De plaats van de godsdienst in de Balkan

De plaats van de godsdienst in de Balkan

De rol van de godsdiensten in de complexe Balkan wordt in dit artikel toegelicht. In hoeverre zijn de godsdiensten daar (mede)verantwoordelijk voor de aanhoudende conflicten?

 

Van Den Eeckhout Johan

Als er gesproken wordt over het conflict in ex-Joegoslavië en over de gespannen toestand in de gehele Balkan, wordt er nogal eens verwezen naar de verschillende godsdiensten die een rol spelen. Sommigen beweren dat de godsdiensten aan de oorsprong van het geweld liggen. Anderen houden vol dat de verschillende godsdiensten mede een oplossing van het conflict in de weg staan. In dit artikel willen wij dieper ingaan op de plaats van de godsdienst binnen het Balkanconflict. De drie volkeren die in Ex-Joegoslavië zwaar met elkaar in de clinch zijn gegaan, zijn dragers van drie verschillende godsdiensten: de Serviërs zijn orthodox, de Kroaten zijn katholiek, de Bosjnakken [0] zijn islamitisch. Ook de strijd in Kosovo speelt zich af tussen Serviërs die orthodox zijn en Albanezen die islamitisch zijn. Nu al kunnen wij zeggen dat de godsdienst in de Balkan de hoeksteen van de nationale identiteit vormt, maar onmiddellijk voegen wij eraan toe dat de verschillende volkeren zich vooral met de culturele tradities die met hun religie samenhangen, identificeren. Wij willen ook aantonen hoe de verschillende culturen zich hebben ontwikkeld tot naties en hoe er binnen deze naties geen plaats was voor meer dan één volk. Juist dit vormt de voedingsbodem voor de vele oorlogen die de Balkan hebben verscheurd. Om dit alles uit te klaren, wordt er vertrokken van de verschillende aanwezige godsdiensten. Hierbinnen schetsen wij het historisch uiteengaan van de katholieke en de orthodoxe godsdienst. Ook de komst van de islam via het Ottomaanse Rijk wordt besproken. Verderop geven wij aan hoe het nationalisme is ontstaan vanuit een etnoculturele bewustwording. Hierbij blijven wij aandacht hebben voor de plaats van de godsdienst binnen dit proces. Zo hopen wij te kunnen aangeven dat niet de godsdienst de wortel is van alle kwaad, maar wel het nationalistische principe van het samenvallen van etnische natie en staat in een etnisch uitermate heterogeen gebied als de Balkan. Dat de verschillende godsdiensten hierbij niet altijd vrij te pleiten zijn van negatieve betrokkenheid, kan eerder worden toegeschreven aan een verkeerd gebruik ervan, dan aan hun wezen zelf.

1. De Balkan: een godsdienstig lappendeken

De meest verspreide godsdienst in de Balkan is de orthodoxe godsdienst. Bulgarije, Roemenië, Griekenland, Servië, Montenegro en Macedonië zijn overwegend orthodox. Slovenië en Kroatië zijn overwegend katholiek. Voor de rest vinden wij katholieke minderheden in Roemenië, Hongarije, Servië (Voivodina) en Albanie. Ook het Grieks-Katholicisme is een bekende richting. Ontstaan tijdens de contra-reformatie wil deze een brug slaan tussen katholieken en orthodoxen, maar momenteel vormt zij vooral een struikelsteen in de oecumenische toenaderingspogingen tussen Rome en de Orthodoxen. Sedert de val van het communisme zijn ook protestanten actief op de Balkan. Zij zijn er altijd in kleine minderheid aanwezig geweest en hebben veel last ondervonden van het communisme dat hen als spionnen uit de VS en het kapitalistische Westen als dusdanig aanzagen. Ook de islam valt niet te vergeten. Er leven moslims in Bosnië, Macedonië, Kosovo en Albanië. In Bosnië gaat het om afstammelingen van de Bogomilen [1]. Tijdens de Turkse bezetting (14e-15e eeuw) gingen de Bogomilen over tot de islam. Tot de Tweede Wereldoorlog vinden wij ook aanzienlijke Joodse gemeenschappen terug in de Balkan. Hun vervolging vóór en tijdens deze oorlog herleidde hen tot een kleine groep die onder het naoorlogse communistische systeem uitweek naar Israël.

2. De breuk tussen de katholieke Kerk en de orthodoxe kerken

De orthodoxe wereld wordt gekarakteriseerd door een veelheid aan lokale of nationale kerken, die één voor één autonoom of autocephaal zijn. Zij zijn zichzelf tot hoofd, ze leiden zichzelf en zijn dus onafhankelijk van het oecumenisch patriarchaat van Constantinopel (tenzij wat de leer of de dogma’s betreft). Dit is typisch tegenover de katholieke Kerk die in alles afhangt van Rome. De breuk tussen de orthodoxe en de katholieke Kerk dateert van 1054. Zij was het gevolg van een langzaam uiteengroeien van het Latijnse Westen en het Grieks-Byzantijnse Oosten. Naast geo-politieke redenen, zoals het probleem van de evangelisatie van de Slavische volkeren, het in stand houden van het Byzantijnse Zuiden van Italië en de groeiende macht van Rome, waren er ook theologische, dogmatische en liturgische onenigheden. Het ‘Filioque’ dat de Latijnen toevoegden in het credo (de Geest komt voort uit de Vader en de Zoon) was de druppel die de emmer deed overlopen. De breuk van 1054 was niet zo diep geweest, ware er in 1204 niet de plundering van Constantinopel geweest door de kruisvaarders (4e kruistocht) die op weg naar Jeruzalem een Latijns rijk vestigden in de hoofdstad van het Oost-Christelijke keizerrijk. De vernedering en ontstane haat waren zo groot dat de Byzantijnen nog liever de Turken binnenhaalden als overheersers dan de Westerse christenheid (Rome) verder te moeten dulden.

3. Een christelijke kijk op de relatie Kerk – Staat

In het christendom kan de relatie tussen iemands religieuze overtuiging en het behoren tot een bepaalde natie, een staat, herleid worden tot 2 principes:
1. de christen wordt opgeroepen loyaal te zijn tegenover zijn vaderland en dus het gezag en de wet te erkennen (“Geef aan Caesar wat aan Caesar toekomt” Mc.12,17) tenzij er een uitdrukkelijke ontkenning is van de christelijke leer
2. de christen mag het aardse vaderland nooit verafgoden, aangezien het Rijk Gods niet van deze wereld is. Het Christendom is dus fundamenteel transnationaal en open op alle volkeren.
Deze twee principes zijn doorheen de woelige kerkgeschiedenis niet altijd evenwichtig gevolgd geweest. De eerste geschriften van het Nieuwe Testament getuigen van een positieve ingesteldheid tegenover de wereldse macht. De jonge christelijke gemeenschappen gaven vertrouwen aan het Romeinse Rijk. Dit duurde niet lang. Er kwam een tijd van vervolging. In het boek Apocalyps vinden wij hiervan sporen terug. Het Romeinse rijk wordt er voorgesteld als een monster. In 313 breekt een nieuwe tijd aan. Het edict van keizer Constantijn is gunstig voor het christendom. Er ontstaat een situatie waarbij de staat zich in dienst stelt van de Kerk en waarbij de Kerk zich in dienst stelt van de staat. Dit ‘Constantinisme’ wordt door Augustinus verwerkt in zijn boek De Stad Gods (413-417) waarin gesproken wordt over twee machten: de spirituele, geestelijke macht en de tijdelijke, wereldse macht. De geestelijke macht staat moreel gezien het hoogst maar beide machten zijn elkaar tot dienst. Dit ‘Politiek Augustinisme’ wordt de officiële leer van de Kerk en zal dat ook blijven in de Byzantijns-orthodoxe kerken. Kerk en staat zijn hierbinnen twee aspecten van één en hetzelfde. Het vertrekpunt ligt in het Evangelie: “Geef aan God wat aan God toekomt, geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt.” De Kerk erkent de staat als Goddelijke instelling en onderwerpt zich aan haar macht, onafhankelijk van de godsdienstige keuze van de machthebber. Ideaal is dat er een goede samenwerking is tussen Kerk en staat waarbij elkeen de autonomie van de ander respecteert. Als de staat zich vijandig opstelt tegenover de Kerk, dan moet de Kerk zich terugplooien op zichzelf en geduldig wachten tot de Goddelijke Gerechtigheid triomfeert want de Kerk is één en eeuwig. De staat daarentegen is veranderlijk en voorbijgaand. In het concilie van Chalcedon (451) wordt hiervan een spoor terug gevonden: Kerkgrenzen vallen samen met staatsgrenzen. Binnen deze theorie is het relatief eenvoudig voor een staat de Kerk aan zich te onderwerpen en te gebruiken in het kader van de eigen ideologie. Voor de Kerk is de staat immers de tijdelijke vertegenwoordiging van God op aarde of anders gezegd “gewild” door God (cfr. Romeinen 13: “Dat alle mensen zich onderwerpen aan het gezag, want alle gezag komt van God”) [2].

4. De andere weg van het Latijnse Westen

In tegenstelling tot het Griekse Oosten ondergaat het Latijnse Westen een evolutie die de scheiding tussen het spirituele en het tijdelijke (het politieke, het wereldse) meer accentueert. In het Latijnse Westen wordt de Kerk de voortzetting van het vervallen West-Romeinse rijk. De pausen trachten, in hun poging om dit rijk samen te houden, de staat te onderwerpen aan de Kerk. Zo dienen Clovis en Karel de Grote te gehoorzamen aan het kerkelijke gezag. Paus Gregorius de Grote beschouwt de paus als de geestelijke leider van de christenheid en de keizer als zijn tijdelijke dienaar. Het wereldse rijk moet de kerk dienen. St. Bernardus in de 11e eeuw spreekt van de twee zwaarden.
Beiden komen uit de Kerk voort, maar het geestelijke zwaard is getrokken door de kerk terwijl het materiële zwaard getrokken is voor de Kerk. In dezelfde eeuw komt de onenigheid tussen paus en keizer tot een hoogtepunt in de investituurstrijd. Langzaam maar zeker verliest de Kerk haar greep op het gebeuren. Van binnenuit, meer bepaald vanuit de theologie, wordt haar positie ondergraven: Thomas Van Aquino verdedigt in de 13e eeuw de autonomie van de politiek mits zij rekening houdt met het natuurrecht en het algemeen welzijn. Vanaf de 15e eeuw brokkelt de notie keizerrijk af ten voordele van de notie natiestaat die zich vormt op basis van etnie, territorium, taal, gemeenschappelijke geschiedenis en godsdienst. Om godsdiensttwisten te vermijden, wordt één bepaalde godsdienst door de vorst opgelegd vanuit het principe ‘Cuius regio, eius religio’ dat vastgelegd wordt in de Vrede van Augsburg [3] in 1555. De staten ontwikkelen zich autonoom en zullen in de 17e eeuw als basis niet langer het natuurrecht maar het contractdenken nemen: de rechten van het volk worden bij conventie vastgelegd en steunen op het gezag van de vorst of de souvereiniteit van het volk. De scheiding tussen Kerk en staat wordt stilaan een feit.

5. Hoe evolueren de orthodoxe Kerken?

Los van de evolutie van de Roomse Kerk gaat de Byzantijnse kerk een eigen richting uit. Tot de 15e eeuw slaagt zij erin het “Politiek Augustinisme” aan te houden binnen het kader van het Byzantijnse Rijk. De verschillende patriarchaten (Constantinopel, Alexandrië, Jeruzalem, Antiochië – Rome was afgevallen) houden stand tot zij veroverd worden door de Arabieren. Op dat moment blijft het patriarchaat van Constantinopel de oecumenische hoofdzetel van de orthodoxe wereld onder het politieke leiderschap van de Ottomanen [4]. Het Osmaanse rijk was een islamitische staat waarin niet-moslims als tweede-rangsburgers behandeld werden, maar ook bepaalde rechten hadden. Zo mochten niet-moslims hun eigen geloofsovertuiging bewaren en beleven. Het alzo ontstane millet-systeem heeft verschillende eeuwen bijgedragen tot de grote ‘Pax Ottomanica’ met economische en sociale stabiliteit in de Balkan. Het millet-systeem bestond erin dat de religieuze gemeenschappen (= millets) in het Osmaanse Rijk, een verregaande maar niet geterritorialiseerde vorm van autonomie genoten. De millets waren persoonsgebonden nationaliteiten (niet-geografisch) naargelang de verschillende godsdiensten.
De belangrijkste millet was de Rum milleti [5], de gemeenschap van de orthodoxe christenen, maar er was ook een Armeense [6] en een Joodse millet. De Rum milleti bestond uit Albanezen, Bulgaren, Grieken, Serven [7] … Aan het hoofd van de Rum milleti stond de patriarch van Constantinopel. Binnen elke millet bleef de traditionele wetgeving inzake erfenis, huwelijk, echtscheiding, voogdijschap enz… in voege met mogelijkheid om in beroep te gaan bij een islamitische rechtbank. De Kerk hief eigen belastingen [8], organiseerde bepaalde sociale voorzieningen alsook cultuur en onderwijs. Deze millets groeiden uit tot een soort federale eenheden. Wegens het persoonsgebonden karakter ervan, overlapten de verschillende ambtsgebieden elkaar, zonder dat dit tot conflicten aanleiding gaf. Zo heeft de Balkan in zijn etnische veelheid gedurende eeuwen vrede gekend onder Turkse vlag [9].

6. Het verval van het Turkse rijk en het opkomende nationalisme

Vanaf de 18e eeuw komt het verval van het Turkse Rijk. Het Europese deel verkeert meer en meer in chaos onder invloed van de onophoudelijke oorlogen met het Habsburgse rijk en Rusland. Hier bovenop manifesteert zich het opkomende nationalisme van de Balkanvolkeren. Dit zette zich door onder invloed van de Griekse bourgeoisie, die commerciële en intellectuele contacten onderhield met West-Europa en Rusland, en van de monniken die de kloosters in de orthodoxe gebieden van het Habsburgse rijk bezochten en daar kennis maakten met de ideeën van de Verlichting. Het had ook te maken met de hervormingen die de Turken in de 19e eeuw doorvoeren: de ‘Tanzimat’. Dit zijn hervormingen naar West-Europees parlementair democratisch model waarbij de burgers gelijke rechten en plichten krijgen los van hun religieuze verbondenheid. Het religieuze gemeenschapsgevoel, dat tot dan toe verschillende volkeren had samengehouden, wordt geleidelijk vervangen door een etno-cultureel [10] en later nationaal gemeenschapsgevoel. De natie komt in de plaats van God als hoogste morele instantie. Het kruis wordt vervangen door de vlag. In plaats van martelaren voor het geloof worden strijders voor het vaderland als heiligen vereerd. Het geloof, ooit het hoogste goed, wordt herleid tot een kenmerk van de nationale identiteit, tot een ‘nationale waarde’ [11]. Dat juist op de Balkan het nationalisme extreme vormen heeft aangenomen, heeft te maken met bepaalde cultuurhistorische omstandigheden die er typerend zijn: meer dan elders in Europa identificeert het individu zich op de Balkan met het collectief; ook de invloed van de orthodoxie en/of de islam, twee godsdiensten die meer dan het katholicisme en het protestantisme beroep doen op conformisme, gemeenschapsgevoel en consensus, kan een rol gespeeld hebben. Feit is dat het collectief bescherming biedt maar ook eist van het individu dat het zijn verplichtingen tegenover het collectief strikt nakomt. De teloorgang van de clan en het ontstaan van een nieuw, groter collectief, het volk, is de bedding waarbinnen het nationalisme ten volle is kunnen openbloeien.

7. Van millet over etnoculturele gemeenschap tot nationale gemeenschap

De dubbele strijd van de Balkanvolkeren, enerzijds voor culturele en later voor politieke nationale zelfstandigheid, anderzijds voor het behoud en de uitbreiding van hun autonomie door middel van de millet, maakte dat de millets zelf evolueerden van religieuze gemeenschappen naar instellingen van nationale autonomie. De leden werden leden van een nationale gemeenschap en niet langer van een religieuze gemeenschap. De Grieken zagen de Rum milleti of het patriarchaat van Constantinopel als een Griekse instelling en een begin van een Griekse staat (herstel van het Byzantijnse rijk) waarbinnen niet-Grieken Griek moesten worden. De niet-Grieken zagen dit niet zitten. Zij werden zich meer bewust van hun eigen nationale, niet-Griekse, identiteit. Hiermee samenhangend krijgen wij de stichting van eigen nationale kerken in de vorm van nieuwe, eigen millets die toelaten voor de eigen etnoculturele gemeenschap zelfstandigheid te verwerven binnen het Osmaanse rijk. Deze werden gezien als de voorbode van een eigen onafhankelijke staat. De rechten van het individu worden afhankelijk van hun aanwezigheid binnen een bepaald territorium.
In 1870 krijgen wij de erkenning door de sultan van een Bulgar Milleti [12]. Deze erkenning markeert het einde van het traditionele milletsysteem. Het is de eerste keer dat een millet wordt erkend niet op basis van religieuze identiteit, maar wel op basis van etno-culturele of nationale identiteit. Intussen was Servië in 1830 al min of meer onafhankelijk geworden van de Turkse invloed en macht en had de Servische kerk een eigen autonomie verworven.
De orthodoxe kerken waren al sinds de middeleeuwen naar het model van de Byzantijnse kerk ‘staatskerken’. Nu worden het echte ‘nationale’ kerken: het geloof wordt de hoeksteen van de nationale identiteit. De volken identificeren zich meer met “hun” nationale kerk dan met het (orthodoxe) christendom op zich. De Kerk werpt zich op als verdediger van de nationale belangen. Natie, staat en kerkelijke organisatie vallen territoriaal, politiek en psychologisch samen. Dit is karakteristiek voor het nationalisme op de Balkan.

8. Problemen tussen de nieuwe nationale millets

De nieuwe nationale millets onderscheidden zich van de oude religieuze doordat ze vooral gebaseerd zijn op het territorialiteitsprincipe. Dit gaf grote problemen waar vroegere leden van de Rum milleti dezelfde gebouwen gebruikten. Bulgaren en Grieken bv. leefden dooreen en hadden altijd gebruik gemaakt van elkaars gebouwen voor school, kerk enz… Hier ontstonden discussies over wat van wie was. Welke kerk had het recht waar en van wie belasting te heffen? De norm was immers niet langer de religie, wel het territorium waar je leefde. In Istanbul gebeurde het overleg in commissies maar op het terrein werd de zaak nogal eens afgehandeld met de vuisten. Van 1878 tot 1972 is er in Makedonië een strijd geweest tussen Bulgaren, Grieken en Serven. Eens een gebied was veroverd of toegewezen, werd het gehomogeniseerd. Eén Bulgaarse of Griekse of Servische godsdienst, taal, onderwijs… De anderen moesten zich tot de nieuwe nationaliteit en godsdienst bekeren of zij werden verjaagd. Dit heeft aanleiding gegeven tot verschrikkelijke burgeroorlogen, deportaties, etnische zuiveringen, veroveringsoorlogen en bevolkingsruil (tussen Grieken en Turken). Het nationalistische gevoel in Servië heeft zich geënt op de droom van het herstel van het Groot-Servische rijk uit de tijd van de middeleeuwen. Met mythen, sagen en grote verhalen uit het verleden, bv. de slag bij het merelveld [13] in Kosovo waar de Servische prins Lazar werd gedood door de Turken maar waar ook sultan Murat het leven liet. Servië beschouwt Kosovo als de wieg van het groot-Servische rijk [14] dat nooit mag losgemaakt worden van de rest van Servië.

9. De godsdienst als hoeksteen van de nationale identiteit

Het beruchte Balkan-nationalisme houdt in dat elke gepolitiseerde etnoculturele gemeenschap of etnische natie haar eigen staat moet hebben. Bij het construeren van de drie nationale identiteiten, die deel uitmaken van het vroegere Joegoslavië, de Kroatische, de Bosnische en de Servische is de godsdienst doorslaggevend geweest. Als hier over godsdienst wordt gepraat, dan gaat het niet zozeer over het aantal gelovigen dat deelneemt aan de liturgie, wel gaat het over de godsdienst als hoeksteen van de nationale identiteit. Een Kroaat is katholiek en vormt een filiaal van de universele Kerk van Rome. Een Serf is orthodox en behoort tot de Servische autocephale staatskerk. Een Bosnjak is moslim en maakt deel uit van de grote islamwereld. Toch mogen ook economische factoren niet uit het oog worden verloren. De vroegere religieuze gemeenschappen hadden ook gemeenschappelijke economische en politieke belangen. Christelijke boeren stonden tegenover islamitische grootgrondbezitters. Orthodoxe Servische soldaten-boeren (aan de militärgrenze) stelden zich tegenover de katholieke Kroatische adel. Hier dient er te worden gewezen op het feit dat de lijn van gelovige gemeenschap naar nationale gemeenschap een ingewikkeld proces is. In Albanië heeft de opsplitsing tussen de verschillende godsdiensten niet plaats gevonden: ook al bestaat de bevolking er voor 70% uit moslims, voor 20% uit orthodoxen en voor 10% uit katholieken, toch is het één staat gebleven.
Het conflict in ex-Joegoslavië ging gepaard met een heropleving van de godsdienstige praktijk en een toename van de invloed van de geestelijke leiders op het politieke en maatschappelijke leven. Zo verschijnt de Servisch-orthodoxe kerk opnieuw op het politieke en openbare forum tussen 1980 en 1985 vanuit de coulissen waarin zij was verzeild geraakt vanaf de tweede wereldoorlog en de communistische politiek. De kerk ziet zichzelf als de behoeder van de na-communistische identiteit van het volk. De Kroatische aartsbisschop, de Servische patriarch en de Bosnische imams zijn belangrijke politieke figuren geworden. Ook al heb je verschillende katholieke, islamitische en orthodoxe geestelijken die hun posities trachten te versterken door mee te huilen met de wolven in het bos en hun kritieken op het oorlogsgeweld en de massamoorden te omfloersen, toch zijn zij niet de motor achter de oorlog. Fundamenteel gaat het om een nationalistisch conflict nl. de strijd om grond. Doordat natie en godsdienst worden vereenzelvigd, lijkt het alleen maar op een religieus conflict. Kroaten, moslims en Serven identificeren zich meer met hun culturele tradities die met hun religies samenhangen. Zo kunnen ook ongelovigen toetreden tot de strijd om de goede zaak.

10. De positieve kracht van de godsdienst neemt af tijdens de oorlog

Katholieke Kroatische bisschoppen en orthodox Servische bisschoppen hebben verklaringen uitgegeven tegen de oorlog en tegen de etnische zuiveringen met waarschuwingen voor misbruik godsdienst. Vanaf 1992 (Bosnische oorlog) zijn de spanningen tussen beide toegenomen.
In de officiële documenten van de Servisch orthodoxe kerk vinden wij de volgende elementen terug:
– Het Servische volk ondergaat opnieuw een agressie en een genocide. Ook al tijdens de tweede wereldoorlog heeft het volk enorm geleden.
– Vanaf 1992 weigert de Servisch orthodoxe kerk het creëren van een multi-etnische Servische staat maar prefereert ze een homogeen Servie waarin alleen Serven wonen.
– De orthodoxe kerk veroordeelt de Servische wreedheden en agressie tegenover niet-Serven maar beschouwt deze beschuldigingen ook als contra-propaganda met het oog op het diaboliseren van het Servische volk.
– Kosovo is de wieg van de Servische staat. Zonder Kosovo verliest het Servische volk zijn identiteit, verleden en toekomst.
– De kerk weigert de enige wet van het getal (Serven in Kosovo: 10% ; Albanezen in Kosovo: 90%), die ongunstig is voor de Serven, te aanvaarden wegens de recente politieke manipulatie.
– In ondersteuning van het Servische volk voert de orthodoxe kerk opnieuw volksfeesten in: het feest van de Heilige Sava, de processie van de relieken van prins Lazar, in 1989 werd 600 jaar Kosovo Polje (merelveld) gevierd [15] en dan zijn er nog de historische sagen en gedichten.

Bij het overlopen van de officiële documenten van de Kroatische katholieken vinden wij een verschillende tonaliteit terug. Er wordt minder gebruik gemaakt van het historische argument. Wel wordt er meer gesproken over de rechten van de mens en de rechten van de volkeren. De politieke leiders van Servië worden bekritiseerd als agressors. Voor Bosnië wordt de hoop op een rechtvaardige vrede waarbij elk individu zijn rechten behoudt, uitgesproken.
Ook het Vaticaan [16] liet zich niet onbetuigd. Paus Johannes Paulus II sprak zich uit voor een politieke erkenning van Slovenië en Kroatie waarbij gesteld werd dat elke natie recht heeft op politieke erkenning. Hij riep ook op tot respect voor de personen en de volkeren en hij veroordeelde de oorlog en het geweld: de godsdiensten zijn dragers van vrede. Deze kracht dienen zij ook te gebruiken. Paus Johannes Paulus riep ook op tot religieuze vrijheid. Het spreken van Johannes Paulus II legt een ander accent dan de Constitutie ‘Gaudium et Spes’ van het tweede Vaticaans Concilie. Hierin wordt opgeroepen tot liefde voor het vaderland in een geest van openheid voor de hele menselijke familie die de verzameling is van etnieën, volkeren en naties, door en door verbonden met elkaar. De paus veroordeelt weliswaar het toegenomen nationalisme maar hij ondersteunt de ‘naties’ tegen de staten in Centraal- en Oost-Europa. Deze ondersteuning kaderde in zijn strategie tot destabilisering van het communisme en de voormalige Sovjet-Unie. In 1999 wordt tijdens een tweede synode over Europa aanbevolen dat er een herdefiniëring van de ‘natie’ zou komen die toelaat “aan verschillende volkeren te leven in een unieke nationale entiteit, waarbij hun rechten en hun eigen identiteit blijven bewaard”. Er wordt verder beklemtoond dat er gewerkt dient te worden aan de verzoening van de volkeren.

11. Het ijzeren gordijn is vervangen door een gouden gordijn

Ook al vormt de godsdienst een belangrijke factor in de conflicten, zij is niet de voornaamste factor. Het nationalisme is de wortel van alle kwaad. Nationalisme [17] wil zeggen dat een volk een eigen territorium heeft en dat anderstaligen, andersgelovigen worden verplicht de hoofdtaal en de hoofdgodsdienst aan te nemen. Etnische conflicten zijn niet het gevolg van onrechtvaardige nationale grenzen maar wel het gevolg van het feit dat er nationale staten moeten zijn. Zij komen niet voort uit de aanwezigheid van onaangepaste minderheden, maar ontstaan wel uit het feit dat deze minderheden zich moeten aanpassen. Zij hebben niet rechtstreeks te maken met het bestaan van multi-etnische samenlevingen maar zijn wel het gevolg van het idee dat één volk de baas is in één staat.
Na 1989 zijn de ex-communistische landen waar katholieken de meerderheid vormen (Polen, Tsjechië, Slovakije, Hongarije…) vlug aanvaard geworden in de West-Europese context. De orthodoxe landen werden op afstand gehouden en men bekeek er het opkomende nationalisme en fundamentalisme. De Balkanvolkeren vreesden zodoende overgelaten te worden aan de Russische invloed. De Kosovo-interventie werd gezien als katholiek Westers Amerikaans imperialisme. Zo komen de oude breuklijnen weer bovendrijven tussen katholieke en orthodoxe invloedssferen. Het ijzeren gordijn is vervangen door een gouden gordijn. De economische factor van de Europese Economische gemeenschap speelt een grote rol. Misschien verdeelt momenteel veeleer een economische scheiding het Oosten en het Westen van Europa, meer dan een politieke ideologische breuk dat zou doen. Hier bovenop versterken de politieke problemen met name de nationalistische oorlogen en de godsdiensten als dragers van culturele identiteit deze economische breuklijn. Zo is er een nieuwe ingewikkelde breuklijn ontstaan tussen Oost en West, tussen de Russische invloed en de Amerikaanse invloed.

12. Dialoog tussen de orthodoxe kerken en Rome: kansen en uitdagingen

Voor de orthodoxe kerken betekent ‘katholiciteit’: conciliaire samenhang, synodale samenhang (vooral na 1204). Deze katholiciteit wil een alternatief zijn voor het eenduidige denken dat door het Westen en de Verenigde Staten wordt geïncarneerd. De orthodoxe wereld ziet zichzelf geroepen tot het vormen van een front tegen de nieuwe wereldorde die zich aandiende na de Koude Oorlog. Tegenover Rome zijn er voor de orthodoxen twee struikelstenen die de oecumenische dialoog bemoeilijken: het Vaticaanse centralisme (tegenover de autocephale kerken) en de pauselijke onfeilbaarheid (tegenover de synodale onfeilbaarheid).
In de pauselijke encycliek ‘Ut unum sint’ (1995) spreekt Johannes Paulus II van openheid van de Roomse Kerk naar de orthodoxe wereld toe. Hij stelt verdraagzaamheid en dialoog voor. De paus spreekt ook van de Europese kerk die twee longen heeft: de Westerse en de Oosterse long. Deze positieve elementen nemen niet weg dat een aantal problemen blijven: de kwestie van Rome als 5de patriarchaat en de positie van de nationale kerken tegenover het universalisme van Rome.
Ook Rome is niet op één dag gebouwd. Naar de toekomst toe is er de hoop dat beide Kerken, de Roomse en de Orthodoxe, meer en meer naar elkaar toegroeien. De positieve kracht van het evangelie mag het halen op het oneigenlijk gebruik ervan midden een conflictueus Europa.

(0) Wij spreken hier van Bosjnakken en niet van Bosniërs om het onderscheid te maken met de Kroatische (katholieke) en Servische (orthodoxe) burgers van Bosnië. Cfr. R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, p.14.
(1) In de 12e eeuw stichtten de Bosnische vorsten een soort Bosnische staatskerk om hun rijk te beveiligen tegen het katholieke Kroatië en Hongarije en het orthodoxe Servië. Zij beriepen zich op de christelijke manicheïstische leer van de Bulgaarse pope Bogomil die zich had afgescheurd van het Byzantijnse christendom. Cfr. Ibid., p.41.
(2) Cfr. Orthodoxie et Etat, in O. GILLET, Les Balkans. Religions et Nationalisme, pp.77-80.
(3) In tegenstelling tot de Reformatie gaat de katholieke Kerk niet akkoord met dit principe. Cfr. C. SELIS, Religion et nationalisme: doctrine des Eglises, in Regards et Rencontres 78 (2001) p.14-15.
(4) Ottomaans of Osmaans slaat op de ‘dynastie van Osman’ en ‘het domein van het huis van Osman’ d.w.z. op het Osmaanse rijk, zijn instellingen, zijn ambtenaren, militairen, Kulturträger, enz. De Turk Osman (1280-1324) voerde vanuit Anatolië succesvolle oorlogen tegen de Byzantijnse keizers en tegen andere Turkse feodale vorsten. Hij legde de basis van het Osmaanse wereldrijk dat vanaf de 14e-15e eeuw ook een deel van de Balkan omvatte. Cfr. R. DETREZ, De Balkan. Van burenruzie tot burgeroorlog, p.28-29.
(5) Het Arabisch-turkse ‘Rum’ gaat terug op ‘Romeï’ (Romeinen), zoals de Byzantijnen zichzelf noemden. Constantinopel was immers het ‘Tweede Rome’. ‘Millet’ betekent ‘gemeenschap, volk’. Cfr. Ibid., pp. 24 en 30.
(6) Het bestaan van een Armeense millet had niets te zien met het bestaan van een Armeens volk, maar wel met het feit dat de Armeense kerk een hiërarchie had onafhankelijk van de Byzantijnse. Cfr. ID., De sloop van Joegoslavië, p.16.
(7) Het Servische patriarchaat van Pec (1557-1766) had zijn herstel te danken aan de Osmaanse goodwill ten aanzien van traditionele kerkelijke instellingen en niet aan de opvatting dat een ‘natie’ een eigen kerk moest hebben. Cfr, Ibid., p.16.
(8) Juist dit heffen van belastingen ten voordele van de Sultan zorgde voor spanningen binnen de millet. Zo slaagden de Turken erin om onderdanen door hun eigen kerkelijke leiders te laten uitpersen. Christenen die zich wilden bekeren tot de islam om geen belastingen meer te hoeven betalen, werden geweigerd omdat het Turkse rijk nood had aan inkomsten van niet-islamitische onderdanen. Cfr. M. MAZOWER, De Balkan. Een geschiedenis, p.89.
(9) Deze vrede is relatief. Aan de grens met het Habsburgse rijk is het onrustig gebleven. De Habsburgse ‘Militärgrenze’ fungeerde als bufferzone tussen het Osmaanse en het Habsburgse rijk. Soldaten-boeren, afkomstig uit het Osmaanse rijk stonden in voor de verdediging en genoten hiervoor fiscale voordelen en godsdienstvrijheid, wat vooral voor de orthodoxen belangrijk was. Cfr. ID., De sloop van Joegoslavië, p.47.
(10) Met etnoculturele gemeenschap wordt een groep mensen bedoeld met gemeenschappelijke taal, godsdienst, morele en sociale waarden, waarvan de leden zichzelf min of meer als een gemeenschap beschouwen. Een nationale gemeenschap of een natie is een gepolitiseerde etnoculturele gemeenschap: haar leden voelen zich moreel verantwoordelijk voor het welzijn van de gemeenschap en stellen politieke eisen die gerealiseerd moeten worden binnen een bepaald territorium, nl. de (toekomstige) nationale staat. Cfr. Ibid., pp.17-18.
(11) Cfr. ID., De Balkan. Van burenruzie tot burgeroorlog, p.9.
(12) De Bulgar milleti wordt de voorloper van de Bulgaarse staat.
(13) Cfr. R. DETREZ, Kosovo, de uitgestelde oorlog, pp.18-21.
(14) Historisch gezien is de vroegste Servische staat ontstaan halfweg de 9de eeuw rond de stad Rascia (het huidige Sandzak rond Novi Pazar) in Zuid-Servië. Pas in de tweede helft van de 12e eeuw veroverden de Serven vanuit Rascia Kosovo en Noord-Makedonië op de Byzantijnen. Cfr. ID., Kosovo, de uitgestelde oorlog, p. 17.
(15) In 1989 verzamelden 1 miljoen Serviërs zich op deze plaats en ging de politieke carrière van Milosevic echt van start.
(16) Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog veroordeelde Paus Pius XI op strenge wijze de ideologie van het nationalisme in de encycliek ‘Mit Brennender Sorge’. Hij blijft dit doen gedurende de oorlogsperiode.
(17) “Nationalisme”, definieert Gellner, “is een politiek principe dat stelt dat het politieke en het nationale congruent moeten zijn.” Elke natie, wat in de Europese context betekent: elke gepolitiseerde etnoculturele gemeenschap of etnische natie, moet haar eigen staat hebben. Cfr. R. DETREZ, De sloop van Joegoslavië, p. 20.
Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.