25 jul Zondag 28 juli 2024: 17de zondag door het jaar
Zeven is voldoende, toen en nu…
Johannes 6, 1-15
Jezus’ optreden kent overal veel succes. Het aantal aanwezigen bij het broodwonder moet indrukwekkend groot geweest zijn. Een echte volkstoeloop. Daartussen staan de leerlingen, met hun eigen vragen en twijfels. Zij moeten op hun beurt nog een hele weg afleggen, alvorens Petrus in hun aller naam aan het einde van de broodrede zal kunnen zeggen: “wij geloven en wij weten dat Gij de heilige Gods zijt” (Joh 6, 69). Filippus is de nuchtere realist. Voor hem is het onbegonnen werk om in een dergelijke afgelegen streek voedsel te vinden voor zo’n massa. Het is onredelijk te geloven dat dit anders kan. Vanuit zijn menselijk inzicht heeft hij reeds vastgelegd wat binnen Jezus’ mogelijkheden ligt en wat niet. De grenzen zijn bepaald en daaraan heeft iedereen, ook Jezus, zich te houden.
Wie eerlijk wil zijn moet toegeven dat Filippus’ zin voor redelijkheid ons allemaal kenmerkt. Op zich kan je dit niet verkeerd noemen. Het getuigt immers van volwassenheid wanneer een mens bewust en nadenkend leeft. Geheel anders reageert Andreas. Hij wordt met dezelfde feitelijkheid geconfronteerd: een massa mensen en het verzoek om hen eten te geven. Hij houdt het echter niet voor uitgesloten dat Jezus een oplossing brengt. Tegen alle redelijkheid in biedt hij toch vijf gerstebroden en twee vissen aan die een jongen bij zich heeft. Hij aarzelt…: “maar wat betekent dat voor zo’n aantal?” (v.9). Het is alsof we Maria’s vraag bij het bezoek van de engel opnieuw horen klinken: hoe zal dit geschieden? Jezus laat de mensen gaan zitten en na een dankgebed uitgesproken te hebben, geeft Hij de broden en de vissen aan de leerlingen, die ze uitdelen aan alle aanwezigen. Andreas’ gebaar is niet tevergeefs geweest. Hoe onbeduidend het ook was, in vergelijking met de nood die moest worden opgelost, toch heeft het een veelzeggende betekenis. De redelijkheid van Filippus wordt hier aangevuld met het vertrouwen in de persoon van Jezus. De grenzen van wat haalbaar is, worden doorbroken, omdat er bij Andreas méér voor handen is dan de menselijke mogelijkheden. Deze man ‘gelooft’, ondanks zijn aarzeling. Met de vijf broden en de twee vissen wordt Jezus het ‘Levend Brood’, dat hun échte honger stilt. Dat Jezus dit gebaar van overgave laat uitgroeien tot een teken van overvloed, hoeft ons niet te verwonderen. Nog twaalf volle korven met overgebleven brokken worden opgehaald. Wie in Jezus gelooft, zoals Andreas, zal altijd verzadiging vinden, want Hij stilt elke honger.
Nikolaas-Willy Devynck o.s.b. gewezen padre CC Infra Antenne Noord Sint-Kruis-Brugge
Johannes 6:1-15
Het Woord van God
In die tijd begaf Jezus zich naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias. Een grote menigte volgde Hem omdat zij de tekenen zagen die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer. Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus zijn ogen opsloeg en zag dat er een grote menigte naar Hem toekwam vroeg Hij aan Filippus: ‘Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?’ – Dit zei Hij om hem op de proef te stellen, want zelf wist Hij wel wat Hij ging doen. – Filippus antwoordde Hem: ‘Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen dan is voor tweehonderd denariën brood nog te weinig.’ Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, merkte op: ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen, maar wat betekent dat voor zo’n aantal?’ Jezus echter zei: ‘Laat de mensen gaan zitten.’ Er was daar namelijk veel gras. Zij gingen dan zitten; het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend.
Toen nam Jezus de broden en na het dankgebed gesproken te hebben liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten, alsmede de vissen, zoveel men maar wilde. Toen ze verzadigd waren zei Hij tot zijn leerlingen: ‘Haalt nu de overgebleven brokken op om niets verloren te laten gaan.’ Zij haalden ze op en vulden van de vijf gerstebroden twaalf manden met brokken, welke door de mensen na het eten overgelaten waren. Toen de mensen het teken zagen dat Hij had gedaan zeiden ze: ‘Dit is stellig de profeet die in de wereld moet komen.’ Daar Jezus begreep dat zij zich van Hem meester wilden maken om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen, trok Hij zich weer in het gebergte terug, geheel alleen.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.