Christelijke meditatie

Christelijke meditatie

In dit artikel vat aalmoezenier Marc Lateur de uiteenzetting samen van Dirk Masschelein over christelijke meditatie van tijdens de studiedagen te Retie (2006).

 

Lateur Marc

1/2006

Dirk Masschelein, pastoor, en van opleiding licentiaat in de theologie, gaf op 6 maart, tijdens de studiedagen voor de aalmoezeniers te Retie, een boeiende lezing over christelijke meditatie. Ziehier een zo getrouw mogelijk verslag.
Ooit vroegen enkele vrienden van de spreker of hij met hen een studiedag wilde meemaken. Voordien had hij hen nochtans gezegd dat hij geen bezinningen meer ging leiden. Toen hij weigerachtig reageerde, kreeg hij de volgende woorden te horen die hem altijd zijn bijgebleven. ‘Dirk, je hoeft daar niets te dóen, maar we zouden wél graag hebben dat je er bént.’
Meditatie gaat daarover. Er puur zijn. Niets zeggen. Niets doen. Er enkel zijn. Gewoon staan, gewoon zitten. En dat is zeer moeilijk. Zo kent Masschelein bijvoorbeeld een oud-missionaris, die wanneer hij samen met hem concelebreert, voortdurend ‘bezig’ is de dingen die op het altaar binnen zijn bereik liggen, te herschikken of te verleggen. In plaats van gewoon stil te staan, doet hij precies alsof hij van alles moet dóen.
Nog een voorbeeld: veel kinderen en jongeren proberen voortdurend hun handen wriemelend weg te steken in de mouwen van hun jas. Puur stilstaan en gewoon niets doen, kunnen zij blijkbaar niet.
Aanwezigheid is het belangrijkste in de meditatie. Puur aanwezig zijn. Onder meer opdat de dialoog goed zou plaatsgrijpen. Er puur zijn met het goede hart. In de mediatie is de basishouding: aanwezigheid met aandacht, met liefde, waarbij we al onze vooroordelen en ideetjes loslaten. En ook dat is niet gemakkelijk.
Een christen kan niet omheen meditatie of een meditatieve ingesteldheid. Christelijke meditatie is het goddelijk in zichzelf ervaren, het is het offer waarbij mensen zich aan God opofferen om zichzelf te hervinden (Anselm Grün, Carl Jung).

In zijn boek Onderweg. Over de navolging van Christus in de 21ste eeuw, stelt filosoof Jef Van Gerwen vier wegen voor om het evangelie vruchtbaar te maken voor onze cultuur.
1. De morele weg van de naastenliefde, van geloof en rechtvaardigheid (p. 147-168).
2. De mystieke weg, de weg van de mystieke ervaring, van de ervaring van Jezus’ reële aanwezigheid (p. 169-190).
3. De esthetische weg, de weg van de kunst, de creativiteit en de scheppende activiteit (p. 191-216). Jezus herschept mensen met een ziek lichaam en een dwalende geest tot gezonde mensen. Zijn belangrijkste ‘kunstwerken’ zijn de medemensen die hij vormt: de leerlingen en de zieken en bezetenen die hij herstelt in hun oorspronkelijke staat van schepsel.
4. En de weg van de dood, de kunst van het sterven (p. 217-241).
Die vierde weg is de spiritualiteit van de tweede levenshelft.
Eigenlijk is écht christen zijn: afsterven van jezelf. Jung heeft heeft het over het opofferen van je ik. We hebben nood aan mensen die hun ego opzijzetten. Meditatie is het in praktijk brengen van het afsterven van je ego – het angstige, begerige ego – tot het verbonden wordt met het goddelijke.
Christelijke meditatie is een actuele vorm van spiritualiteit. De stilte beleven. Alle denken loslaten. Ook over God. Het is precies dat wat je dichter brengt bij God. Christelijke meditatie is zowel als techniek en methode een geloofsact, een daad van geloof. Met andere woorden: als je niet gelooft, kun je niet christelijk mediteren. Christelijke meditatie veronderstelt het geloof. Maar ze is ook een beleving ervan. Geloof in de zin van: ik aanvaard dat er een goddelijke aanwezigheid is en dat je ook met die aanwezige een relatie kunt opbouwen. Het is niet iets waar ik over praat, nadenk, maar iemand waarmee ik praat, waar ik ook aanwezig bij ben.
Eerst is het nog ‘God daar en ik hier’. En dan hou je op met te zeggen: ‘God daar’. Dan zeg je: ‘God hier.’ De aanwezigheid van Christus is in mij. Christus is een te realiseren zijnswijze. Ik moet ook Christus worden. Paulus schreef het zo: ‘Ik leef niet meer, Christus leeft in mij’ (Gal. 2,20).
Jezus zei: ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader‘ (Joh. 14,9). Wel, ook ik zou zo moeten spreken en handelen zodat kán gezegd worden: wie mij ziet, ziet de Christus. Het gaat erom dat wij spreken en handelen zoals Christus, volledig ontdaan van alle zelfzucht en egoïsme. Indien we als Christus op deze aarde rondlopen, indien we met dat allemaal instemmen, pas dan kun je christelijk mediteren. Delen in Christus’ wezen. De Geest maakt ons tot Christus.
‘Geloven’ moeten we ook begrijpen in de zin van navolging: ‘Een mens te zijn op aarde in deze wereldtijd, is leven van genade buiten de eeuwigheid, is leven van de woorden die opgeschreven staan, en net als Jezus worden die ’t ons heeft voorgedaan‘ (W. Barnard).
Wie mijn volgeling wil zijn moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen‘ (Mc. 8, 34). Jezelf verloochenen betekent: je ego aan de kant schuiven, breken met jezelf. Het zijn woorden die hard klinken en die we daarom willen verzachten. Ten onrechte.
Marcus’ evangelie is doopcatechese. Als iemand achter mij aan wil komen, dat hij breke met zichzelf en zijn kruis opneme. Het is het loslaten van jezelf, je leven verliezen om het te vinden. Mensen zijn constant op zoek naar beveiliging, bevrediging en bevestiging. Iemand zijn in de ogen van anderen, van de familie: daar doen we alles voor. Daarvoor treden we schendend op tegenover onszelf, onze omgeving en de natuur.
Onze westerse cultuur is één uitdrukking van dat zoekende ego. Waarmee zijn we voortdurend bezig? Met onszelf te bevestigen! Zelfs in het religieuze steken die zaken de kop op: zichzelf bevestigen.
De ideale meditatietijd is een half uur. Daarbij komt nog een zekere aanpassingstijd. De menselijke geest heeft minstens 15 minuten tijd nodig om tot rust te komen.
Men kan bijvoorbeeld niet onmiddellijk van het computerscherm naar de meditatie overgaan.
Een goed hulpmiddel is hierbij de klankschaal. Luisteren naar de klank van de klankschaal. En die klank duurt langer dan je denkt.
In de christelijke meditatie proberen wij het fundamenteelste van het christelijke te beleven: namelijk het loslaten van ons ego dat voortdurend op zoek is naar beveiliging, bevrediging en bevestiging. Het is het loslaten van het begerige ego dat toch zo schendend optreedt voor zichzelf, de medemens en de natuur. Let wel: jezelf loslaten is niet hetzelfde als jezelf verdringen. We moeten de ‘slechte’ gedachten niet verdringen of verdrukken. Ze verdringen is nefast. Maar we moeten ze wel leren loslaten. In de meditatie leren we loslaten.
Het ego uit zich in daden, woorden, gedachten en gevoelens. De bedoeling is dat we het denkende en voelende ik, dat handelende ik laten stil worden. Het lijkt gemakkelijk te zijn: het handelende en sprekende ik te laten verstillen. Maar het denkende ik laten stil worden, is moeilijk. Het ego uit zich het sterkst in het denken en voelen. We denken dat de gevoelens het denken bepalen. Het is het omgekeerde: het denken bepaalt de gevoelens. Onze gedachten staan niet stil. Angstig piekeren, begerig dromen, plannen…. Onderzoeken om te kunnen plannen, regelen… In de meditatie moet het ik zwijgen en luisteren en ruimte maken voor de Andere.
In de meditatie gaan we door onszelf naar een ruimte waar de Ander is . We laten het ‘ik’ los dat angstig aan het woord is, dat angstig zoekt naar beveiliging, bevrediging en bevestiging. Cfr.de Farizeeër die zelfingenomen staat te bidden (vgl. Lc 18, 9-12). Ook dat soort bidden stoppen we, om te willen luisteren naar de Geest die bidt in mij.
De vraag is altijd: is het wel de Geest die spreekt of ben ikzelf het die zoekt naar beveiliging, bevrediging en bevestiging. Dat ik moet stilvallen en bidden met een gebedswoord, een mantra. We herhalen dat gebedswoord en daarnaar luisteren we.
Ook de houding is belangrijk. Ik neem een houding aan waarbij ik lange tijd kan stilzitten, rechtop zitten. De handen vallen stil. We zorgen ervoor dat er geen spanning in zit. De rug en nek geven de meeste klachten: we houden ze dus rechtop. De ogen zijn toe. Er is in de wereld zoveel te zien dat ik zou kunnen missen. Je begint een mantra te zeggen en je bent weg!
Mediteren is zo eenvoudig, dat het bij velen weerstand oproept. ‘Dat kan toch niet zijn dat die meditatie zo gemakkelijk is.’ Het is te ‘simpel’ voor veel mensen. Maar dit is een weerstand van het ‘ik’ dat zich uitgeschakeld voelt. Daarom stelt het ‘ik’ vragen zoals: Moet het ik hier niets doen? Valt er voor mij niets meer te doen? Moet het ik niet nadenken? Moet het ik geen top bereiken? Niets doen is het allermoeilijkste. Stilstaan. Niets doen. Niet handelen. Dat is het allermoeilijkste voor een mens.
Kijk maar naar de liturgie en vooral naar de kinderliturgie! Kinderen en liturgie gaan praktisch niet samen. Kinderen willen immers altijd iets te doen hebben. Maar liturgie is essentieel niets zelf willen doen, maar vooral luisteren naar Gods woord en Hém laten doen. Maar we willen iets tofs horen: een toffe preek, toffe muziek. Een ‘artiestenmis’ is een contradictie. Steeds willen we bevredigd naar buiten komen. We willen ook iets tofs te zien krijgen. Maar hoe leger een kerk is aan ‘dingen’ hoe beter. De cisterciënzer Bernardus van Clervaux fulmineerde toen hij benedictijnse rijkdom en overdaad zag. De cisterciënzers houden van een naakte ruimte en een sobere liturgie.
De vraag is: Waarmee zijn we bezig? Wat moeten we eigenlijk doen in de liturgie? Het antwoord is: aanwezig zijn in de aanwezigheid van God! Daarvoor offer je je angstige ego op. Maar sommigen zeggen: ‘Wat heb je daaraan? Wat heb je aan mediteren? ‘Liever een halfuurtje joggen, ja. Maar daar gaan zitten, nee!’ Het is weerom het ik dat zoekt om iets te hebben. Steeds is er die verkeerde vraag: wat heb je aan liturgie, wat heb ik aan meditatie?
Ook priesters doen vaak hun best dat de ‘gelovigen’ iets kunnen beleven. Ze willen interessant preken, jeugdmissen organiseren, met een groep jongeren naar een trappistenabdij trekken… Ook bij priesters leeft vaak de verkeerde vraag: hoe gaan we ze nu weer boeien? Het is de geest proberen te bevredigen.
Meditatie is niets daarvan. Niets. Wél puur aanwezig zijn. Ogen dicht. En dát is moeilijk. Wat heb je nodig om te mediteren? Een groot geloof en het vaste besluit om ermee door te gaan. Een monnik van de abdij van Steenbrugge kon zelfs mediteren terwijl hij in het rumoer van het Brugse station wachtte op de trein. Het was voor hem juist een kwestie van ‘in je binnenkamer gaan, de deur achter je sluiten en bidden tot je vader die in het verborgene is’ (vgl. Mt 6, 6). Dat kun je bijvoorbeeld ook in je auto. Maar het blijft moeilijk.
Wat heb je nodig om te mediteren? Een groot geloof. Maar in de meditatie is ook de lichaamshouding van essentieel belang. Het belang van de lichaamshouding wordt door de meeste priesters onderschat. Ik zie dat sommige mensen die komen mediteren, weigeren de juiste houding aan te nemen. Het is alsof ze denken: ‘Schoon recht zitten? Dat die dat hier eens gaat zeggen hoe ik hier moet komen zitten!’ Rechtop zitten. Handen op de schoot. Rustig in- en uitademen. De meeste mensen kunnen niet goed ademhalen. Aan de manier waarop mensen ademhalen, kun je vaak weten hoe ze zijn van binnen. Hyperventileren is een fenomeen van de tijd. Hyperventilatie is een gebrek aan goed uitademen.
De ademhaling is een symbolisch gegeven. Inademenen en uitademen, inspiratie en zelfgave betekenen leven. Adem eens goed in en adem eens goed uit! En bid: ‘Van U, God, ontvang ik het leven. Dank aan U! Aan U geef ik het terug. Ik ben niet bang!’ En beeld dit gebed bovendien uit met de handen! Mensen doen dat graag. Of wandel meditatief en zeg een mantra (of gebedswoord): ‘Maranatha!‘ of ‘Kom, Heer Jezus!‘ of ‘Jezus!‘ Het komt erop aan dat je innerlijk luistert naar die realiteit.
Vanwaar komt dat bidden van een mantra? Van de woestijnvaders. Vooral van Jezus’ woord: ‘Als gij bidt, gebruikt dan geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want deze menen dat zij door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden. Volgt hun voorbeeld dus niet na, want vóórdat gij Hem vraagt, weet uw Vader wat gij nodig hebt. Gij moet daarom zo bidden: Onze Vader…‘ (Mt. 6,13).
De ‘pater-noster’ bidden bijvoorbeeld, is het meditatief bidden van mantra’s. Wij ‘maken’ maar gebeden. Zeg liever een gebedswoord!
De trouw van het luisteren, is het moeilijkste. Tijdens het officie van de trapisten van Westvleteren, zag ik eens drie monniken die blijkbaar aan het slapen waren. Aanwezig zijn: dat was kennelijk het enige wat ze deden. Ik dacht van iets interessants te zeggen en sprak daarover met een monnik. Zijn repliek was: ‘Als jij zeventig jaar in het klooster hebt geleefd, heb je recht van spreken. Ken je het verhaal van Jezus in Getsemane?’
Dit verhaal is inderdaad een schitterende les in de meditatie.
1. ‘Zij kwamen nu aan in een landgoed dat Getsemane heette. Daar zei Hij tot zijn leerlingen: Blijf hier zitten, terwijl Ik bid’ (Mc. 14, 32). Jezus bad terwijl de leerlingen daar gewoon moesten blijven zitten. Het werkwoord staat in de imperatief: ‘Ga hier zitten, terwijl Ik bid!’ ’t Is al wat je moet doen: zitten. Terwijl Jezus bidt.
2. De tweede imperatief is: Blijf hier zitten! Dus minstens een half uur. Tegen Petrus, Jacobus en Johannes zegt Jezus: ‘Blijf hier en waak’ (vers 34). Blijf hier én blijf wakker! Waak hier! Blijf waakzaam!
3. Pas dan komt de derde imperatief: ‘Waak en bid dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak’ (vers 38). Jezus vond hen immers in slaap. ‘Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden. En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap, want hun oogleden waren zwaar’ (verzen 39 en 40).
4. En wat is de vierde imperatief? ‘Toen Hij voor de derde maal terugkwam, sprak Hij tot hen: Slaap dan maar door en rust uit. Het is zover, het uur is gekomen; zie de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de zondaars’ (vers 41). Niets doen. En niet in de actie vluchten!
Meditatie is geen vlucht. Bidden is een opdracht. Het is eerder uit het bidden dat we vluchten. Bidden is een opoffering van het ‘ik’ dat wil bezig zijn.

Het bidden sneuvelt helaas door de tijdsdruk. Eertijds was het zonde van niets te doen. Katholieke actie! De vraag was: ‘Wat gaan we doen?’ (Bij de Fransen was het anders: leur action, c’était la parole!) Het is het ‘ik’ dat altijd wil bezig zijn in plaats van stil te zijn in aanwezigheid. Als je het maar gedáán hebt. We zijn altijd met dóén bezig. Mensen die in het leven staan hebben weliswaar niet altijd tijd om te mediteren. Nochtans is meditatie niet te missen.
Meditatie is luisteren aan de hand van je mantra. Je zult verstrooid zijn, dus aan andere dingen denken. Laat je echter niet afleiden door geluiden van buiten. Je moet daarvan bewust zijn en opnieuw beginnen. Keer gewoon terug naar je gebedswoord en wees alleen daarmee bezig.
Het is net als het christelijk leven zelf: vallen en opstaan. We kunnen altijd opnieuw beginnen. ‘Maar als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer, sluit de deur achter u…’ Plaats uw gebedswoord in het uitademen. ‘Maranatha!’ (Maranatha is het Aramese woord voor ‘Kom, Heer Jezus’.) Alles komt in je hoofd. Niets verdringen. Er zijn geen gedachten die we mogen verdringen. Dit zou trouwens zeer nefast zijn. We moeten ze wél loslaten.
Stilstaan en stilzitten heeft iets te maken met de Oosterse cultuur. ‘Dat is het verschil tussen onze en uw beschaving’, zegt een Oosterse vrouw in de film Seven Years in Tibet tegen een Westerse winnaar van Olympisch goud bergbeklimmen. ‘Jullie bewonderen iemand die de top bereikt. Wij bewonderen iemand die zijn ego aan de kant schuift.’
Ons leven is allang vol. Er kan niets meer bij. ‘Hoe kan Ik u iets bijbrengen, als u niet eerst uw hoofd leegmaakt?’, zegt God. Hoe kan God de eerste plaats innemen in ons leven, als we onszelf op de voorgrond plaatsen? Jezus liet zich niet op de voorgrond plaatsen.
Ars morendi, alles moeten loslaten – ook je menselijke relaties –: laat dat maar aan God over!
Het doel van religie moet zijn: de mens te transformeren, om te vormen tot een liefdevoller, vredevoller mens, zonder dat je hem forceert. De mens kneden en vormen gaat niet in de religie. Wél een machteloos, langzaam aan omvormen. Meditatie transformeert je. Je wordt minder angstig in je relaties met God, je wordt stevig in je binnenste, je hebt meer aandacht voor mensen en dingen. Wanneer mensen aankloppen aan de deur van de pastorie, moet je immers eerst zeer lang luisteren.
Meditatie transformeert je. Zodat je tot rust en innerlijke vrede komt. Meditatie is als liturgie. Liturgie heeft geen resultaat hier en nu onmiddellijk. Liturgie is iets dat langzaam omvormt. Zet die zoektocht verder! Hoelang? Veertig jaar! Een mens is zijn leven lang op zoek naar rust, naar vrede. Een deugddoende religieuze ervaring kan belangrijk zijn, maar in de meditatie zoeken we dat niet. Wel zoeken we puur te zijn. Het is dat wat transformeert.
Meditatie, het gebedswoord, confronteert ons met het gegeven van de verstrooiing, van het dagdromen. Dagdromen moet fantastisch aangenaam zijn. Veel leerlingen zitten wel stil tijdens de studietijd, terwijl ze eigenlijk niets doen. Ze zitten ogenschijnlijk te studeren, maar feitelijk doen ze niets behalve dromen. Hoeveel gelovigen zitten wel stil op hun kerkstoel, maar eigenlijk bidden ze niet. Ze denken aan andere dingen. Koester die dingen! Maar laat ze los! Verdring ze niet! Verdringen is iets als voortdurend tegenhouden. En dat is verspillen van veel energie. Keer gewoon terug naar uw gebedswoord!

Wie heeft deze methode uitgevonden? Het gebedswoord komt van de woestijnvaders.
Dat zijn mensen die het kunnen weten. Het is in de woestijn dat je de duivel tegenkomt. Le diable, de ‘diabolos’, diegene die letterlijk ‘uiteengooit’, ‘verstrooit’, die mij niet in eenheid brengt met God, de medemens en mezelf. Maar wat was hun wapen daartegen? Het gebedswoord: ‘Maranata’, ‘Kom heer Jezus.’
Niets wijst er op dat meditatie een gebedsvorm was in de eerste kerk. Wel lezen we in de Didachè dat de boetelingen aan de rand van de gemeenschap moeten staan en daar voortdurend moeten zeggen ‘Maranatha’. Misschien kwam dit gebedswoord voor in de liturgie van de boeteling en houdt het verband met de tollenaar, die op een afstand bleef staan en bad: ‘God, wees mij, zondaar, genadig‘ (Lc. 18,13). Ook een monnik die de kerk binnenkwam, moest eerst het gebed van de tollenaar uitspreken. Zie ook de mantra van het dagelijks getijden gebed: ‘God, kom mij te hulp. Heer, haast U mij te helpen.’
Eigen aan meditatie is het herhalen. Denk niet dat je het met een keer te doen al begrepen hebt! Het gebedswoord helpt ons ons ego aan de kant te schuiven. Het helpt ons minder egoïstisch te worden, minder aan onszelf te denken.
Contemplatief wandelen is naar alles kijken en alles loslaten. Dus zonder te zeggen: ‘Ik zou dat ook willen hebben.’ Contemplatief wandelen is het tegenovergestelde van het wandelen in een winkelstraat, waar de reclame zegt: en dat heb je nog nodig, en dat moet je nog hebben…
Het is treffend wat voor een rijkdom er is in het Westen. En die rijkdom zou ook jij moeten hebben. Meditatie daarentegen leert je: laat die dingen los! Kijk naar de dingen zonder te oordelen. Laat dat ding! Blijf eraf!
Mensen missen het waarlijke, innerlijke, levende contact met God.
Wat belet de mens om tot dit contact te komen? Het angstige, begerende ‘ik’. Alleen wanneer de mens alles losgelaten heeft, kan hij puur naakt voor God verschijnen.
Wat komen mensen bijvoorbeeld zoeken in de liturgie? Beveiliging, bevrediging en bevestiging! ‘Alles wat Ik je kan geven is mijn liefde’, zegt God. Maar dan antwoordt de mens: ‘Ik heb dát niet nodig.’ Dat sterven aan onszelf, dat zo nodig is om God te begrijpen, willen we niet vanzelf. We worden er echter vaak in geduwd.
Een treffende illustratie van wat meditatie is, toonde Dirk aan de hand van een fragment uit de film Excalibur. Pas wanneer Parcifal zijn harnas onder water had uitgetrokken en de burcht halfnaakt was binnengestapt, was hij in staat de Graal te bereiken. Meditatie is alles afleggen en ontdaan van alles, naakt voor God staan, zoals je bent.
Het is ongelooflijk hoeveel beelden uit die film in het dagelijkse leven van nu te vinden zijn. Zo bijvoorbeeld is de houding van Mordred, de zoon van koning Arthur, heel eigentijds en ook heel tragisch. Toen Mordred tegen zijn vader zei dat hij zijn koninkrijk wilde hebben, antwoordde de koning: ‘Ik kan u het land niet geven. Alleen mijn liefde.’ Maar Mordred riposteerde grimmig: ‘Dat is het enige dat ik niét wil.’
Tot slot nog één citaat uit de film: ‘Ik wist niet hoe leeg mijn ziel was.’ Maar het is pas op dat moment van besef dat ze vervuld kan worden van God.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.