‘Respect voor de kleine mens…’ JoB te gast en als gastheer bij Poverello-Oostende

‘Respect voor de kleine mens…’ JoB te gast en als gastheer bij Poverello-Oostende

In dit artikel doet aalmoezenier André Decock verslag van het bezoek van JoB aan Poverello te Oostende en de spreekbeurt van Stefan Sercu over hoe het is om als gehandicapte door het leven te gaan.

 

Decock André

1/2006

Een oude droom is werkelijkheid geworden.
Met ons bestuur droomden we er al langer van om eens een kerstconcert te geven met de Koninklijke Muziekkapel van de Marine.
We droomden er ook al langer van om rond Kerstmis eens te gaan koken voor mensen van Poverello.

Op 13 december 2005 waren we te gast bij Poverello in Oostende.
Achter de schermen waren velen al enkele dagen druk in de weer. Er moest van alles geregeld worden. Tafels bij gesleurd om ze feestelijk te kunnen dekken voor ons kerstfeest in de grote zaal van Poverello, die maar enkele keren per jaar wordt gebruikt. Stoelen bijzetten en verplaatsen in de kerk die in de voormiddag dienst zal doen als sprekersruimte, en in de namiddag als concertruimte. Helpen bij de podiumopbouw in het koor, enz.
In de vroege ochtend waren we paraat om onze JoB-ers te verwelkomen achteraan in de kerk. Ze werden verwelkomd met en vergast op een heerlijk orgelrecital door Christian De Raes, die gratis en voor niks kwam spelen op het kerkorgel. Een boterkoek, kopje koffie, fruitsap en water ontbraken natuurlijk evenmin.

Johan Van Eetvelde, die het pionierswerk van de stichter van Poverello, wijlen Jan Vermeire, in goede banen probeert te leiden, schetste toen in het kort het ontstaan van Poverello Oostende 8 jaar geleden.
In elke Poverello-gemeenschap is er een eigen kapel. Dat was ook zo in Oostende, waar de paters Dominicanen een deel van hun klooster ter beschikking stelden van Poverello.
Twee jaar geleden kregen ze gans de kerk en het klooster van de Dominicanen.
De paters waren te oud geworden en het gekende roepingenprobleem zorgde ervoor dat ze het klooster en de kloosterkerk moesten opgeven.
Waar Poverello Oostende eerst beschikte over 1 zaaltje, dan 2 en geleidelijk aan meer en meer, beschikken ze nu over een (te) groot complex!
Johan Van Eetvelde benadrukte het belang van een gebedsruimte en verwees naar Père Gilbert die benadrukt dat onze maatschappij stilte en rust nodig heeft. Broodnodig.
Hij benadrukte eveneens dat je in Poverello leert hoe je op moeilijke momenten in je leven er toch kunt doorgeraken.
Hij vertelde over de moeilijke momenten van Poverello Oostende maar maakte meteen duidelijk dat iedereen dat wel eens mee maakt.
Hij eindigde met een bezinningsmoment uit een tekst van Jan Vermeire, de stichter van Poverello.

Het werd tijd om onze gastspreker Stefan Sercu aan het woord te laten over het verhaal van zijn leven.
Het verhaal van zijn leven is niet simpel, hij is namelijk gehandicapt en moet als gehandicapte door het leven. Maar de manier waarop hij dat doet is bewonderenswaardig, met veel moed, met veel spirit, met veel optimisme. Het is bijna onmogelijk om juist weer te geven hoe hij, met een lach en een traan elk van ons deed lachen en een traantje deed wegpinken. Ik doe een poging.

Het verhaal van mijn leven is niet simpel, ik ben namelijk te vroeg geboren na 6 maand zwangerschap. Ik heb dus 3 maand geborgenheid gemist, maar intussen heb ik dat ruimschoots teruggekregen. Ik wens jullie allemaal heel veel geborgenheid.
Bij de geboorte wordt de navelstreng doorgeknipt. Dat is ook nodig.
Het is geen zicht als je achter je moeder zou moeten aanlopen.
Maar bij mij is dat niet gelukt. Ik kreeg geen zuurstof. Ik werd blauw. Met als gevolg dat bepaalde delen van mijn hersenen niet werken. Het heeft niets te maken met verstand, gelukkig niet.
Het is jammer, het is spijtig dat een mens moet leven met een handicap. Zeker voor de ouders is dat niet gemakkelijk. Ze hebben een probleem. Ze hebben namelijk een gehandicapt kind.
Gelukkig hebben mijn ouders gekozen om me welkom te heten, en niet om weggeworpen te worden. Ik hoop dat we allemaal dat gevoel hebben dat we welkom zijn, dat men voor ons zorgt.
Mijn ouders deden alles voor mij, werkelijk alles! Toen ik 10 jaar werd deden ze mij naar Gasthuisberg. Ik dacht voor 2 weken, maar het werd in totaal 7 jaar.

Bij heel veel mensen zit de pijn aan de binnenkant! Bij mij zit de pijn aan de buitenkant. Hoe kan je leven met pijn en verdriet en toch een blij mens worden?
Je wordt pas gelukkig als je wordt bemind!…
Ik herinner me vooral verpleger Hans in Gasthuisberg, een mens met het hart op de juiste plaats. Ik had nog nooit de zee gezien. Hij ontvoerde mij, in zijn auto, naar Blankenberge. Hij deed dat belangeloos, voor niks. Niet voor het oog van de camera, niet voor man bijt hond.
Toen ik 15-16 jaar was, kreeg ik mijn laatste operatie. Een schedeloperatie.
Ik was doodsbang, maar hield me stoer, zoals alle mannen, maar met een heel klein hartje. Ik zei enkel tegen Hans dat ik schrik had. Hans zei me: ik zal bij je blijven tot je verdoofd bent en als je wakker wordt, zal ik er ook zijn. En inderdaad die morgen was Hans daar. Er stond een fruitmand op mijn kamer. Ik mocht niets eten en Hans nam een kers (een kriek) en stak die in zijn mond. Ik dacht: die durft nogal en ik moet nuchter blijven! Maar Hans was daar. Ze hebben 4uur aan mij gewerkt. Ik werd langzaam aan terug wakker alsof ik van een andere planeet kwam. En inderdaad, Hans was daar. Ik heb aan jou gedacht, de ganse tijd, zei hij, en hij nam de kersenpit uit zijn mond.
Het is een onbeschrijfelijk gevoel, een gevoel van geliefd te zijn.
Iemand heeft me lief. Iemand denkt aan mij.
Mijn ouders zijn nu de 75 voorbij, maar zijn nog steeds verliefd op elkaar.
Ze kunnen nog knuffelen en neusje-neusje doen. Mijn vader koopt nog elke week bloemen.

Ik leef van het geven van voordrachten. Niet altijd alles loopt perfect. Daarom wil ik je graag vertellen over één van de blunders uit mijn leven.
Op vraag van de plaatselijke pastoor ging ik spreken voor de eerste communicanten over de betekenis van de eucharistie. Ik begon met een trucje en vroeg wat het belangrijkste meubelstuk was in hun huis. Ik dacht natuurlijk aan een tafel, als het middelpunt in hun leven en meteen had ik een link naar de eucharistie waarin de tafel eveneens het middelpunt is. Het antwoord was: bed.
Om me uit de situatie te redden zei ik dat we het beter hielden op de benedenverdieping. Uiteindelijk kwamen TV en Video naar boven als antwoord. Eigenlijk is dat erg voor de ouders van de eerste communicanten, d.w.z. dat niemand meer samenkomt rond een tafel om te praten. Het allerbelangrijkste in het leven is de liefde op het spoor komen.

Even terug naar het ziekenhuis. In de kliniek kreeg ik les van vrijwilligers om me voor te bereiden op het examen voor de middenjury. Eén ervan was een zuster met een grote kap. We noemden haar ‘zuster helikopter’. Tijdens de tekenles hield ze mijn hand vast. Ik kon toen nog niet tekenen want ik smeet alles in de lucht. Ik moest een hart tekenen. Halfweg stopte ze. Ze vroeg wat ik getekend had. Ik zei: een half hart. Neen zei ze, het is een oor. Een oor is een half hart. Het oor is de haven voor het hart. Als je je verhaal niet kunt vertellen.

Een tweede blunder. Het leven met een handicap is niet simpel. Ik heb veel mensen nodig rondom mij. Ik kan mijn schoen niet dicht knopen. Gelukkig krijg ik veel hulp. Onder andere van een oud-rijkswachter. De camembert die hij gekocht had, was in de groentebak beland. Ik was dat totaal vergeten. Hij had er weken en maanden ingezeten. Toen ik na twee weken terugkwam van Lourdes was mijn camembert een champignon geworden. Ik moest er hem niet meer uithalen, hij liep er vanzelf uit. De mensen doen eigenlijk hetzelfde met hun problemen, ze steken ze in de onderste kast.

Als je bemind wordt, wordt alles anders…
Als gehandicapte begrijp ik niet goed dat er zoveel mensen ongelukkig zijn.
Ik rij overal rond met een aangepaste auto. Als iemand wuift, wuif ik terug als in de file sta. Waar is de vreugde? We hebben alles om gelukkig te zijn, maar we zijn niet blij. Sommige mensen zijn als pispotten.
Ik woonde vroeger in Brussel op de 15de verdieping van een appartementsgebouw. Ik zag Maria en vroeg haar: ‘Hoe is ’t ?’ Niet goed, zei ze, ik zit in de put. Zo was het elke dag hetzelfde. Ze had altijd een reden. Ik moet kuisen, ik heb mijn belastingsbrief gekregen, enz. Plots vraag ik haar: wat zit je daar eigenlijk te doen in die put.
Een mens is niet gemaakt om in de put te zitten, maar om als een bloem open te bloeien. Je hebt elke dag redenen om in de put te zitten, en hier heb ik het niet over mensen die ziek zijn. Als gehandicapte heb ik redenen genoeg om in de put te zitten. Maar ik heb beslist om uit de put te kruipen. Levenslang. Elke dag opnieuw. Ik zou jullie allemaal een laddertje willen geven om uit jullie put te kruipen. Kruip maar regelmatig uitje put tot je het gewoon bent en als je het gewoon bent, zal je de laatste keer dat je in de put terecht komt er ook uitkruipen. Dan blijft de liefde voor eeuwig. Begin alvast maar met oefenen.
Ik heb in mijn leven al dikwijls in de put gezeten. Ik geef je graag 2 voorbeelden hoe ik eruit geraakte.

Tijdens de zomer van 76, ik was toen 12-13 jaar oud en er was een hittegolf, was ik samen met Ivan (die zwaar verbrand was en later gestorven is) in het ziekenhuis. ’s Avonds besloten we om liftje te spelen. Maar het ging niet. Vanuit onze rolstoel konden we niet bij de knopjes van de lift. En wij op zoek, tot we een vliegenmepper vonden om toch liftje te kunnen spelen. De vliegenmepper is voor mij het symbool geworden dat je hoe dan ook moet zoeken om er iets mee te doen. Rondom je heen kijken op zoek naar jouw vliegenmepper die je zegt dat het leven ondanks alles de moeite waard is.

Een tweede voorbeeld.
Ik behaalde het diploma van godsdienstwetenschappen, maar vond nergens werk. Ik heb 220 keer gesolliciteerd. Maar er was altijd wel een ‘officiële’ reden waarom ik niet werd aangenomen!
Dan ben ik maar beginnen werken in het zwart. Thesissen typen met 2 vingers. Als werkloze geraakte ik in de put en na 9 maanden kwam een telefoon van een vriend. Hij moest gaan spreken in een school op bezinningsdagen, maar was plots ziek geworden. Hij belde me op om hem te vervangen. En na veel aandringen van zijnentwege beloofde ik om het te doen. Ik heb de ganse nacht geen oog dicht gedaan. Ik wist niet hoe een school eruit zag. Ik lag toen steeds in het ziekenhuis. Toen ik ’s morgens op school toekwam, reed ik meteen door tot op de speelplaats! Direct paniek. Men vroeg me wat ik daar kwam doen. Ik zei dat ik kwam voor de bezinning in plaats van mijn vriend die ziek was. Ze wisten nog van niks! Men was helemaal niet gelukkig dat ik daar was. Op de koop toe lag de klas nog op de 1ste verdieping. Toen ik eindelijk de klas was binnengeraakt lachte iedereen me uit. Ze begonnen mijn spastische bewegingen te imiteren. Ze lachten me dus vierkant uit.
Gepest worden is helemaal niet leuk.
Toen wou ik het opgeven. Maar ik dacht aan de kracht van de liefde en zei aan de leerlingen dat ze beter moesten kijken, dat ze het niet goed nadeden, dat het iets te geweldig was. En plots vielen ze stil.
Lachen met jezelf om jezelf te relativeren is een mooie les.
De bezinningsdag is fantastisch meegevallen. Op het einde vonden de leerlingen spijtig dat het voorbij was.

Als je gelukkig wilt zijn, leer dan leven voor anderen en blijf niet steken bij jezelf.
Als je leeft voor een ander, dan word je er zelf beter van. Een schouderklop, een babbelke en de wereld wordt anders.
Het nadeel van TV is dat de boodschap meestal negatief is. En toch is het positieve dat er elke dag mensen zijn die iets doen voor andere mensen.

Ik heb een mooie hobby. Al twintig jaar ga ik als begeleider mee met gehandicapten op reis. Dit is niet simpel. Op een dag zouden we een wandeling doen. Met een rolstoel naar boven! Boven op de top was een herberg. Ik duw altijd een dwergvrouw en kwam als eerste aan in de herberg. De ober zegt me: “Pas d’handicapés dans mon établissement“. Geen gehandicapten in mijn herberg! Er komt een tweede binnen en het is weer van hetzelfde.
Ik werd echt kwaad! Ik zei: we blijven zitten. De man zei, oké, je mag blijven zitten, maar we bedienen jullie niet.
We zaten met het gevoel van niet welkom te zijn, van niet gewild te zijn.
Als leider van de groep zei ik: “Kom we zijn hier weg! We gaan elders waar we wel welkom zijn.”
En bij het buitengaan, gebeurt er iets bij de 10 mensen die in de herberg zitten.
Een eerste, een vrachtwagenchauffeur zegt: dan ga ik mee naar buiten.
Een tweede, een mevrouw zegt: “C’est pas serieux“.
Uiteindelijk zijn 4 van de 10 mensen mee gegaan naar buiten.
Vier waren er solidair!
Als je iets doet voor anderen, als je je inzet, als je naar buiten komt, dan ontmoet je solidariteit.
Als je je opsluit in jezelf, dan word je zoals mijn camembert.

Ik dank jullie allen dat jullie naar mij geluisterd hebben. Ik hoop dat we allemaal kunnen leven met liefde. Ik wens jullie licht in je ogen en warmte in je hart.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.