Zondag 18 juni: elfde zondag door het jaar

Zondag 18 juni: elfde zondag door het jaar

Gedragen worden om te dragen

                                                                                                   Matteüs 9, 36 – 10, 8

Het beeld van de schapen zonder herder krijgt vanuit de lezingen verschillende tegen-beelden. Het sterkst treedt de persoon van Jezus zelf naar voor. Jezus is diep geraakt wanneer Hij ziet en aanvoelt wat de mensen rondom Hem meemaken. Tussen de bergrede en de zendingsrede, waarvan wij vandaag het begin beluisteren, plaatst Matteüs een hele rij genezingen. Wellicht niet toevallig. Een melaatse wordt gereinigd. De knecht van de honderdman herstelt van zijn ziekte. Twee blinden zien opnieuw. De conclusie ligt voor de hand: het joodse volk kan zich geen betere herder voorstellen dan Jezus. Zij hoeven ook geen ander te verwachten, want Hij is de levende invulling van de belofte die Mozes ontvangt op de Sinaïberg. Hij steekt zijn sterke vleugels onder de troosteloosheid van mensen en ‘draagt’ hen, totdat zij weer op eigen krachten verder kunnen.

 

Het tweede tegen-beeld is dat van een grote oogst. Het komt vreemd over, omdat je hier eerder andere voorstellingen verwacht die nauwer aansluiten bij de menselijke ellende die Jezus zo aangrijpt. De levenloosheid van een woestijn zou wellicht beter passen. Maar juist de vergelijking van deze schrale realiteit met de overvloedigste tijd van het jaar maakt het geloof in een ommekeer mogelijk. Geen enkele situatie is te donker voor het licht van Gods barmhartigheid. Geen enkel mensenleven is te dor voor zijn scheppingskracht. Elk moment kan vol zijn van zijn genade. Misschien krijgt zij wel het meest kans om door te breken wanneer wij bij onszelf of door omstandigheden botsen op een ervaring van onmacht en eenzaamheid. Meestal gebruiken wij dan negatieve beelden en spreken wij over crisis, dorheid, duisternis en dood. Jezus daarentegen verwijst naar de overvloed van de oogst, omdat Hij gelooft dat elke tijd rijp is aan Gods liefde en aan zijn genezende barmhartigheid. Het komt er dus op aan dat wij een goede inschatting maken, zowel van de omstandigheden buiten ons als de ervaringen in onszelf.

 

Het derde tegen-beeld wordt gevormd door een groepje van twaalf mensen. Het is een vreemd stel bij elkaar met uiteenlopende achtergronden en beroepen. Sommigen onder hen zijn vissers. Matteüs is een tollenaar. Simon wordt ‘ de ijveraar’ genoemd. Eén na éen worden ze echter geraakt door de persoon van Jezus. Thans worden zij ingeschakeld in zijn levenswerk. Ze staan voor een onmogelijke opdracht: zieken genezen, doden opwekken, melaatsen reinigen en duivels uitdrijven. Alles wat mensen het leven ontneemt, dienen ze te bestrijden. Wat zij zelf ontvangen moeten zij delen en doorgeven. Zij worden gedragen om op hun beurt anderen te dragen.

 

Padre Nikolaas Devynck o.s.b.
Infra Antenne Noord
Sint-Kruis-Brugge

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1535-1536)

Toen Jezus al die mensen zag, kreeg hij medelijden met hen. Hij dacht: Die mensen hebben het moeilijk. Niemand helpt hen. Ze lijken op schapen zonder herder. Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Het goede nieuws moet overal verteld worden. Maar er zijn te weinig mensen om dat te doen. Vraag daarom aan God of hij meer mensen stuurt. Dan kan het goede nieuws overal verteld worden.’ Jezus riep de twaalf leerlingen bij zich. Hij gaf hun de macht om kwade geesten weg te jagen. En om iedereen beter te maken die ziek was of pijn had. Nu volgen de namen van de twaalf leerlingen. Om te beginnen Simon, die ook Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas. Dan Jakobus en Johannes, twee broers. Hun vader was Zebedeüs. Verder Filippus, Bartolomeüs, Tomas, Matteüs, de tollenaar, en Jakobus, de zoon van Alfeüs. Ten slotte Taddeüs, Simon Kananeüs en Judas Iskariot. Deze Judas Iskariot heeft later meegeholpen om Jezus gevangen te nemen. Jezus wilde de twaalf leerlingen op weg sturen. Hij vertelde hun wat ze moesten doen. Hij zei: ‘Jullie moeten niet naar de ongelovigen gaan, en ook niet naar de steden van de Samaritanen. Nee, jullie moeten naar de mensen van Israël gaan, want zij zijn net verdwaalde schapen. Overal waar je komt, moet je het goede nieuws vertellen en zeggen: ‘Gods nieuwe wereld is dichtbij.’ Maak zieke mensen beter en maak dode mensen weer levend. Maak mensen met een huidziekte beter en jaag kwade geesten weg. Jullie krijgen die macht van God. Help daarmee andere mensen en vraag er niets voor terug.

 

 

                                                

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.