19 sep Zondag 22 september 2024: 25ste zondag door het jaar B
Jezus ondervroeg hen…
Marcus 9, 30-37
De drang om de eerste en de grootste te zijn zit wel degelijk in elke mens, maar dit wordt versterkt door een algemeen verspreide mentaliteit die zegt dat het zo moet en die vele middelen daartoe goed praat. Leven en samenwerken krijgen vaak het uitzicht van een strijd om de macht. Denken we maar aan de grote wereldpolitiek, de soms bikkelharde concurrentie in de bedrijfssector, de veeleisende competitie in de sport. Wie het slachtoffer wordt van zijn eigen heerszucht, houdt geen rekening meer met anderen, voelt zich vlug tekort gedaan en kent alleen zijn eigen rechten.
Het gekrakeel over hun onderlinge rangorde is voor de leerlingen zo diepmenselijk, dat wij ons erin herkennen en ons gerust bij de twaalf kunnen aansluiten. Zij van hun kant lijken wél verveeld. Zij voelen zich een beetje betrapt en hun stilzwijgen is nogal veelzeggend. Waren ze beschaamd? Beseften ze ineens wat ze aan het doen waren? Ze hadden met elkaar getwist over de vraag wie onder hen de grootste was. Wanneer de toekomst en het komend koninkrijk ter sprake kwamen, dan dook hun onderlinge rivaliteit op. Ze waren zo verschillend: de ene had al wat meer mogelijkheden dan de ander, de ene genoot meer Jezus’ voorkeur dan de ander. Zou dit alles verrekend worden? Wat stond hen te wachten? Jezus’ antwoord ontkent niet dat er onder mensen een zekere rangorde bestaat, wel reageert Hij tegen de eerzucht die Hij vaststelt bij zijn leerlingen. Wat iemand groot of klein maakt, is niet op de eerste plaats zijn hoeveelheid intelligentie, zijn talenten of zijn handigheid, evenmin de macht en de rijkdom die hij bezit, doch zijn gegevenheid aan de anderen en aan God. “Wie de eerste wil zijn… moet de dienaar van allen wezen” (v.35). Dit heeft Hijzelf voorgeleefd, op vele wijzen. In welke situatie Hij ook terechtkwam, wie Hij ook ontmoette, zijn bekommernis ging steeds naar de andere en niet naar Zichzelf.
Om zijn woorden kracht bij te zetten, plaatst Jezus een kind in hun midden. Opvallend is dat Jezus zich identificeert met dit kind. Het is een trek in heel zijn leven dat Hij de zijde kiest van wie zwak en klein zijn. Hij is de stem van de stemlozen en komt op voor de rechten van wie er geen heeft. Verloren mensen zoekt Hij op en reikt de hand aan wie angstvallig worden gemeden. Door te verwijzen naar het kind, vertrouwt Jezus zijn leerlingen toe aan kleine mensen.
Nikolaas Devynck o.s.b. monnik van de Sint-Andriesabdij-Zevenkerken, gewezen padre bij Defensie
Marcus 9, 30-37
30Na de gedaanteverandering op de berg gingen Jezus en zijn leerlingen daar weg en trokken Galilea door; maar Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam, 31want Hij was bezig zijn leerlingen te onderrichten. Hij zei hun: “De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen en ze zullen Hem doden; maar drie dagen na zijn dood zal Hij weer opstaan.” 32Zij begrepen die woorden wel niet maar schrokken ervoor terug Hem te ondervragen.
33Zij kwamen in Kafarnaüm en, eenmaal thuis, ondervroeg Hij hen: “Waar hebt ge onderweg over getwist?” 34Maar zij zwegen, want zij hadden onderweg een woordenwisseling gehad over de vraag wie de grootste was. 35Toen zette Hij zich neer, riep de twaalf bij zich en zei tot hen: “Als iemand de eerste wil zijn, moet hij de laatste van allen en de dienaar van allen zijn.” 36Hij nam een kind en zette het in hun midden; Hij omarmde het en sprak tot hen: 37“Wie een kind als dit opneemt in mijn Naam neemt Mij op; en wie Mij opneemt neemt niet Mij op, maar Hem die Mij gezonden heeft.”
New Revised Standard Version Updated Edition (NRSVUE)
“Copyright © 2021 National Council of Churches of Christ in the United States of America. Used by permission. All rights reserved worldwide.”
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.