Zondag 4 mei: 3de paaszondag

Zondag 4 mei: 3de paaszondag

Johannes 21, 1-19: De Verrezene verschijnt bij het meer van Tiberias en spreekt Petrus aan.

Aan de andere oever…                   

De tijd na Pasen wordt gekenmerkt door blije verwondering. Men noemt het daarom wel eens de ‘witte vreugdetijd’, gevuld met allelulia’s en feestelijke liederen. Wanneer we in deze dagen als gelovige mensen samenkomen, dan staat de brandende paaskaars, versierd met witte bloemen, in ons midden. Het is een teken dat ons herinnert aan Jezus’ nabijheid als Verrezene. Al is Hij na zijn dood opgenomen in de heerlijkheid van de Vader, toch blijft Hij onder de zijnen aanwezig en is Hij, tot op vandaag, de Levende, dezelfde Heer die de leerlingen ontmoetten, eerst in Jeruzalem en nu aan de oever van het meer van Tiberias.

 

Toch roept de ontmoeting aan meer van Tiberias een aantal vragen op. Hoe kan het dat vissers volle netten ophalen, wanneer ze de hele nacht tevergeefs probeerden? Hoe komt het dat de leerlingen Jezus eerst niet herkennen en achteraf Hem niet durven vragen wie Hij is? De christengemeenschappen aan het einde van de eerste eeuw kijken eveneens van op afstand naar de tijd die volgt op de verrijzenis. Hun geloof in Jezus botst op vragen. Met Pasen is een geheel nieuwe werkelijkheid doorbroken en toch hebben zij er moeite mee om dit te verbinden met wat eraan voorafgaat. Is de gekruisigde Jezus van Nazaret  inderdaad de levende Heer rond wie zij samenkomen? Is het getuigenis van de leerlingen over dit prille begin betrouwbaar? Tegen deze achtergrond schrijft Johannes zijn paasverhaal.

 

Het verhaal van vandaag doet ons denken aan dat van de wonderbare visvangst, waarbij Simon Petrus, Jakobus door Jezus worden geroepen om hun netten achter te laten en Hem te volgen. De gelijkenis is opvallend, doch volgens de evangelist gebeurt het belangrijkste nu niet op het meer, wel aan de oever op het strand. Dààr ontmoet Jezus opnieuw zeven van zijn leerlingen. Dààr houdt Hij maaltijd met hen en heeft Hij een indringend gesprek met Petrus. Voor Johannes zijn dit de drie wegen, waarlangs de Verrezen zich laat kennen. Dit is zijn persoonlijke ervaring. Dit is de paaservaring van de leerlingen. Dit is de gelovige ervaring van vele generaties christenen.

 

Misschien ben jij één van deze mensen en behoort de oever van het meer van Tiberias af en toe tot jouw geloofservaring. Misschien zijn deze momenten bij jou uitgegroeid tot een teder licht, dat je met je meedraagt. Maar wellicht staan wij allen het dichtst bij Petrus, terughoudend, blij omdat God en Jezus ter harte gaan, één en al vraag om meer vertrouwen.

 

Padre Nikolaas Devynck o.s.b., ere-aalmoezenier

monnik van Sint-Andriesabdij-Zevenkerken

 

Johannes 21, 1-19:

1In die tijd verscheen Jezus andermaal aan de leerlingen bij het meer van Tiberias. De verschijning verliep als volgt: 2Er waren bijeen Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn leerlingen. 3Simon Petrus zei tot hen: “Ik ga vissen.” Zij antwoordden: “Dan gaan wij mee.” Zij gingen dus op weg en klommen in de boot, maar ze vingen die nacht niets.

4Toen het reeds morgen begon te worden, stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. 5Jezus sprak hen aan: “Vrienden, hebben jullie soms wat vis?” “Neen,” zeiden ze. 6Toen beval Hij hun: “Werpt het net uit, rechts van de boot, daar zult ge iets vangen.” Nadat ze dit gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen. 7Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: “Het is de Heer!” Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was, trok hij zijn bovenkleed aan – want hij droeg slechts een onderkleed – en sprong in het meer. 8De andere leerlingen kwamen met de boot, want zij waren niet ver van de kust, slechts ongeveer tweehonderd el, en sleepten het net met de vissen achter zich aan.

9Toen zij aan land waren gestapt, zagen zij dat er een houtskoolvuur was aangelegd met vis erop en brood. 10Jezus sprak tot hen: “Haalt wat van de vis die gij juist gevangen hebt.” 11Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks, en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet. 12Jezus zei hun: “Komt ontbijten.” Wetend dat het de Heer was, durfde geen van de leerlingen Hem vragen: “Wie zijt Gij?” 13Jezus trad dichterbij, nam het brood, en gaf het hun, en zo ook de vis. 14Dit was nu de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen sinds Hij uit de doden was opgestaan.

15Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus: “Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?” Hij antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.” Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren.” 16Nog een tweede maal zei Hij tot hem: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?” Hij antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.” Jezus hernam: “Hoed mijn schapen.” 17Voor de derde maal vroeg Hij: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?” Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: Hebt ge Mij lief? en hij zei Hem: “Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin.” Daarop zei Jezus hem: “Weid mijn schapen. 18Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Toen ge jong waart, deedt ge zelf uw gordel om en ging waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt, zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt.” 19Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor Hij God zou verheerlijken. En na deze woorden zei Hij hem: “Volg Mij.”

New Revised Standard Version Updated Edition (NRSVUE)

“Copyright © 2021 National Council of Churches of Christ in the United States of America. Used by permission. All rights reserved worldwide.”

Copyright afbeelding: Parochie Sint-Odulphus van Brabant

 

 

 

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.