De dood: ‘delete’ of apotheose van je leven?

De dood: ‘delete’ of apotheose van je leven?

In dit artikel gaat godsdienstleerkracht Peter Ausloos met de leerlingen van Saffraanberg in op wat de dood voor hen betekent: het einde van alles, of het hoogtepunt van het leven? Het gesprek leidt tot eerlijke en verrassende antwoorden.

 

Ausloos Peter

1/2007

“Nu hebben wij afscheid moeten nemen van jou. En ook wij zullen je eeuwig in ons hart bewaren, samen met talloze mooie herinneringen.
Wetende hoe je iedere dag opnieuw naar de kazerne vertrok. Hoe trots je was in je uniform en hoe je honderduit bleef vertellen over het leger, want daar zaten je kameraden.
Wetende hoe je met zoveel plezier uitkeek naar het weekend. Een weekend gevuld met Chiro.”

Deze treffende woorden konden we lezen op het gedachtenis-prentje van Koen Slenders, sergeant K.B.O.O. (Kandidaat Beroepsonderofficier), een van de leerlingen van de Koninklijke Technische School. Koen was één van ‘onze’ leerlingen. Hij kwam om ten gevolge van een verkeersongeval, op weg naar school. Koen was slechts 19 jaar jong.

Een schok ging door gans onze militaire gemeenschap. Met de klasgenoten hebben we getracht dit tragische gebeuren te ‘verwerken’.
Tijdens de uitvaarteucharistieviering in Kaulille, mocht ik, als godsdienstleerkracht, namens de klasgenoten van Koen en namens het lerarenkorps van Saffraanberg, de voorbede uitspreken. Het waren woorden uit mijn hart, die ikzelf, tijdens die dagen van diepe verslagenheid, op papier trachtte te zetten.

Koen schreef: “Echte warmte, liefde, vriendschap zijn nergens te koop“.
Bidden we voor de moeder en vader van Koen, voor Mieke en Tim, voor de grootouders, peter en meter, voor de familie, voor zijn klasgenoten en collega’s van Saffraanberg, voor de kinderen van de Chiro, kortom voor allen die hem na aan het hart lagen. Zij zullen zijn warmte, liefde en vriendschap missen. Dat zij, door de nabijheid en verbondenheid met mensen, de kracht zouden vinden om door te gaan, ondanks alles.
Laat ons bidden.

Met je hond en bij de Chiro was je dichter bij jezelf en bij de anderen“.
Nu ben je dicht bij God, van aangezicht tot aangezicht. Nu ben je uit onze ogen verdwenen, maar niet uit ons hart.
Bidden we, dat ook wij, kleine mensen, hier aanwezig of met ons verbonden, God mogen ervaren in de mooie herinneringen aan dit jonge leven.
Laat ons bidden.

Op de eerste dag van de herfst, 21 september, kwam je op onze kleine planeet. Je ouders gaven je de naam Koen. Dat betekent: ‘bekwaam in het raad geven’. En dat ben je geweest. Op de eerste dag van de zomer, 21 juni, werd je opnieuw geboren in eeuwig en onvergankelijk leven. Elk mensenleven is een heen- en weer tussen zomer en herfst, tussen zon en regen, tussen vreugde en verdriet.
Bidden we, dat we steeds de zonkant zouden durven zien, dat we, ondanks de vele schaduwkanten, het positieve zouden blijven zien, zoals Koen het ons heeft voorgeleefd.
Laat ons bidden.

Koen schreef: “Mensen die in zichzelf geloven, kunnen veel doen, meer dan ze zelf gedacht hadden trouwens. Als je jezelf voor de volle 100% achter je eigen levensdroom zet, zal je voor 200% hierin slagen!“.
Dat wij allen de moed zouden hebben om onze levensdroom een stukje waar te maken.
Laat ons bidden.

Een ingekaderde foto van Koen heeft een plaats in het ‘gedach¬tenishoekje’ in de kapel van de school. Elke dinsdagavond, tussen 18 en 23 uur, wanneer er ‘Open Door’ is voor de leerlingen in onze ‘living’ (gespreks- en ontmoetingsruimte) naast de kapel, ontsteken we een kaars voor onze dierbaren, die ons de voorbije jaren ontvallen zijn. Naast de kaars ligt het evangelieboek, geopend op het evangeliefragment van de voorbije zondag… Wanneer, rond 20.30 uur, na de avondstudie, de geïnteresseerde leerlingen binnenkomen voor een filmvoorstel¬ling, passeren zij deze ‘gedachtenisplaats’. De kaars en de ‘woorden van leven’ uit het evangelie zijn een ‘brandend’ getuigenis en een stille meditatie voor Koen, en de zovele andere overleden familieleden en vrienden van onze leerlingen en afgestudeerde studenten.

Ook de jaren, volgend op Koens overlijden, hadden wij met de klasgroepen een interactieve gedach¬tewisseling en bezinning rond het thema: de dood, ‘delete’ of apo¬theose van ons leven?

In een grote Vlaamse ‘kwaliteits’-krant, lazen we een tijdje geleden het volgende. “Drie uur lang hebben badgasten in de Italiaanse stad Genua gezonnebaad naast een dode man, terwijl zij wisten dat de man was overleden. (…) Een collega van de overleden man zei in een reactie: “Onze maatschappij wil niets weten van de dood. Zo ontkennen wij in een dergelijk extreem geval de dood zelfs door haar de rug toe te keren. Wij willen haar zelfs niet zien als zij maar een stap verderop ligt.””

De dood heeft geen blijkbaar geen plaats meer in onze maatschappij. In het beste geval komt de dood nog één keer per jaar, met Allerheiligen, ter sprake.

Tot we persoonlijk, in onze naaste omgeving ermee geconfron¬teerd worden. Dan is de dood een grens, zo dichtbij. Die je liefhebt sterft, en de wereld wordt ‘leeg’… Dan kan men de harde werkelijkheid van de dood (die toch bij het leven hoort, niet langer ‘uitschakelen’ of ‘wegpraten’.

Maar juist waar ‘de wereld’ zwijgt (over lijden en dood), heeft het christelijk geloof een boodschap. Wanneer anderen de schouders ophalen, doet het christelijk geloof haar mond open en zegt: de mens heeft een doel. De dood is een wonder: een ‘geboorte elders’. De dood is geen afsluiting, maar een opening. De dood is geen punt, maar een komma.

Verrijzenis wil niet zeggen: de opstanding van een dood lichaam, maar wel: de ‘genezing’ van de hele mens. Genezen worden van alle wonden, ook van de diepste wonde, die de dood is. Verrijzenis is geen biologisch herstel. Niet een reanimatie van een dood lichaam, evenmin de reïncarnatie van een overlevende ziel. Niet een terugkeer naar het aardse leven, maar de verheffing tot een volkomen nieuwe bestaanswijze, misschien wel onbegrijpelijk en onvoorstelbaar. Dezelfde mens, met zijn concrete en unieke leven, leeft voort en gaat het eeuwig leven binnen.

Ook in de evangelies zegt Jezus ons niet ‘hoe’ het zal zijn; Hij zegt alleen – met kracht – dàt het zal zijn! Wij krijgen het, wij moeten het zelf niet ‘maken’. De verrijzenis is Gods handtekening onder ons leven.

Wie gelooft in God, mag óók geloven en getuigen dat op het ‘kruispunt’ van leven en dood, de Heer ons opwacht. De Heer zal zeggen: Kom binnen in het huis dat voor u is, een huis van vrede! Verrijzenis is daarom dynamisch: Jezus’ verrijzenis is niet af zonder de onze. Dit ‘Licht’ zal prachtig zijn…
Of om het te zeggen met de woorden van de Franse luitenant-generaal P. Morillon, die een tiental jaren geleden het com¬mando had van de UNO-vredesmacht in Bosnië-Herzegovina (Ex-Joegoslavië): “Ik wil getuigen van het geloof dat me bezielt, in een wereld die nood heeft aan hoop. (…) Het leven heeft geen zin, indien men niet gelooft in het eeuwige leven.” (Getuigenis te Ieper, 1997).

Geloven in het leven ‘hierna’ mag evenwel geen vlucht betekenen uit dit leven. De sterke, christelijke ‘hoop’ is nooit een verdovende spuit, maar moet een inspiratie zijn om te blijven ‘vechten’ voor het ware, het goede, en het schone in ons beperkte leven op aarde.

Wij stelden de voorbije jaren aan de jongeren de vraag: wat denk jij over het/een leven nà dit leven? Heeft God er iets mee te maken? Of wat denk jij van de bovenstaande gedachte van generaal Morillon?

Eigenlijk weet ik niet of er na dit leven nog iets is. Maar ik hoop en ik denk ook dat er nog iets anders en misschien wel mooiers is. Je leven hier kan toch niet zomaar stoppen, punt uit! Wat is anders de zin van dit leven hier op aarde?

Ik vind het niet nodig te speculeren over wat er ons na de dood te wachten staat. Ik heb het leven lief, ik houd van het leven en sta zeer zelden stil bij de dood. Ik denk liever na over het leven, het verleden en de toekomst. Over wat ik in dit korte leven nog wil doen, nog wil bereiken.

Mijn vriendin is christen en heeft zich juist laten dopen volgens de gewoontes van haar ‘gemeenschap’. In een van haar brieven schreef ze me over hoe zij staat tegenover het leven na de dood. Zij gelooft er zeer sterk in. Bij het lezen van die bewuste brief trof mij hoeveel hoop en kracht zij uit dat geloof kan putten. Toen wilde ik echt dat ik ook kon geloven dat mijn leven een hoger doel heeft. Dat, als ik goed leef, ik later beloond zal worden. Maar helaas, volgens mij is dood DOOD. Zoals een verwelkte bloem, die na verloop van tijd geheel verdwijnt, zo zullen ook wij vergaan. Geen gevoel meer, geen pijn, geen vreugde, geen licht, geen donker, gewoon niets behalve de eeuwige rust.

De verrijzenis van Jezus is voor mij een bewijs dat er na de dood nog iets is. Hij is gekomen, verrezen, om het ons te tonen. Ik denk, en ik hoop ook dat er een hemel is, een soort paradijs.

Het leven na de dood
verdrukt de angst in mijn ogen.
Ik zou niet weten hoe
maar ik wil er best in geloven.
Ik hoop het vurig
en denk aan die korte tijd
dat wij samen leven
en het Hem soms benijdt.
Hij die eeuwig Leven kan
en ons dit ook wel gunt,
als het moment er is voor jou
en je bij Hem blijven kunt.

Waarom die ‘enkele’ jaren leven, als er toch niets meer is na de dood? Waarom nog die ervaringen opdoen, als we het toch later misschien in ons ander leven niet meer kunnen gebruiken? Het is een beeld dat mij levendig houdt en me aanspoort. Het leven is zinloos als je met de ervaringen die je opdoet niets kan doen. Het geeft ons hoop, moed en drang om te leven.

De dood is voor mij slechts een geestelijke barrière. Een obstakel voor een hogere leefwereld. Eens dat obstakel overwonnen, komt naar mijn mening het echte geluk te voorschijn.

Ik kan persoonlijk moeilijk geloven in het eeuwig leven, omdat ik nooit ervaren heb dat het bestaat. Het is ook nooit bewezen. Maar ik kan ook niet aantonen dat het niet bestaat. Daarom denk ik dat je moet leven vanuit de visie “dat er toch iets moet zijn” na dit leven, ook al weet je niet wat het is. Je moet leven als een ‘optimistisch’ mens. Want wat voor zin zou het anders hebben dat je nu volgens je geweten probeert te leven als er na je dood toch niets van overblijft?

Het is onmogelijk voor mij om in het eeuwige leven te geloven. Gedurende heel mijn opleiding zijn we bezig geweest met het bewijzen van stellingen en formules. En dan komen ze, als een ‘bewijsstuk’, met een roman van 2000 jaar oud opdraven. Sorry, maar dat vind ik niet voldoende.

Het kan misschien wat raar klinken, maar ik denk zelfs dat er ons na dit leven nog een belangrijker en mooier iets te wachten staat. Zullen we ooit oprechte vrede beleven?

Ik geloof dat het met de dood niet gedaan is: er is voor mij een voortbestaan. Daarom ben ik ook helemaal niet bang om te sterven, ook al zijn er veel vrienden en vriendinnen van mij die dat wel zijn.

Het eeuwige leven is voor mij een voortzetting van het ‘normale’ leven. Tijdens je leven bouw je aan je eeuwig leven.

Ik geloof in een leven na de dood. Dit leven kan onmogelijk het ‘einde’ betekenen. Voor mij is er na de dood een nieuw begin in een betere wereld. Dit wil niet zeggen dat we hier niets moeten doen, maar dat we meebouwen aan de aarde om er een paradijs van te maken. En uit de ervaringen op deze wereld kunnen we het in ons ‘tweede’ leven beter doen dan op aarde.

Na de dood van mijn grootmoeder, ervaarde ik als kleine jongen dat er iets is na dit leven. Moeke (zo noemde ik haar) was er niet meer en toch was ik niet verdrietig, omdat ik het gevoel had dat ze nog steeds bij me was. Dat gevoel heb ik nu nog. Doodgaan is volgens mij niet voor eeuwig verdwijnen. Het is als op reis gaan met een vliegtuig dat altijd boven het hoofd blijft cirkelen van diegenen om wie je gaf.

De dood is voor mij het einde van het lange wachten en vragen ‘hoe het nou eigenlijk is’ als je dood bent. Een leven lang loop je hier rond te dwalen, en vaak begrijp je niet wat het nut is van het leven zelf. Daarom kan de dood niet het einde zijn, maar is zij voor mij een verdere perfectie van het leven. En als men dit ‘wonderbaarlijke’ heeft meegemaakt, is men klaar om als een ‘nieuwe’ persoon in het leven te treden.

De dood is voor mij een soort van rustpunt, waarbij je de kans krijgt om even na te denken over de periode die je hier op aarde was. Dan de deur opendoen, en gewoon verder wandelen zonder om te kijken. Zolang mensen aan andere mensen denken die gestorven zijn, leven ze verder onder de mensen die hen gekend hebben. Dat ervaar ik heel sterk met mijn grootvader. Ik heb hem nooit gekend, maar door verhalen van mijn grootmoeder en door zijn dagboek te lezen, voel ik me heel nauw verbonden met hem.

Ik hoop stellig dat er na dit leven nog ‘iets’ is. Vooral omdat ik de laatste zes maanden twee mensen verloren heb die een grote rol speelden in mijn leven. Een van hen is mijn grootvader. Toen we naar het UZ reden om hem te bezoeken, werden we ‘verwelkomd’ met slecht nieuws. Door een zogezegd onbekende oorzaak was mijn grootvader in coma gegleden en enkele minuten later gestorven. Ik heb nooit afscheid kunnen nemen en heb het daar nog steeds erg moeilijk mee. Hij was vol levenslust en heeft me, als een van de weinigen, gesteund om een carrière op te bouwen bij Defensie. Daarom hoop ik dat ik hem later nog eens zal zien: dat is al wat ik wil. Ik mis hem verschrikkelijk.

Volgens mij heeft het leven altijd zin. Ik geloof niet in een eeuwig leven, maar ik weet dat mijn leven wél zin heeft. Doordat ik leef, creëer ik namelijk een toekomst voor anderen. Ik heb misschien ideeën die de toekomst positief kunnen beïnvloeden.

Wat er na de dood komt weet ik niet, maar wat ik hoop is dat de dood een poort is naar een land zonder pijn, gruwel of geweld. Een land waar alle ‘herborenen’ leven in harmonie met elkaar en met de natuur. Eigenlijk zou men blij kunnen zijn wanneer iemand sterft, want men trekt naar ‘betere oorden’.

Ik ben christen, dus geloof ik zeker in een leven na de dood. Ik geloof dat er een hemel en een hel is. Dit is aan de ene kant een heel fijne gedachte voor mij, waardoor ik geen schrik heb voor de dood. Maar anderzijds is het ook een gruwelijke gedachte, omdat ik vele vrienden heb die niet gelovig zijn. Ik weet dat zij, zolang ze zich niet ‘bekeren’, een vogel voor de kat zijn. Het is hun eigen keuze om voor of tegen God te kiezen. Om terug te keren naar het onderwerp ‘hemel’: daar verheug ik me wel op. Toch zeg ik niet dat ik graag zou sterven; integendeel. Ik heb op dit planeetje nog zoveel te doen: met mijn liefste trouwen en een gezin bouwen, reizen, plezier maken (en af en toe eens afzien). Maar ik denk wel dat het leven in de hemel stukken gemakkelijker zal zijn: men moet niet meer presteren, men staat niet meer onder druk, er heersen geen ziektes, … Toen iemand me zei: “De hemel? Te mooi om waar te zijn!”, was mijn antwoord: “Als je het zo mooi vindt, waarom kies je er dan niet voor”?

Ik zou, na mijn dood, graag nog eens ooit de vrienden en kennissen tegenkomen die ik tot nu toe al verloren ben, en die ik in de toekomst misschien nog ga verliezen. Opdat ik hen de dingen kan zeggen die ik hen altijd al wilde zeggen, maar waartoe ik de kans nooit heb gehad.

Ik zie het leven op aarde als een rups die zich klaarmaakt om vlinder te worden. Voor mij is de dood geen vijand, maar een vriend die je de weg toont naar het vrij zijn. Dood is voor mij geen ‘angst’, maar een verwachting om één te zijn. En wie weet wat er verder nog allemaal gebeurt…

Ik hoop stellig dat er na dit leven nog iets is. De mogelijkheid dat er niets meer is, schrikt mij af. Maar als er na dit leven nog iets is, wil ik zeker niet meer leven als een mens. Mensen zijn verachtelijk, ze zijn gemeen, niet in staat te leven met andere mensen. Gelukkig zijn er nog goede mensen, alhoewel deze groep klein is. En deze wordt dan nog meestal misbruikt door die andere, grotere groep.

Eigenlijk geloof ik dat er niets is na de dood. Er zijn alleen de herinneringen over de gestorvenen die bewaard blijven door de levenden. Het is natuurlijk veel mooier te geloven dat er een mooiere wereld bestaat dan deze op aarde. Vele mensen voelen zich goed met die gedachte, en ik vind dat ze dat geloof moeten koesteren als het hun aardse leven gelukkiger maakt.

Het leven is te mooi om zomaar te stoppen. Elk weekend maken we zoveel plezier, dat het niet rechtvaardig zou zijn dat dit alles stopt na de dood. Het leven op aarde is ook een proefperiode waarin we veel fouten maken. Er moet een ‘tweede’ leven zijn waarin we al onze fouten kunnen rechtzetten.

Mijn twijfel is erg groot. Je hoort mensen zeggen dat ze een bijna-dood-ervaring gehad hebben en dat ze een licht zagen. Kun je hen geloven? Ik geef toe dat ik bang ben om dood te gaan. Niet omdat ik er dan niet meer ben, maar wel om vergeten te worden!

De dood is niet iets vies voor mij. Ik maak me er dan ook geen zorgen over. Het leven is een overgangsperiode waarin men kan leren om daarna met meer ervaring aan het volgende (leven) te beginnen.

Ik denk dat iedereen onsterfelijk is. In zijn kennissen, vrienden, familie en God leeft een mens steeds verder. Iedereen leeft eeuwig. De dood is geen einde, maar een begin. Ik hoop dat ik zal sterven na mijn ouders, omdat ik niet wil dat mijn ouders verdriet zouden hebben om mijn dood. Ik denk dat ik de dood van mijn ouders beter zal kunnen verwerken dan omgekeerd.

Van mij zal er niets meer overblijven na mijn dood. Alleen al de gedachte hieraan maakt me gek. Ik ben, zoals vele mensen, ongerust en bang voor de dood. En ik denk dat gelovige mensen minder bang zijn omdat ze juist geloven dat ze na de dood verder zullen leven. Kortom: de dood is iets dat je niet moet proberen te verstaan. Het is veel beter om er ‘het beste van te maken’ en het gewoon te ondergaan.

Indien mensen na hun dood ooit zouden terugkeren, dan is de bekende uitdrukking R.I.P. (Rest In Peace) volledig fout.
Teruggezonden worden naar deze verrotte aarde is iets helemaal anders dan ‘in vrede rusten’.

Leven na de dood is voor mij het voortbestaan in de anderen, die steeds weer aan je denken omdat ze je missen; omdat er iets is dat aan jou doet denken. Als dit zo is, wil het zeggen dat je in je leven iets hebt betekend voor de anderen. Is dit geen beloning genoeg?

Waarom leven wij? Waarom bestaan wij? Dit zijn veel gestelde vragen waarop de mensen antwoorden zoeken bij godsdiensten. Ook bij mij blijft die vraag hangen. En ook ik zoek naar antwoorden. Aan alles komt een einde, dus ook aan het heelal. Wat komt er nà het heelal? Er blijft op dit ogenblik maar één verklaring over, namelijk God. Als God bestaat, dan is er ook eeuwig leven.

THANKS! aan onze kandidaat-onderofficieren Niveau 3+ van de Koninklijke Technische School, Campus Saffraanberg.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.