De verkondiging volgens Paulus

De verkondiging volgens Paulus

Godfried ‘Kardinaal’ Danneels gaat in op de verkondiging van Paulus. Hij toont ons meteen ook aan hoe deze analyse een belangrijke bijdrage kan betekenen voor ons eigen leven en werken.

 

Danneels Godfried

2/2004

Tijdens een ontmoeting van de aalmoezeniers met kardinaal Godfried Danneels op 25 maart, nam de kardinaal de tijd om een korte maar gevatte uiteenzetting te geven over de evangelisatie van Paulus. Hij schetste Paulus in zijn tijd en context en verwees geregeld ook naar diens geschriften. Het werd een riem onder het hart voor alle christenen die in het deze tijd moeilijk hebben en zich soms machteloos voelen.
Een samenvattende neerslag van deze uiteenzetting vonden we terug in Pastoralia (n° 5/2004). Via Toon Osaer hebben we van de kardinaal toestemming gekregen om deze tekst integraal over te nemen in ons tijdschrift.

“Paulus evangeliseert in een tijd die je moeilijk als ideaal kunt beschouwen. In onze ogen stapelt hij de ene overwinning na de andere op, maar dat is een visie post factum. Paulus kende veel mislukkingen. Bestond er in de kleine gemeenschap van Korinte, doordrongen van het heidens denken, wel een probleem dat wij vandaag niet kennen?

DE GEMEENSCHAP VAN KORINTE

Paulus heeft de gemeenschap van Korinte gesticht. Hij heeft er veel in geïnvesteerd en draagt haar een warm hart toe. Aan het einde van zijn reis naar Efeze gaat de Kerk van Korinte door een crisis op verschillende vlakken. De eerste brief aan de Korintiërs begint met te wijzen op het gebrek aan eenheid, de spanningen en conflicten in de gemeenschap. Paulus wordt er geconfronteerd met een cultuur die doordrongen is van de Griekse wijsheid en welsprekendheid. Angstig en zich bewust van zijn zwakheid verkondigt hij de wijsheid van God en de dwaasheid van het kruis. ‘Wij zijn een schouwspel geworden voor heel de wereld, voor engelen en voor mensen: wij zijn dwaas ter wille van Christus, en u bent zo verstandig in Christus! Wij zijn zwak, u bent sterk; u geëerd, wij geminacht’ (1 Kor 4,9-10). De Kerk van Korinte wordt ook aangetast door morele ontreddering: ‘Men hoort algemeen spreken van ontucht onder u, en wel van de soort die zelfs bij de heidenen niet voorkomt’ (1 Kor 5,1). Een geval van incest veroorzaakt zelfs geen schandaal. Dit alles biedt aan Paulus de mogelijkheid om een uitgebreid onderricht te geven aan alle Korintiërs, die een niet zo verfijnd begrip van ‘vrijheid’ hebben. Bevrijd uit de slavernij van de wet, is hun vrijheid veranderd in losbandigheid. De waarde van het huwelijk wordt nauwelijks begrepen, die van de maagdelijkheid nog minder. De apostel, die zoals elke verkondiger van het evangelie, het recht zou hebben op verloning, toont aan dat er belangrijker dingen zijn dat je rechten tot het uiterste opeisen. Nadat hij eerst werkt voor zijn eigen onderhoud, is hij er trots op het evangelie te kunnen verkondigen in totale belangeloosheid. ‘Dat ik het evangelie predik, is voor mij niets om me op te beroemen: ik kan niet anders. Wee mij als ik het evangelie niet verkondigde!’ (1 Kor 9,16).
Maar er zijn nog andere problemen in de gemeenschap: De goede interne orde tijdens de gebedsbijeenkomsten, de naastenliefde tijdens de agapè-maaltijden en de banalisering van de eucharistie: ‘Nu ik toch bezig ben voor schriften te geven: ik vind het niet prijzenswaardig dat uw bijeenkomsten meer kwaad dan goed doen. Om te beginnen hoor ik dat er bij u verdeeldheid heerst tijdens de samenkomsten van uw gemeente, en ik ben geneigd het te geloven: Zoals u nu samenkomt, kan er geen sprake zijn van de maaltijd van de Heer. Want iedereen gebruikt bij het eten vlug zijn eigen maal, met als gevolg dat sommigen honger lijden en anderen dronken zijn’ (1 Kor 11,17-22).

EEN HEEL PERSOONLIJKE BRIEF

De tweede brief aan de Korintiërs is meer autobiografisch. De apostel toont de bron van alle evangelisatie en laat zijn hart spreken. Hij verbergt zijn liefde noch zijn kwetsbaarheid, noch zijn gaven en gebreken. Wellicht is dit de meest ontroerende brief van Paulus, waarin hij van bij het begin de pijn deelt die eigen is aan zijn zending en de ‘vertroosting’ die hij van God ontvangt. Bemerk hoe vaak dit woord in enkele verzen terugkeert: “Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader vol ontferming en de God van alle vertroosting, die ons troost in al onze tegenspoed, zodat wij in staat zijn anderen te troosten in alle nood, dankzij de troost die wij van God ontvangen. Want zoals wij volop delen in het lijden van Christus, zo krijgen wij door Christus ook overvloedige vertroosting. Worden wij verdrukt, dan is het voor uw troost en redding. Worden wij bemoedigd, dan is het om u moed en kracht te geven om standvastig hetzelfde lijden te verdragen als wij te verdragen hebben. Onze hoop voor u staat dan ook vast: wij weten dat u, delend in ons lijden, ook zult delen in onze vertroosting” (2 Kor 1,3-7).
Als Paulus door God moet getroost worden, betekent dit dat hij verdriet heeft. Hij lijdt omdat de christelijke boodschap zo weinig wordt begrepen en zo vaak aangevallen. God, zo zegt hij, heeft mij getroost opdat ik jullie kan troosten. De dienst van Paulus is die van de vertroosting vanwege God, die van de bemoediging. Zijn vertroosting stroomt overvloedig voort uit Christus, die voor ons geleden heeft. De apostel verwerft zijn troost midden in het lijden van Christus, dat overvloeit in hem. Hij ontvangt ze niet in de eerste plaats voor zichzelf, maar ter vertroosting en heil van hen die hem toevertrouwd worden. Het zwaartepunt is helemaal verplaatst.
De allusies die hij maakt op de moeilijkheden in Efeze tonen aan dat de dienst van de vertroosting waarmee de apostel is bekleed, geen uitstaans heeft met één of andere vorm van verdoving. “Werkelijk, wij beschouwden ons reeds als ten dode opgeschreven. Wij moesten leren niet op onszelf te vertrouwen, maar alleen op God, die de doden ten leven wekt” (2 Kor 1,9). Deze grenservaring heeft hem geleerd niet op eigen begaafdheid te vertrouwen of om zichzelf te redden. Paulus beleeft de vreugde helemaal ontdaan te zijn van zichzelf. Als het God is die hem trekt en nog zal trekken uit eenzelfde dood, werken de Korintiërs daaraan mee door hun gebed. Inderdaad, het gebed doet het gehalte van de smekingen en dankzeggingen van de Kerk groeien.
Voor de apostel gaat het er door alle moeilijkheden heen troost te ontvangen en door te geven; om niet groot te gaan op menselijke middelen en het gehalte van het gemeenschapsgebed te vermeerderen door het apostolische lijden. Misschien is het daarom dat God ons vandaag een in ballingschap brengt. Opdat we wat minder op onszelf zouden rekenen.

HOE EEN ECHTE APOSTEL WORDEN?

 Nooit de moed verliezen
Als wij de moed verliezen, is het omdat we menen dat het succes van onszelf komt, en dus ook de mislukkingen. Maar Christus is het onderwerp van de evangelisatie. Het feit dat hij de evangelisatie in handen heeft, bewaart me voor zorgen en ontmoediging. Het is het ‘ik’ dat triestig en verwaand maakt. Maar wanneer het Christus is die in me leeft en spreekt, dan is Hij het ook die faalt in mij. Dan moet ik me niet meer schuldig voelen. Ik ben onschuldig, als de pluim in de hand van Christus de Verkondiger.

 Bewust zijn van je kwetsbaarheid
Het feit dat Christus mijn kwetsbaarheid niet wegneemt, laat Hem toe zijn onvergelijkbare kracht in mij te openbaren: ze komt van Hem, niet van mij. Dit nederige en vreugdevolle besef van onze eigen kwetsbaarheid ten overstaan van de gemeenschap ontluistert ons niet. Deze kwetsbaarheid is veeleer een motief van geloofwaardigheid, want de gemeenschap moet leren de apostel te zien door zijn zwakheid heen om er zijn mysterie in te ontdekken: zijn passie voor Christus. Het gaat er natuurlijk niet om de persoonlijke zonde en zwakheid te verontschuldigen, wel om te geloven in God, die grote dingen doet door kleine kwetsbare mensen. Hier raken we aan de kwetsbaarheid van God, die zichzelf zwak heeft gemaakt.

 Deelnemen aan dood en leven van Christus
Doorheen het lijden van elke apostel, gebeurt er iets heel belangrijks. De verkondiger beleeft innerlijk een soort van calvarie die samenvalt met de kruisiging en die dus ook een apostolische vruchtbaarheid heeft. Alles wat Christus heeft meegemaakt, gebeurt in het binnenste van de apostel. Het gaat niet over een introspectief dolorisme, maar over het pijn van het baren. Er is geen spiritueel moederschap zonder dood. Maar deze dood heeft een paschaal karakter en doet anderen groeien. “Zo is de dood aan het werk in ons, en het leven in u” (2 Kor 4,12).

 Binnengaan in het mysterie van de verzoening
Het hart van de evangelisatie is niet alleen Gods waarheid verkondigen, maar bovenal zijn verzoening. Er is heel wat te doen aan de zonde in de wereld. Het lijden van de apostel is aanvoelen op welk punt de wereld nog te weinig verzoend is met God. De verkondiger treedt binnen in het hart van Christus in Getsemane en op Golgota. Hij ervaart de kloof tussen mensen en God. Hij leeft in het hart van deze onverzoenlijkheid, daar waar het ‘kraakt’ in de gemeenschap van christenen. Daar moeten wij zijn, uitgespreid zoals Christus op het kruis.
 Trots zijn op je dienstbaarheid
Trots wil niet zeggen pretentieus. Als de apostel het lijden van Christus beleeft, kan men naar hem kijken. “In alle omstandigheden proberen wij ons te gedragen als dienaren van God door het standvastig verduren van moeilijkheden, nood, ellende, slagen, gevangenschap, oproer, zwaar werk, slaapgebrek, te weinig eten; maar ook door zuiverheid, inzicht, geduld, goedheid, door een geest van heiligheid en oprechte liefde, door het woord van de waarheid en de kracht van God… wij zijn als bedriegers die de waarheid spreken” (2 Kor 5,4-8). Het lijden van de apostel is dat men hem als ambigu, dubbel aanziet. Maar het onbegrip ontmoedigt hem niet. “Als onbekenden die iedereen kent, als stervenden die blijven leven, als streng gestraften die niet worden gedood, als treurenden die altijd verheugd zijn, als armen die velen rijk maken, als havelozen die toch alles hebben” (2 Kor 6, 8-10). Dat is de evangelische paradox. Maar wie zou daarop durven roemen? En waarom doet Paulus het? Omdat zijn trots geworteld is in Christus! Hij is zo nederig, dat het Christus is die je moet bekijken in Hem. De blik van het geloof gaat door de enveloppe heen.

 Je hart openen
Paulus vraagt dat zijn oprechtheid en zijn liefde worden beantwoord: ‘Ik heb mijn hart helemaal geopend voor jullie’. Het is fundamenteel dat een verkondiger transparant is, dat hij naar zijn eigen innerlijke ervaring laat kijken, omdat je zo kunt zien wat God doet in het hart van de apostel en wat Hij zou kunnen doen in het hart van wie luistert. Schroomvol moet je zijn, natuurlijk, maar soms zo we zo schroomvol dat we verdwijnen in de grijze massa zodat er geen teken meer overblijft voor anderen. ‘Ik heb jullie in mijn kaarten laten kijken, laat mij nu ook in die van jou zien’, zegt Paulus. Het gaat om het delen van het geloof in een geest van vertrouwen: “Wij spreken ronduit met u, Korintiërs, ons hart staat wijd voor u open. Wij zijn niet bekrompen jegens u; zelf bent u niet ruimhartig genoeg. Om mij wat kinderlijk uit te drukken: geef dan ook mij krediet en gedraag u niet bekrompen jegens mij…” (2 Kor 6,11-13).

 Nu en niet pas morgen
Eén van de taken van de verkondiger is de ‘kairos’ aan te wijzen: “Nu is het die gunstige tijd, nu is het de dag van het heil” (2 Kor 6,2). Nu gebeurt het, nu redt Christus je. Nu is het moment om je over te geven. ‘Ja, maar… morgen!’ ‘En waarom morgen?’ “Als zijn medewerkers sporen wij u aan: zorg dat u de genade van God niet tevergeefs hebt ontvangen. Hij zegt immers: Op de gunstige tijd heb Ik u verhoord…” (2 Kor 6,1-2).”

Aanvullende informatie

Met dank aan Kardinaal Godfried Danneels en Toon Osaer voor de toestemming om deze tekst op te nemen in ons tijdschrift.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.