25 aug Zondag 28 augustus: 22ste zondag door het jaar
Arm hoeven we niet te worden; wij zijn het.
Lc 14, 1a.7-14
De laatste dagen waren piekdagen in de sector van het schoolgerief. De winkeliers beleefden gouden dagen. Over enkele dagen openen voor honderdduizenden jongeren de schoolpoorten terug. Een nieuw schooljaar meldt zich aan! Het alledaagse leven met zijn eigen ritme herpakt zich. Ook Jezus spreekt heel dikwijls over het alledaagse leven. Hij doet dit niet zozeer om het aan te klagen of om nieuwe omgangsvormen in te voeren. Allereerst wil Hij zijn toehoorders opmerkzaam maken voor de werkelijkheid van God en van zijn Koninkrijk. Hiervoor laat Hij hen kijken naar de gewone realiteit van zichzelf en van wat zij beleven, maar juist deze alledaagsheid trekt Hij open, zodat zij transparant wordt en iets laat doorschijnen van het verrassend anders-zijn van God.
Zo’n alledaags gebeuren is het maaltijd houden. De tafelgemeenschap is iets heiligs onder de joden. Wanneer iemand hiertoe uitnodigt, is dit een teken dat je behoort tot de intieme kring van vrienden. Jezus zelf heeft veel ‘getafeld’ met mensen. Hij was zowel te gast bij tollenaars en zondaars als bij farizeeën en schriftgeleerden. Het Rijk Gods, dat Hij verkondigt, vergelijkt Hij vaak met een groot bruiloftsfeest, waar allen, zonder uitzondering, aanzitten aan éénzelfde tafel. Hij zegt dit niet alleen met woorden maar past het ook toe. Te midden van een samenleving die bepaalde groepen uitsluit op grond van ziekte, afkomst of begane fouten, kiest Hij duidelijk voor ‘armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden’. Hij laat deze ‘randmensen’ ervaren dat zij ‘erbij horen’. Omdat God hen liefheeft, zijn zij evenveel waard als de gezonden, de vromen, de rijken. Bij de Vader gelden geen minste en voornaamste plaatsen. Iedereen wordt door Hem gekend, erkend en bemind. Farizeeën en schriftgeleerden hebben zich hieraan blauw geërgerd. Hij plaatste hun omgangsvormen en mentaliteit onder de kritiek van God.
De gelijkenissen die Jezus vertelt, laten ons aanvoelen hoe het er in het Rijk Gods aan toegaat, maar tegelijkertijd openen zij ons de ogen voor wie wij werkelijk zijn: arme mensen, die meer te ontvangen hebben, dan ze zelf kunnen aanbieden. Nederigheid wordt vaak aanzien vanuit een waarachtige kijk op onszelf. We hebben de mond vol over gelijkheid en evenwaardigheid, maar toch gunnen we een ander niet evenveel of menen we al te vlug dat onze positie bedreigd is. De deemoed waartoe het evangelie uitnodigt, vindt daarom haar oorsprong in de eerlijke erkenning en aanvaarding van onze persoonlijke armoede en kleinheid. Tegenover God staan we allen ondergeschikt. ‘Arm’ hoeft niemand te worden. Wij zijn het.
Nikolaas Devynck o.s.b. Padre Infrastructuur Antenne Noord Sint-Kruis-Brugge
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.