Sociologische analyse van het dagelijkse leven van de Belgische militairen in Afghanistan

Sociologische analyse van het dagelijkse leven van de Belgische militairen in Afghanistan

In dit artikel doet socioloog Raymond Boddaert verslag van een onderzoek naar leven en werk van de Belgische militairen in drie compounds in Afghanistan.

 

Boddaert Raymond

1/2007

1. Inleiding[0]

Dit onderzoek had plaats van 27 januari tot 2 februari 2005 te KAIA (vliegveld Kaboel) en de kampen Julien en Invictia.
Het gaat hier om een kwalitatieve studie, d.w.z. een studie gebaseerd op waarneming en persoonlijke contacten met militairen ter plaatse. De zo bekomen opinies zijn bijgevolg niet noodzakelijk representatief voor het geheel van het personeel.

ISAF (International Security Assistance Force), een operatie gemandateerd door de VN, heeft als belangrijkste doel de Afghaanse regering te helpen de veiligheid te verzekeren in Kaboel en omgeving. M.a.w. de veiligheid verzekeren van de luchthaven (KAIA) alsook het verzekeren van patrouilles in de 16 politiedistricten in en rondom Kaboel. Sommige militairen werken mee aan CIMIC-operaties (Civil Military Cooperation) waardoor zij in contact komen met de lokale bevolking en meewerken aan de verwezenlijking van verschillende projecten: renovatie van scholen, ziekenhuizen,… ISAF-militairen opereren in samenwerking met de Afghaanse autoriteiten, het personeel van de VN, de ngo’s en het Afghaanse leger.
In januari 2005 waren er in totaal 620 Belgische militairen: 14A stond in voor de veiligheid van de luchthaven, 1Para, in kamp Julien (te ZW van Kaboel), als deel van een Belgische-Noorse-Hongaarse gevechtsgroep, stond in voor veiligheidsopdrachten.
Sommige militairen van ISAF werden ook in de noordelijke provincies ingezet, later in het westen van het land.

In dit land, met een chaotische geschiedenis, zijn de ISAF-strijdkrachten erin geslaagd Kaboel en de grote steden te stabiliseren. Heden wordt de veiligheid verzekerd door een internationale interventiemacht. Het zijn dus niet meer de lokale chefs die de veiligheid van hun burgers verzekeren. De ‘narcotrafiek’ blijft echter één van de grote uitdagingen.

2. Beschrijvende gegevens

2.1. Te KAIA (14A)

Op de 229 militairen zijn er 208 mannen (91%) en 21 vrouwen. Naar categorie zijn er 68% vrijwilligers, 28% onderofficieren en 4% officieren. Naar leefijd: 60% tussen 25 en 44 jaar en 31% jonger dan 25 jaar. In steun van deze Nederlandstalige eenheid zijn er 18 Franstaligen.
2/3 van de militairen bezetten gevechtsfuncties (vnl. observatie), 27% zijn werkzaam in de logistiek en 4% in de administratie. Van de 21 vrouwen worden 9 ingezet in logistieke functies, de overige 12 in gevechtsfuncties.

2.2. Kwartier Julien (1Para)

Een duidelijke meerderheid mannen (96%) t.o.v. 6 vrouwen. Deze vrouwen werden aan de eenheid toegevoegd voor specifieke taken: oa het fouilleren van Afghaanse vrouwen aan de “check points”. Deze tweetalige eenheid bevindt zich in het kwartier Julien tussen een meerderheid Franstalige militairen (53%).
80% van de militairen bevindt zich in de leeftijdscategorie 25-44 jaar, 16% is jonger dan 25 jaar.

Naar categorie zijn er 75% vrijwilligers, 21% onderofficieren en 4% officieren. Kortom, de gemiddelde leeftijd ligt iets hoger dan bij 14A. De meeste militairen bezetten gevechtsfuncties (78%), de rest is actief in logistieke en technische functies.

3. Waarom op missie vertrekken?

De meeste militairen (93%) zijn vragende partij. In bepaalde eenheden zijn er meer kandidaten dan beschikbare plaatsen.
Aangehaalde redenen zijn:

• de werkelijkheid meemaken;
• breken met de routine in België;
• andere personen ontmoeten;
• andere werkomgeving;
• het geldelijk voordeel.

Op te merken valt dat niet alle landen ter plaatse dergelijke premies geven.

4. KAIA

4.1. Infrastructuur

De ‘mess’, ontmoetingspunt van alle militairen (uitgezonderd de Fransen), wordt uitgebaat door een Engelse privé-firma. Verspreid over het vliegveld zijn er een twintigtal bars. Het alcoholgebruik is gereglementeerd en beperkt. In de Belgische bar kan men dagbladen lezen, kaartspelen, Belgische TV kijken….

Containers voorzien in logement voor één, twee of drie personen, naargelang de graad. Velen hebben er een draagbare PC, bekijken DVD, beschikken over spellen,… Sommigen hebben toegang tot internet wat de familiale contacten vergemakkelijkt.

De medische steun is als volgt georganiseerd:

• Eerste zorgen (België) of rol 1
• Hospitaal (Spanje) of rol 2
• Hospitaal voor ernstige gevallen (Duitsland) of rol 3

4.2. De algemene werking

Er heerst geen tastbaar gevoel van onveiligheid. Het gedrag van de militairen is voornamelijk beïnvloed door de aard en de intensiteit van het werk, de verveling, het klimaat, de aanwezige contingenten en de al dan niet voldoende slaap.
Het gedrag van de pelotons- en sectiecommandant is belangrijk. Het zijn zij die de algemene werksfeer, de mentaliteit in de kleine groep beïnvloeden en onrechtstreeks de onderlinge relaties in de groep.
In verband met de veiligheid wordt gevraagd: geen foto’s in de stad te laten ontwikkelen, weinig of geen contact met Afghaanse vrouwen, hen nooit recht in de ogen kijken, voorzichtig te zijn in gesprek met tolken. Op de lokale markt die tijdens het weekend in het kamp plaats heeft, moeten de militairen hun ID-kaart verbergen. Het is al gebeurd dat militairen telefonisch slecht nieuws vernemen over hun familie.
Het alcoholgebruik is beperkt, maar in feite moeilijk te controleren gezien de meer dan twintig bars in het kamp (Belgen, Fransen, Vreemdelingenlegioen, …).
De vrijetijdsbesteding gebeurt in de kamer, de bar, de markt (WE), op internet, telefoon,… De sportinfrastructuur is eerder beperkt. Verder is er nog : film, quiz,…

Volgens sommigen zijn de relaties tussen Franstaligen en Nederlandstaligen eerder gespannen. Het gaat hier om 14A (Lombardsijde) aangevuld met militairen uit andere eenheden, nl. 8% Franstaligen. Algemeen: de combinatie “eenheid én steun van militairen met een verschillend taalregime” brengt problemen mee.
Sommigen vinden dat het kader, voornamelijk officieren, talrijker zou moeten zijn, anderen opteren voor meer ondervinding van het kader.

4.3. De taak van de verschillende componenten

Waarneming, bescherming en veiligheid van de luchthaven is de taak van 67% van de militairen, 27% bekleden logistieke en technische functies en 4% voor de administratieve functies. In dergelijke missie is plaats voorzien voor het onverwachte en het “trek uw plan” voor iedere militair. “De hiërarchie plant, maar onderaan wordt het anders en soms beter uitgevoerd” (een militair).
De meeste militairen zijn tevreden te werken in een internationale context met de daaraan verbonden persoonlijke verrijking: het leren van vreemde talen, andere werkwijze, contact met andere culturen,… Dit wordt ook bevestigd op het terrein: 69% van de militairen waren eerder of zeer tevreden over het verloop van de missie en 75% oordeelden de missie eerder of zeer interessant vanuit professioneel oogpunt.

4.3.1. De luchtcomponent

De culturele verschillen tussen de componenten zijn zichtbaar. De lucht- en medische component onderscheiden zich duidelijk van de landcomponent door hun “minder militair” aspect. Sommigen onder hen noemen zichzelf geen “echte militair”, bij ons gaat het er “soft” aan toe.
Gezien de 20 à 30 jaar ervaring met internationale oefeningen, zijn de militairen van de luchtcomponent (C130 detachement) vertrouwd met het werken in een internationale context en passen ze zich gemakkelijker aan dan de andere componenten.
De missie van de lucht- en medische component duurt minder lang dan deze van de landcomponent, wat enige jaloersheid oproept bij deze laatsten.

4.3.2. De landcomponent

Twee posten werden bezocht: munitie en benzine.
Het werk is sterkt geroutineerd, soms vervelend. De tijd duurt lang. De voornaamste klachten zijn:

• Het gebrachte voedsel is te koud (NB. Deels opgelost dankzij installatie van micro-ovens).
• De koude, namelijk warme kledij niet voorzien in de uitrusting.
• Zelden of nooit bezoek van de compagniecommandant gedurende drie maanden (een telefonisch contact volstaat niet).
• Werken in een internationale context brengt een zekere “traagheid” te weeg (vb: lange wachttijd bij beslissingen).

4.3.3. De medische component

Hier worden niet alleen de Belgen verzorgd, maar ook militairen van andere legers en de lokale bevolking. Zowel de interne als de externe relaties zijn er goed. De geneesheren zijn soepel, diplomatisch, …. (een militair).
Één probleem: de gebrekkige kennis van het Engels vanwege de Spaanse militairen in het hospitaal.

4.4. De contacten met de vreemden contigenten

4.4.1. Algemeen

Voor 81% van de militairen stelt de deelname aan een multinationale missie geen enkel probleem. De affiniteiten hangen natuurlijk af van het land. Zo hebben bepaalde landen bevoorrechte contacten (vb: tussen Francofonen).
Anderzijds zouden de contacten tussen Belgen en Turken eerder moeilijk liggen.
Op een hoger niveau en wat de uitwisseling van informatie betreft, zal een land niet al de informatie waarover het beschikt, aan andere landen meedelen.
In het algemeen is het imago van de Amerikaanse militairen niet altijd positief. Daarentegen zijn de contacten met de ex-communistische landen eerder goed.

4.4.2. Contacten met de Turken

De eerder moeilijke contacten werden kort na de aankomst van de Turken vastgesteld. Hoe zijn de relaties verder geëvolueerd?
T.o.v. de Turken zijn er enkele problemen: gebrekkige kennis van het Engels, een strengere hiërarchie, geen enkele vrouw in de eenheid,…. Onder andere, het incident waarbij Turken weigerden hun vliegtuig van brandstof te laten voorzien door een vrouw.
In het kamp heerst de indruk dat de Turken zich “afzonderen”.

4.4.3. Contacten met de Fransen

Sommigen zijn van mening dat de Fransen ‘cavaliers seuls’ spelen.
Hiervoor zijn drie redenen:

• de zorg Frans te praten, met een kleine weerstand t.o.v. het Engels;
• hun specifiek statuut in de NAVO;
• de aanwezigheid van 500 “légionnaires” die zich nogal afzonderen.

De Franse militairen onderhouden zeer goede relaties met andere Francofonen.

4.5. De lokale arbeiders en de Afghaanse bevolking

Er zijn een honderdtal lokale arbeiders in KAIA.
Over wie en wat gaat het?

• Het gaat voornamelijk om mannen (één vrouw in de wasserij);
• De verloning is goed (ongeveer 300 dollar) t.o.v. 80 dollar als maand gemiddelde Afghaanse loon);
• Sommigen verdwijnen en komen niet meer terug;
• Controles bij het binnen en buiten komen.

De meeste Afghanen staan gunstig t.o.v. ISAF, zoals zou blijken uit de houding van de bevolking t.o.v. de troepen.
De tolken beweren zelfs dat 95% van de bevolking gunstig staat t.o.v. ISAF. De tolken zijn hooggeschoold personeel, met contracten van vier maand, hernieuwing mogelijk en een loon van 400 dollar per maand.

5. 1Para

5.1. Algemeen

De tweede commandant is verantwoordelijk voor de operaties Battle Group 3 (Belgische – Noors – Hongaars). De Noorse commandant is verantwoordelijk voor de verbinding met ISAF.
Meer dan 90% van de Belgische militairen zijn zeer tevreden over hun relaties – interne en externe – met hun collega’s.
De patrouilles moeten voor stabiliteit zorgen, zodat de Afghaanse veiligheidsdiensten zelf kunnen instaan voor de veiligheid van hun land. De helft van de patrouilles gebeurt in samenwerking met de lokale politie en de hulp van de tolken. De meeste patrouilles zijn met jeep, waarna de para’s zich te voet verplaatsen tot op ongeveer één kilometer van het voertuig. Dit alles wordt als interessant ervaren.
Er bestaat een controlesysteem voor het alcoholgebruik, met als regels:

• dronken = terug naar België;
• iets te veel gedronken = vier dagen arrest.

Alhoewel de risico’s verschillend zijn, zijn de premies dezelfde als voor KAIA.

5.2. De relaties met de buitenlandse militairen

De infrastructuur van kamp Julien was het werk van de Canadezen. Dit bezorgt hen een zekere “meerwaarde” t.o.v. de anderen. Men geeft toe dat ze zeer professioneel te werk gaan, maar ze leggen wel hun regels op.
Als er dan toch zekere spanningen zijn, gebeuren die op het niveau commando. Betere relaties bestaan met de Francofone Canadezen dan met de Engelstaligen.
De contacten met de Hongaren verlopen goed, iets beter dan met de andere landen, en dit ondanks een zekere taalbarrière daar hun kennis van het Engels zwak is.
Zij kennen een sterk gecentraliseerd systeem. Éénmaal de chef afwezig, gebeurt nog weinig.

Algemeen: om een zeker vertrouwen te bewerkstelligen met andere nationaliteiten zijn contacten het meest doeltreffend, zo het samenwerken gedurende een zekere periode.

5.3. De werkorganisatie

De meesten zijn tevreden in een internationaal kader te werken. Ongeveer 75% van de militairen zien in hun participatie aan een multinationale missie geenszins een probleem. Nochtans brengt deze samenwerking ook de verschillen aan het licht tussen de landen inzake de beschikking over materiaal en manschappen.
De Belgen vinden dat ze over te weinig manschappen beschikken.

5.4. De vrouwen in de eenheid

In het totaal zijn er vier vrouwen: de detachementen logistiek en genie worden bevolen door een vrouw: twee vrouwen zijn gelast met het fouilleren van Afghaanse vrouwen. Zij hebben het druk en zijn zeer tevreden met para’s te kunnen samenwerken. Nochtans zouden ze niet graag bij de para’s ingelijfd worden en er voltijds werken.
Hoe voelen ze zich in deze typische mannenwereld?
Voorafgaand aan het vertrek naar Afghanistan was er een voorbereiding van twee à drie maanden om contacten te leggen met de para’s, deze hebben namelijk de gewoonte niet met vrouwen te werken. Slechts een kleine minderheid staat negatief tegenover de vrouwen. Eerder seksistische opmerkingen komen sporadisch voor, maar de vrouwen kunnen deze plagerijen op hun juiste waarde inschatten.
Om privé- en beroepsleven in evenwicht te brengen vinden de vrouwen het wenselijk dat man én vrouw beide militair zijn.
In het kamp Julien zijn er in totaal 140 vrouwen. Velen zijn Canadees burgerpersoneel die vooral worden ingezet in administratieve en medische taken.

6. Algemeen besluit

• De meeste militairen (80%) zijn tevreden in een internationale context te werken. Het is voor hen een persoonlijke verrijking: vreemde talen, andere werkwijzen en culturen, …

• De contacten met andere landen zijn eerder goed. Zeer goed met de Nederlanders, soms wat gespannen met Amerikanen en Turken. Zo werd een integratieprogramma met de Amerikanen opgestart door 1Para.

• Wat het medische aspect betreft hebben we reeds het taalprobleem op niveau 2 gemeld. Hieruit ontstaat de neiging om 2 over te slaan zich tot 3 (Duits hospitaal) te wenden. Een nauwe samenwerking tussen rollen 1-2-3 kan hier een oplossing bieden.

• De steeds verder doorgedreven specialisatie tussen de legers heeft zeker voordelen, maar kan ook de samenwerking bemoeilijken.

• Bepaalde legers beschikken nog over miliciens. Deze zijn soms sterk gespecialiseerd in hun domein, maar komen tekort in het zuiver militaire. Soms zijn er ook moeilijkheden met de legers van de nieuwe EU-landen of NAVO-landen niet lid van de EU.

• Wat de “sociale telefoon” betreft, vraagt men rekening te houden met het feit dat de meerderheid over een GSM beschikt.

• Er zijn enorme verschillen qua infrastructuur tussen de verschillende kampen.

• Het installeren van een kamp geeft dit land indirect een zekere superioriteit t.o.v. de andere landen in dit kamp.

• Verscheidene onderofficieren en vrijwilligers hebben er hun beklag over gemaakt dat ze hun officier quasi nooit zagen. Dit voornamelijk in de verschillende observatieposten. Dit werkt sterk demotiverend.

• Volgens sommigen moeten de hogere chefs reeds aan een vorige missie hebben deelgenomen, en zo de nodige ondervinding opdoen.

• Wat het alcoholgebruik betreft zijn duidelijke richtlijnen wenselijk om elk misverstand te vermijden. Wat is matig?

• Personen in steun van een eenheid mogen niet teveel karakteristieken met zich meedragen verschillend van de eenheid in kwestie. Zoals taal, component,… Dit bemoeilijkt de integratie.

• Een groot probleem in het kader van dergelijke langdurige en eerder statische opdrachten, is het alert blijven, klaar om te ageren indien nodig. De helft vindt de opdracht eerder niet gevaarlijk (vnl. 14A) en 45% wel gevaarlijk. Het komt erop aan de routine te breken.

• Dé grote vraag: wie is de vijand?

Wat voorafgaat, is een bondig verslag van voormeld onderzoek.

(0) Deze studie is van de hand van Mevr. RESTEIGNE Delphine, medewerker van Prof. P. Manigart, leerstoelhoofd Sociologie van de Koninklijke Militaire School.
Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.