‘In uw les mochten we tenminste eens lachen’ Kerk+Leven in gesprek met godsdienstleraar Peter Ausloos

‘In uw les mochten we tenminste eens lachen’ Kerk+Leven in gesprek met godsdienstleraar Peter Ausloos

Op 15 november 2006 verscheen in de Klapstoel, een vaste gespreksrubriek in Kerk+Leven, een artikel met en over Peter Ausloos. Peter is al jaar en dag godsdienstleerkracht te Saffraanberg en trouw en vlijtig medewerker aan ons tijdschrift. Een uitgelezen kans om hem eens in de picture te zetten. Ilse Van Halst en Kerk+Leven waren zo vrij ons de tekst integraal ter beschikking te stellen.

 

Van Halst Ilse

3/2006

Volgend jaar worden alle opleidingen tot onderofficier in ons land geconcentreerd in de campus Saffraanberg bij Sint-Truiden. Peter Ausloos kijkt er alvast naar uit. Hij geeft godsdienst aan de derde graad TSO aan de militaire school voor onderofficieren in Sint-Truiden. Geboeid door de leefwereld van jongeren, gaat hij op zoek naar het hart onder het uniform van de ‘soldaat in opbouw’.
Volgend jaar is Peter Ausloos ook vijftien jaar godsdienstleerkracht voor de onderofficieren. Tot de afschaffing van de legerdienst stonden zowaar miliciens in voor het vak godsdienst in militaire scholen. „Ik vond er meteen mijn draai.”

– De mosterd haalde u bij Eigentijdse Jeugd, Don Bosco voor jongeren?
In 1982 verzeilde ik toevallig bij Eigentijdse Jeugd, vorig jaar verruimd tot Don Bosco Experience. Toen al kon je voelen dat Kerk vormen niet langer vanzelfsprekend was, zeker voor jongeren. Anderzijds merkte ik dat je wonderen kunt doen met jongeren, dat je bij hen veel kunt losmaken zolang je hen op een blije manier in aanraking brengt met het geloof. Tot op de dag van vandaag inspireert die ervaring mijn manier van lesgeven.
De kritische generatie jongeren die alles afbrak, is verdwenen. Nu zijn ze nieuwsgierig, omdat ze niets meer weten. Doe je uit de doeken hoe Jezus een goede mens was, die zijn leven riskeerde, luisteren ze echt geboeid. Maar je moet daarbij gaan staan waar de jongeren staan. Moraliseren helpt niet. Je moet hen respecteren in hun anders-zijn, zo niet ben je hen kwijt.
Dat wil niet zeggen dat ik de lat lager leg. Ik betracht wat haalbaar is. Ik blijf mijn geloof en waarden centraal stellen. Daar doe ik niets van af. Maar het heeft geen zin mijn leerlingen om de oren te slaan met een uitleg over de Pentateuch, als ze niet eens weten dat er vier evangelies zijn. Lesgeven is zoals paarden verzorgen. Ga je voor het dier staan, dan loop je het gevaar dat je verpletterd wordt. Ga je naast het paard staan, kom je een heel eind. Zo moet je ook naast jongeren gaan staan en in een warm-menselijke, toegankelijke taal samen met hen op weg gaan. Jongeren zijn aanspreekbaar, maar je moet de juiste golflengte vinden. Je moet ze benaderen vanuit hún leefwereld.

– Wedden dat godsdienst niet meteen het meest populaire vak is? Hoe tracht u uw leerlingen te boeien?
Leerlingen boei je niet door een uur lang over één onderwerp door te bomen. Daarom werk ik met losse items van een tiental minuten, zodat de aandacht voortdurend geprikkeld wordt. Meteen is er voor elk wel wat wils. Op het programma van mijn godsdienstles staan een spirituele vitamine, een mop, een doordenker, een relatievraag, een inhoudelijk item over vrede, Jezus, leven na de dood of andere, een meditatie, enkele woordspelingen…
Bij die doordenkertjes ligt de klemtoon steeds op een positief idee. Bewust. Pater Phil Bosmans, een van mijn inspiratiebronnen, lanceerde ooit de kaart Goed nieuws. Nooit van gehoord!? Geraakt door deze levenswijsheid, dacht ik bij mezelf: „Waarom niet op zoek gaan naar goed nieuws in de media?” De positieve nieuwtjes die ik ontdekte, pende ik neer in een kladschriftje om het te bewaren. Na een tijdje had ik zowat 1.400 citaten bijeengesprokkeld. Wekelijks stuurde ik er eentje door naar Eigentijdse Jeugd, om het op de website te plaatsen als Citaat van de week. Ook Radio Spes zond ze uit. Onlangs vroeg Robert Kino van Eigentijdse Jeugd me er de beste duizend uit te kiezen om ze te bundelen. Goed gezind is niet gemaakt om in één adem uit te lezen, het is een boek voor op je nachtkastje waarin je af en toe een treffend citaat vindt dat je doet nadenken.

– Godsdienstleerkracht zijn is voor u meer dan lesgeven. U maakt er een punt van er te zijn voor de jongeren.
Binnen de grijze muren van de kazerne toverde ik het bureau van de aalmoezenier om tot een studentikoze living waar jongeren kunnen thuiskomen. Het is een informele ruimte waar ze zich kunnen ontspannen. De jongeren noemen het hun ‘chillkot’. Elke dinsdagavond tot 23 uur ben ik aanwezig. Gewoon voor hen. Ik wil de jongeren laten voelen dat ze welkom zijn, dat ze een eigen plaats hebben. Dat is ontzettend belangrijk. Als je hen laat merken dat je hen oprecht graag ziet, komt de rest als het ware vanzelf.
In ons ‘chillkot’ kunnen ze televisie kijken of een film. En er is chocomelk en fruitsap. Ik zorg er ook voor dat er steeds karameltoffees liggen. Zo’n twaalf kilo per jaar jagen we erdoor. Ik bouwde ook een kleine bibliotheek uit met werken uit hun leefwereld, over gevechtspiloten en tankbemanningen bijvoorbeeld, maar evenzeer boeken van Eigentijdse Jeugd. En het werk van de Franse jongerenpriester Guy Gilbert, evenals het Geloofsboek van onze bisschoppen en de Bijbel. Er zit zelfs een minibijbel tussen die onze Blauwhelmen meenemen op missie. Dat boeit hen. Soms nemen ze die vast en dan komen de vragen vanzelf.
Posters allerhande moeten de ‘chillkot’ opvrolijken. Maar tussen Kim Clijsters, Tom Boonen, Madonna en Clouseau hangt ook een kruis. Dat is voor mij onmisbaar. Op het kruisje staat geschreven: Ga en getuig. Het hangt simpelweg tussen de posters, maar soms is het een aanzet om dieper van gedachten te wisselen. Als er vragen komen, ben ik er voor hen. Vaak staan ze dan al met de deurklink in de hand.

– Een kruis tussen de posters, dat is geen toeval. U houdt eraan het ernstige en het speelse te combineren.
Johannes-Paulus II zei ooit: „De mens van deze tijd luistert veel meer naar getuigen dan naar leraars. Als hij al naar leraars luistert, dan is het omdat die getuigen.” Wel, ik wil getuigen van de Blijde Boodschap. Daarom hecht ik ook belang aan het ludieke element. Beneden in een hoekje van de kapel hangen gedachtenisprentjes van de overledenen en branden kaarsjes. Maar boven op het doksaal zorgt een bordkartonnen Mr. Bean voor een vrolijke noot. Ik wil hen op een blije manier laten kennismaken met het geloof, in de hoop hen iets over te brengen van de woorden waarin ik geloof. Niet om hen te bekeren of om hen iets op te dringen, louter als getuigenis, als uitnodiging. Soms voel ik me meer een catechist dan een godsdienstleraar. Vaak krijg ik van mijn afgestudeerde leerlingen te horen: „In uw les mochten we tenminste eens lachen.” Dat is goed, want het geloof maakt mensen blij.
Als ik een glimlach kan toveren op het gelaat van een jongere, dan ben ik gelukkig. In de wereld van de kazerne ben ik naar economische maatstaven volkomen nutteloos, maar ik vind mijn geluk in er te zijn voor deze jongens. Misschien kan ik hen helpen zich recht te houden in deze hectische wereld. Je ziet, ik ben een gelukkig mens. Ik heb het mooiste beroep dat ik me kan wensen. Mijn hobby is mijn werk en omgekeerd.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.