02 feb Luisterend oor in uniform. Interview met aalmoezenier Wim Smit
Eind maart 2007 verscheen er in het tijdschrift ‘Suara’ van Missio België een interview met Wim Smit, aalmoezenier aan de Koninklijke Militaire School. Veerle Borremans, die het interview van Wim afnam, was zo vrij toestemming te geven om het interview ook in ons eigen tijdschrift integraal af te drukken.
2/2007
Het imago van het Belgische leger heeft de laatste weken een serieuze deuk gekregen. Noodzakelijke hervormingen, fraudezaken, een breekbare defensie… Het is niet allemaal rozengeur en maneschijn. Ook op internationaal vlak veroorzaken militairen een negatief beeld. Nood aan enige bijschaving dus: het woord is aan Wim Smit, legeraalmoezenier.
Jong, intelligent, getrouwd en aalmoezenier in het leger. Het lijkt een rare combinatie en geen evidente beroepskeuze. Toch voelt Wim Smit zich thuis aan de koninklijke militaire school in Brussel. Na zijn studies regentaat trok hij naar Leuven om godsdienstwetenschappen te studeren. Hij kwam even op adem als pastorale werker in het U.Z. Gasthuisberg te Leuven om nadien nog zijn licentie moraaltheologie af te maken. Op zoek naar een nieuwe uitdaging trok hij naar de opperaalmoezenier van het Belgische leger. Sinds 1 november 2001 beschouwt Wim de militaire school als een tweede thuis: ‘Enkele jaren eerder was er een studiecentrum opgericht. De opperaalmoezenier vond dat ik met mijn achtergrond dit centrum verder kon uitbouwen. Ook ik vind het aangenaam om het sociale met het intellectuele te combineren. De taken van een legeraalmoezenier zijn zeer uiteenlopend. De directe contacten met de militairen in de kazernes vormen nog steeds het grondwerk. Daarnaast verzorgen we vieringen, studiedagen en bezinningsdagen. We publiceren vaak artikels in ons tijdschrift. Dit richt zich in de eerste plaats op de militairen, maar ook op het grote publiek. Zo tonen we dat we er zijn en waarmee we bezig zijn. Uiteraard is de belangrijkste taak van een aalmoezenier de aanwezigheid op zending.’
Kritisch gelovig
Minister Flahaut heeft het aantal aalmoezeniers reeds teruggebracht tot 14. Steeds vaker worden psychologen aangesteld om morele bijstand te geven. Militairen lijken zich op het eerste gezicht niet te verdiepen in het geloof. Is een aalmoezenier nog nodig in het leger? Wim Smit vindt de aanwezigheid van een aalmoezenier enorm belangrijk: ‘Je merkt veel jongeren hier die durven zeggen dat ze gelovig zijn. In oktober [2006], bij de opening van het academiejaar aan te KMS in Brussel, waren wel meer dan 100 mensen in de viering en het waren vooral jongeren. Ze zijn wel kritisch gelovig en ik ben hen daar dankbaar voor. Het heeft me het gevoel dat ze me bevragen. Wat in eerste instantie goed is voor mezelf, maar het duidt ook aan dat ze zelf ernstig met geloof bezig zijn. Vroeger waren er inderdaad wel meer gelovigen, maar je kon wel de kwaliteit van het geloof in vraag stellen.’
Het lijkt wel vanzelfsprekend dat militairen op zending zich meer vastgrijpen aan een aalmoezenier als een vleugje hoop in gevaarlijke situaties: ‘Wanneer de gevaren groter zijn, dan groeit ook de nood aan een aalmoezenier. Dat is onmiskenbaar zo. Het is zoals het klassieke gezegde: als het oorlog is, zitten de kerken vol,’ meent Smit. ‘Maar enige nuancering is nodig. We zijn er in de eerste plaats om de dagelijkse situatie op te vangen. De militairen zijn maanden van huis weg. Ergens proberen we die leemte van familie op te vullen. Dat doen we door mee op stap te gaan met hen, te luisteren en er te zijn. Ze waarderen het enorm als je mee op bivak in de tent gaat of in de vrachtwagen kruipt en mee op patrouille gaat. Dat vinden ze indrukwekkend en sterk. En op dat moment sta je tussen hen en ben je met je werk bezig.’
Getuigenis
‘Getuigen is steeds een groot onderdeel van mijn werk. Het gebeurt niet zoals vroeger, maar het ontstaat door de vragen die er komen,’vertelt Smit. ‘Ik ben er als aalmoezenier. Dat zien ze onmiddellijk aangezien er een kruis staat op mijn uniform. Mijn aanwezigheid is op zich al een getuigenis. Maar de echte getuigenis komt vooral omdat ze me bevragen. Hier op school hebben de leerlingen weinig tijd. Maar eens we op terrein zijn, kijken ze verbaasd op omdat ik er in batlledress sta en spontaan een babbel sla met hen. Op dat moment ben je een getuigenis. Er zijn ook de momenten van de vieringen en de gesprekken achteraf. Ook ons tijdschrift is een vorm van getuigenis. Uiteindelijk is er nog de Lourdesbedevaart. Jaarlijks gaan ongeveer 200 mensen naar de militaire bedevaart. Al die momenten en al die gesprekken zijn een getuigenis van mijn geloof.’
Wim Smit draagt een trouwring. Een leek als aalmoezenier roept extra veel vragen op bij de militairen: ‘Wanneer ze nieuw zijn, weten ze vaak nog niet dat ik getrouwd ben. Maar dat nieuws doet vlug de ronde. En dan komen de vragen. Ze zijn heel geïnteresseerd. Maar ik heb niet het gevoel dat dit het priesterschap afstoot. Ze vinden het een fenomeen, een priester. En dan zeker eentje in uniform. Via de directe contacten met de militairen merk ik dat ze verder kijken dan het priesterschap. Ze beschouwen ons als militairen onder elkaar. We zijn geen echte militairen, maar we genieten van een speciale status. We zijn burgers in legerdienst en hebben het privilege om een uniform te dragen. Dit maakt dat we toegankelijker zijn voor de militairen en dat we gemakkelijker kunnen getuigen. Leek of priester, het maakt niets uit.’
Intercultureel contact
Sinds de oorlog in Afghanistan en Irak horen we in de media regelmatig verhalen over wangedrag van militairen. De Belgische militairen gaan op zending naar Afghanistan, Libanon en Kosovo. Zij houden er volgens Smit een andere ingesteldheid op na:
‘Ik mag echt wel zeggen dat Belgische militairen respect tonen voor de plaatselijke bevolking. Want het fabeltje doet de ronde dat militairen hard zijn en gericht zijn op bewapening en vechten. Je bent natuurlijk met 40.000 mensen en uiteraard zitten daar verschillende karakters tussen, dat ontken ik niet. Maar onze militairen worden enorm gewaardeerd door de bevolking omdat ze een grote betrokkenheid tonen met de levenssituatie van de mensen. Ze zijn zo humanitair gericht en lopen er niet echt als halve rambo’s rond wat soms bij andere nationaliteiten wel het geval is.’
In Afghanistan is er relatief weinig contact met de bevolking. De Belgische militairen zijn er verantwoordelijk voor de bewaking van de luchthaven. Wanneer ze Kabul doorkruisen, zijn dit zeer jachtige en stressvolle momenten. Kosovo en Libanon daarentegen zijn dankbare missies aangezien de militairen er niet beschouwd worden als de bezetter: ‘Dagelijks zitten we in patrouilles onder de mensen. De dreiging is daar van een heel andere orde. Je moet wel uit je doppen kijken, maar er zijn weinig gevaarlijke situaties. Het doet veel deugd om tussen de mensen te zitten, want daar doen we het voor.’
De zendingen bieden de militairen de kans om in contact te komen met andere culturen en religies. Maar ook in hun eigen omgeving is er diversiteit merkbaar: ‘Er zijn een paar moslimjongens in het leger. Er hangt al een tijd het initiatief in de lucht om een imam aan te werven, maar die is ondertussen nog niet benoemd. Momenteel zijn we met 14 katholieke aalmoezeniers, 3 protestanten, 8 morele consulenten en 1 jood, de hoofdrabbijn van Brussel. Je vindt die strekkingen ook allemaal terug onder de militairen, dus is het vanzelfsprekend dat er ook voor hen een vertegenwoordiging is. De contacten met de militairen is absoluut niet gebonden aan denominatie. Moslims komen ook bij mij praten en wanneer er een protestantse aalmoezenier naar Libanon gaat, dan nemen de katholieken ook met hem contact op. Zo ontstaan er constant gesprekken. Er is geen strikte scheiding voor de mannen zelf. Het gesprek is altijd mogelijk.’ Een duidelijke boodschap.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.