemzelf, naar waarde te schatten. Zij hebben niet eens geluisterd omdat zij overtuigd waren van hun perfecte wetsgetrouwheid. Over hen zegt Jezus: “Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is” (Mt 7, 21). Tot zover de eerste zoon uit de parabel. Tollenaars en zondaars reageerden anders. Zij gaven gehoor én aan de Doper én aan Jezus. Zij zullen eerder het Rijk Gods binnengaan.
Padre Nikolaas Devynck o.s.b. Infra Antenne Noord 8310 Sint-Kruis – Brugge
Matteüs 21:33-43, 45-46
Het Woord van God
In die tijd sprak Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het volk: ‘Luistert naar een andere gelijkenis: Er was eens een landeigenaar die een wijngaard aanlegde; hij zette er een heining omheen, hakte een wijnpers erin uit en bouwde een wachttoren. Daarop verpachtte hij hem aan wijnbouwers en vertrok naar den vreemde.
Toen de tijd van de oogst gekomen was zond hij zijn dienaars naar de wijnbouwers om de opbrengst in ontvangst te nemen. Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaars vast. Zij mishandelden de een, doodden de ander en stenigden een derde. Daarop zond hij andere dienaars, talrijker dan de eersten; maar zij behandelden hen op dezelfde manier. Tenslotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, in de veronderstelling dat zij zijn zoon wel zouden ontzien. Maar toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar: Dat is de erfgenaam; vooruit, laten we hem vermoorden en ons zijn erfenis toeëigenen. Ze grepen hem vast, wierpen hem de wijngaard uit en doodden hem.
Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat zal hij dan wel met die wijnbouwers doen?’ Ze antwoordden hem: ‘Hij zal die ellendelingen een ellendige dood doen sterven en zijn wijngaard zal hij aan andere wijnbouwers verpachten, die hem de opbrengst op de vastgestelde tijd zullen afdragen.’ Toen sprak Jezus tot hen: ‘Hebt gij nooit in de Schrift gelezen: De steen die de bouwlieden hebben afgekeurd is juist de hoeksteen geworden? Op last van de Heer is dat gebeurd en het is wonderbaar in onze ogen. Daarom zeg Ik u: Het rijk Gods zal u ontnomen worden en gegeven aan een volk dat wel de vruchten daarvan opbrengt.’
Toen de hogepriesters en Farizeeën zijn gelijkenis gehoord hadden begrepen ze dat Hij over hen sprak. Zij zonnen dus op een middel om zich van Hem meester te maken, maar ze waren bang voor het volk omdat men Hem voor een profeet hield.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.