Verslag bezinningsdagen te Retie 2004 (deel 3): ‘Aalmoezeniers getuigen’

Verslag bezinningsdagen te Retie 2004 (deel 3): ‘Aalmoezeniers getuigen’

Verslag van het derde en laatste deel van de bezinningsdagen te Retie in maart 2004. Drie aalmoezeniers uit drie verschillen ‘takken’: zeehaven, ziekenhuis en gevangenis, kwamen getuigen over hun werk en ervaringen.

 

Van Den Eeckhout Johan

2/2004

Te Retie tijdens de studiedagen voor Nederlandstalige aalmoezeniers werd er tijd vrij gemaakt om te luisteren naar het pastoraal bezig zijn van aalmoezeniers op andere terreinen dan dat van defensie. Zo mochten wij Geert Bamelis, zeehavenaalmoezenier te Antwerpen, Vera Nelen, ziekenhuispastor te Leuven en Fred Sels, gevangenisaalmoezenier te Antwerpen aan het woord horen. Eén voor één waren het boeiende getuigenissen die ons de ogen openden voor de vreugde en het leed van mensen tot wie deze aalmoezeniers zich gezonden weten en waarin zij mogen delen.

Zeehavenpastoraal: “Alle mensen zijn kinderen van God”

Met deze gelovige woorden vatte Geert Bamelis zijn zending als zeehavenaalmoezenier beknopt samen. Hij komt er op de schepen en in het zeemanshuis te Antwerpen in contact met een veelheid aan nationaliteiten: Filippino’s, Chinezen, Ethiopiërs, Iraniërs,… het zijn vooral derde wereld landen die de crew voor de zeeschepen leveren. De mensen werken hard in de machinekamer voor weinig geld. Het laagste salaris dat hem bekend is, bedraagt 90 dollar voor een maand arbeid. Het lage loon blijft wegens een overaanbod aan arbeidskrachten. Zo zijn er vanuit China 200.000 nieuwe kandidaten voor de arbeid op de lange omvaart. Ook al is er een overschot aan kandidaat-zeelieden, toch dient er hard gewerkt te worden omdat de crew tot een minimum wordt beperkt. Zij varieert van 7 tot 22 man aan boord.
De taak van de aalmoezenier bestaat er fundamenteel in oog te hebben voor de mens aan boord. Hij gaat de zeelui dan ook een bezoek brengen op het schip, gaat hen soms opzoeken in het ziekenhuis, of ontvangt hen in het zeemanshuis. Als lid van een equipe werkt hij oecumenisch aangezien er zich naast katholieken, ook protestanten en anglicanen onder het personeel bevinden. Vanuit zijn contacten met hindoe’s en moslims heeft hij de waarde van het christelijk geloven herontdekt. Deze bestaat hierin dat het christendom de meest bevrijdende godsdienst is voor mensen die leven in armoede en onderontwikkeling.
Een speciale ervaring is ook te zien hoe er zich onder de Chinese crew altijd een commissaris bevindt die controleert en een verslag overmaakt aan de Chinese autoriteiten. Ook de Iranese bemanning geeft blijk van de aanwezigheid van een ‘spy’ die controleert. De moslims zijn verwonderd over de inzet van de christenen. Zij blijken opgevoed te worden met een beeld van de christenen uit de tijd van de kruistochten. Dit wordt hier wel gecorrigeerd door de ervaring van gastvrijheid en behulpzaamheid door de christelijke welzijnswerkers. Ook de sfeer van openheid en vrijheid wordt sterk geapprecieerd. Sommigen zouden dan ook liefst hier blijven. Het is overigens niet evident dat zeelieden zich na hun internationale ervaring nog vlot integreren in de thuisbasis.
Tot slot is het de ervaring van Geert Bamelis dat er vanuit de Belgische politiek wordt tegengewerkt als het op een pastorale bewogenheid en engagement voor de zeelieden aankomt. Voor hem is dit toch wel een contrasterende ervaring want op de schepen blijken er zich heel wat gelovigen te bevinden. Het is een kleurrijk en boeiend geloven dat vanuit de derde wereld naar ons toekomt: “Alle mensen zijn kinderen van God”, is dan ook het geschenk dat hij er dagelijks krijgt aangeboden.

Ziekenhuispastoraal: “Er bestaat geen pil die de existentiële problemen oplost”

Zo drukt Vera Nelen het uit als zij spreekt over haar taak als ziekenhuispastor. Die is dan ook vooral gecentreerd op het gesprek. Een pastor moet trachten mensen te begeleiden die spontaan te maken krijgen met zinvragen. De grenservaringen en ervaringen van verlies kunnen bij patiënten leiden tot een zincrisis. Psychologische bijstand volstaat niet om hierover heen te raken. Als pastor gaat zij op zoek naar de binnenkant, naar de inwendige krachtbron die mensen toelaat hun probleem te verwerken.
Zij vertrekt hierbij van de algemeen menselijke ervaring van zin doorheen liefdevolle relaties. Voor vele mensen bestaat de zin van het leven uit hun relatie met hun partner en/of met hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Over de waarde van het levensdoel hoeft zij zich als pastor niet uit te spreken. Wel tracht zij mensen te begeleiden om het accent te verleggen van ‘doel’ naar ‘zijn’.
Iemand die ziek is, heeft een grote nood bij iemand te horen en zo liefde te beleven. Toch is het ook belangrijk de liefde voor zichzelf te stimuleren. Bij aftakeling van het eigen lichaam ten gevolge van bestraling of door amputatie, is het belangrijk dat mensen zichzelf graag blijven zien. Hier kan bovenop komen dat relatiepatronen veranderen. Sommige vriendschappen en relaties blijken niet bestand tegen de nieuwe situatie.
Binnen deze veelheid aan ervaringen manifesteert zich de ultieme zinvraag. Het is de vraag naar de ‘Ander’. Retrospectief vallen mensen nogal eens terug op het geloof van hun kindertijd. Dit kan een diep en vertrouwvol geloven zijn in de God van Jezus Christus. Dit wordt niet altijd terug gevonden bij jonge mensen. Zij hebben het er moeilijk mee. Jonge ouders vragen zich bij problemen met een kind af: “Is er wel Iemand die zich het lot van dit kindje aantrekt?” Als pastor heeft Vera Nelen respect voor dit minder christelijk geïnspireerd geloven en zal zij dan ook trachten aan te sluiten bij minder christelijk geduide religieuze uitingen zoals ‘kosmische kracht’ of ‘levensbron’.
De persoonlijke zinvraag komt bij een naderend afscheid naar boven zowel bij de zieke als bij de familie. In die zin bestaat de taak van de ziekenhuispastor ook in het begeleiden van de rouwverwerking. In een ziekenhuis is er voor alles een procedure maar mensen verwerken niet zomaar een naderend of zich al voltrokken afscheid. Soms vind je mensen in rouw in de kapel. Rituelen kunnen hier een enorme steun zijn.
Verpleegkundigen kennen als rituelen alleen maar de nooddoop en het ziekensacrament. Soms worden hier vragen bij gesteld. Waar ligt de grens tussen magie en werkelijk sacrament? Bij nadere analyse komt Vera Nelen altijd terecht op de liefde die er in het symbool of het sacrament naar voor treedt. Een nooddoop voor een kindje verwijst naar de liefde waarmee het werd verwacht. Als pastor kan zij hierbij een ritueel houden zonder er het volle sacrament in te betrekken. Er kan bijvoorbeeld worden verwezen naar levenswater en levenslicht zonder te spreken van een werkelijk doopsel.
De pastor kan nieuwe symbolen aanreiken naargelang de situatie. Zo gaf Vera Nelen het voorbeeld van een ijzige relatie tussen een man en zijn terminale echtgenote. Er kon niet worden uitgesproken wat moest uitgesproken worden. Het bracht haar als pastor op het idee een witte kei mee te brengen en van daaruit een zegening te houden. Het ontdooide de vastgelopen relatie.
Pastor zijn in een ziekenhuis is er vooral zijn voor toevallige ontmoetingen in de kamer, op de gang, in de kapel… er zijn voor een gewone babbel, maar er ook zijn in de ergste crisismomenten. Je nooit opdringen is de boodschap. Je dient steeds de privacy van mensen te respecteren. Maar fundamenteel mag je er leven en werken vanuit de overtuiging dat je taak onvervangbaar is omdat er geen pil bestaat die de diepste levens- en zinvragen geneest.

Gevangenispastoraal: “Teken zijn van de gratuïte liefde van God”

Gevangenisaalmoezenier Fred Sels begon zijn getuigenis met een zinssnede van de bisschop van Antwerpen: “Zelfs al zijn er maar vijf priesters meer in mijn bisdom, dan vind ik het belangrijk dat er één is die zich het lot van de gevangenen aantrekt.” De gevangenispastoraal richt zich tot mensen in existentiële nood. Nabijheid is belangrijk. Erbij zijn als zij binnenkomen want dan is de nood het hoogst. Hen respect betonen en laten aanvoelen dat zij er gewoon mogen zijn zoals ze zijn. Zo mag je teken zijn van de gratuïte liefde van God.
Het bezoek van de aalmoezenier wordt door de gevangenen ervaren als een vergeving. Gevangenissen zouden huizen van herstel moeten zijn. Je zou er beter moeten uitkomen dan dat je er bent ingegaan. In realiteit lukt dit amper. Je moet al heel sterk zijn om er beter uit te komen.
Uit de verhalen van gedetineerden bracht Fred Sels het volgende naar voor:
– De situatie van gevangenen is heel complex: de hele omgeving is min of meer schuldig maar het verplaatst zich naar één persoon.
– Het kwaad bestaat, maar er zit ook veel goeds in de gevangenen. Net zoals je buiten de gevangenis in de samenleving naast het goede ook veel kwaad bespeurt.
– Vele gedetineerden zijn afkomstig uit familiale milieus met vele defecten (zowel rijken als armen).
– Er is een groot wantrouwen ten aanzien van de samenleving en het gerecht. De gevangenen verwerpen de maatschappij die hen verwerpt.
– Er is een gevoel van schuld en nietswaardigheid. Gevangenen bevinden zich in een menselijke grenssituatie. De schade die zij oplopen ten gevolge van de straf door het verlies aan goederen, werk, relaties… is veel erger dan de straf zelf (vrijheidsberoving).

Als gevangenispastor tracht Fred Sels vanuit het Evangelie de barmhartigheid en de vergevingsgezindheid naar voor te brengen. Zo mogen gedetineerden de gratuïteit van Gods bezig zijn met mensen ervaren. De kerkelijke hoogdagen zijn dan ook dé grote momenten binnen de gevangenis. Kerstmis, de goede week, de kruisweg, Pasen… het zijn één voor één dagen waar de gevangenen zich sterk identificeren met het liturgische gebeuren omdat zij er hun eigen tragiek en verlangen naar opstanding, herstel en bevrijding in terugvinden.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.