07 sep Zondag 10 september: 23ste zondag door het jaar A
Vergeef mij, maak mijn hart bereid
Mt 18, 15-20
De mens Jezus van Nazaret, is Gods mooiste gave aan de mensheid. In Hem “is het leven verschenen, het eeuwige leven dat bij de Vader was” (Jo, 1, 2). Zijn optreden getuigt van een groot respect en een warme bekommernis voor alwie Hij ontmoet. Zijn voorkeur gaat uit naar mensen van wie het leven om één of andere reden gekwetst is: armen, zieken, zondaars. Hij geneest de wonden van hun lichaam en hun hart. Hij is mild en bewerkt verzoening. Hij staat op wacht om elke sprankel geloof die Hij ontdekt, op te vangen en te versterken. Hij is werkelijk de herder uit de parabel die negenennegentig schapen in de bergen alleen laat om op zoek te gaan naar het éne verloren dier. Gods liefdevolle zorg voor de mens, zoals Jezus haar zichtbaar maakt, vormt het brede kader voor het evangelie van vandaag.
Wij bevinden ons in de eerste christen-gemeenschappen die Lucas in de Handelingen beschrijft als “één van geest”. Blijkbaar vertoont de onderlinge eensgezindheid hier en daar een barst en is het nodig dat er tegen sommige personen wordt opgetreden. Matteüs zet de te volgen procedure uiteen en besluit met een uitspraak van Jezus waaruit blijkt dat de leerlingen de macht hebben om te binden en te ontbinden, om mensen op te nemen in de geloofsgemeenschap en uit te sluiten.
Is een dergelijk streng optreden wel aanvaardbaar van mensen die zich christen noemen? Je kan deze bedenking maken. Zolang een groep of een samenleving enkel procedures hanteert om iemand te veroordelen en te straffen is het een vraag of zij wel iets begrepen heeft van de geest van Jezus en van zijn Blijde Boodschap. De context van het evangelie waarin deze enkele verzen gevat zitten, ademt een veel mildere sfeer uit. De parabel over het éne verloren schaap die er onmiddellijk aan voorafgaat, laat zien hoe ver de wederzijdse verantwoordelijkheid reikt. Altijd moet er bereidheid zijn om mensen nieuwe kansen te geven. Altijd moet de bekommernis leven om met elkaar verbonden te blijven. Altijd moet de liefde toonaangevend zijn, zelfs bij een eventuele terechtwijzing. Matteüs besluit dit fragment met een oproep om met en voor elkaar te bidden. Het laatste woord bij een vermaning komt niet toe aan de veroordeling of de bestraffing van de ander, maar aan het eensgezind gebed. Wanneer elke poging tot verzoening faalt, dan nog blijft de opdracht om de medebroeder of -zuster tot bij de Heer te brengen. Waar twee of drie mensen dit doen in zijn naam, dan komt Hij als Verrezene in hun midden en draagt Hij hun zorg tot bij zijn Vader. ‘Samen’ bidden groeit zo uit tot een paasgebeuren, dat de belofte van een nieuw begin in zich draagt.
Padre Nikolaas Devynck o.s.b. Infra Antenne Noord Sint-Kruis - Brugge
Matteüs 18:15-20
Het Woord van God
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen. Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen. Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de gemeente. Wil hij ook naar de gemeente niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar. Voorwaar, Ik zeg u: ‘Wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ Eveneens zeg Ik u: ‘Wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen – het moge zijn wat het wil – zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is. Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.’ ‘
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.